Mattheüs 26: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Matth. 26:31 == Mt 26:31 Toen zei Jezus tot hen: U zult allen over Mij ten val komen in deze nacht; want er staat geschreven: ‘Ik z...')
 
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 15: Regel 15:
''Lu 22:31 Simon, Simon, zie, de satan heeft dringend verlangd u allen te mogen ziften als de tarwe; Lu 22:32 Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden; en jij, als je eens bekeerd bent, versterk je broeders. (TELOS)''
''Lu 22:31 Simon, Simon, zie, de satan heeft dringend verlangd u allen te mogen ziften als de tarwe; Lu 22:32 Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden; en jij, als je eens bekeerd bent, versterk je broeders. (TELOS)''


Wanneer zij zouden zien dat hun Meester verraden werd door een uit hen en de hoofdmannen Hem bonden en wegleidden als een kwaaddoener, wil onze Heere zeggen, dat zij met zo’n schrik en vreze zullen aangedaan worden, dat elk van hen Hem zou verlaten en weglopen, om voor eigen veiligheid te zorgen, ja, dat zij zich aan dat onverwacht voorval zodanig zouden ergeren, dat zij bij zichzelf in twijfel zouden geraken of Hij de Messias was, zoals de twee discipelen, die naar Emmaüs gingen, te kennen schijnen te geven ("''Wij echter hoopten dat Hij Degene was die Israel zou verlossen; maar al met al is het nu al de derde dag sinds dit is gebeurd.''" - ''Luc 24:21''); en dat hun geloof in Hem zou gewankeld hebben, als Hij niet voor hen had gebeden, zoals Hij voor Petrus gedaan had. Want de leerlingen dachten tot nog toe aan niets anders dan aan een aards koninkrijk, dat zij nu meenden dat in korte tijd opgericht zou worden; maar toen de zaken zo’n keer namen, kon dat niet anders dan grote verbijstering in hen teweeg brengen. En dit zou het geval zijn, niet alleen bij een of twee van hen, maar bij allen.<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Matth. 26:31 is deels, onder wijziging, verwerkt.</ref>
De val kan bestaan in het weglopen en de teleurstelling, de twijfel over Jezus' messiasschap, misschien zelfs schaamte. Wanneer zij zouden zien dat hun Meester verraden werd door een uit hen en de hoofdmannen Hem bonden en wegleidden als een kwaaddoener, wil onze Heer zeggen, dat zij met zo’n schrik en vreze zullen aangedaan worden, dat elk van hen Hem zou verlaten en weglopen, om voor eigen veiligheid te zorgen, ja, dat zij zich aan dat onverwacht voorval zodanig zouden ergeren, dat zij bij zichzelf in twijfel zouden geraken of Hij de Messias was, zoals de twee discipelen, die naar Emmaüs gingen, te kennen schijnen te geven ("''Wij echter hoopten dat Hij Degene was die Israel zou verlossen; maar al met al is het nu al de derde dag sinds dit is gebeurd.''" - ''Luc 24:21''); en dat hun geloof in Hem zou gewankeld hebben, als Hij niet voor hen had gebeden, zoals Hij voor Petrus gedaan had. Want de leerlingen dachten tot nog toe aan niets anders dan aan een aards koninkrijk, dat zij nu meenden dat in korte tijd opgericht zou worden; maar toen de zaken zo’n keer namen, kon dat niet anders dan grote verbijstering in hen teweeg brengen. En dit zou het geval zijn, niet alleen bij een of twee van hen, maar bij allen.<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Matth. 26:31 is deels, onder wijziging, verwerkt.</ref> [[Thomas]] geloofde pas aan de opstanding van zijn Heer toen hij de Heer zelf zag en aanraakte. Toen stond de 'ongelovige Thomas' na zijn val zelf weer op:

''Joh 20:28 Thomas antwoordde en zei tot Hem: Mijn Heer en mijn God! (TELOS)''


== Voetnoot ==
== Voetnoot ==

Versie van 4 okt 2018 08:09

Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Mattheüs 26:


Mattheüs 26 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Matth. 26:31

Mt 26:31  Toen zei Jezus tot hen: U zult allen over Mij ten val komen in deze nacht; want er staat geschreven: ‘Ik zal de herder slaan en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden’. (TELOS)

U zult allen over Mij ten val komen. Hun val houdt verband met hun verstrooiing.

Mr 14:27 En Jezus zei tot hen: Allen zult u ten val komen, want er staat geschreven: ‘Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden’. (TELOS)

De leerlingen verlieten Hem toen hij werd gearresteerd. En ze werden verstrooid 'ieder naar het zijne'.

Mt 26:56 Dit alles is echter gebeurd opdat de Schriften van de profeten vervuld worden. Toen verlieten alle discipelen Hem en vluchtten. (TELOS)

Joh 16:32 Zie, er komt een uur en het is gekomen, dat u verstrooid zult worden, ieder naar het zijne, en u Mij alleen zult laten; en toch ben Ik niet alleen, omdat de Vader met Mij is. (TELOS)

Lu 22:31 Simon, Simon, zie, de satan heeft dringend verlangd u allen te mogen ziften als de tarwe; Lu 22:32 Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden; en jij, als je eens bekeerd bent, versterk je broeders. (TELOS)

De val kan bestaan in het weglopen en de teleurstelling, de twijfel over Jezus' messiasschap, misschien zelfs schaamte. Wanneer zij zouden zien dat hun Meester verraden werd door een uit hen en de hoofdmannen Hem bonden en wegleidden als een kwaaddoener, wil onze Heer zeggen, dat zij met zo’n schrik en vreze zullen aangedaan worden, dat elk van hen Hem zou verlaten en weglopen, om voor eigen veiligheid te zorgen, ja, dat zij zich aan dat onverwacht voorval zodanig zouden ergeren, dat zij bij zichzelf in twijfel zouden geraken of Hij de Messias was, zoals de twee discipelen, die naar Emmaüs gingen, te kennen schijnen te geven ("Wij echter hoopten dat Hij Degene was die Israel zou verlossen; maar al met al is het nu al de derde dag sinds dit is gebeurd." - Luc 24:21); en dat hun geloof in Hem zou gewankeld hebben, als Hij niet voor hen had gebeden, zoals Hij voor Petrus gedaan had. Want de leerlingen dachten tot nog toe aan niets anders dan aan een aards koninkrijk, dat zij nu meenden dat in korte tijd opgericht zou worden; maar toen de zaken zo’n keer namen, kon dat niet anders dan grote verbijstering in hen teweeg brengen. En dit zou het geval zijn, niet alleen bij een of twee van hen, maar bij allen.[1] Thomas geloofde pas aan de opstanding van zijn Heer toen hij de Heer zelf zag en aanraakte. Toen stond de 'ongelovige Thomas' na zijn val zelf weer op:

Joh 20:28 Thomas antwoordde en zei tot Hem: Mijn Heer en mijn God! (TELOS)

Voetnoot

  1. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Matth. 26:31 is deels, onder wijziging, verwerkt.