Ezechiël 3: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=Ezechiël|Bijbelboekpagina=Ezechiël (boek)|Bijbelboek=Ezechiël|Aantalhoofdstukken=48|Aantalverzen=27}}') |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=Ezechiël|Bijbelboekpagina=Ezechiël (boek)|Bijbelboek=Ezechiël|Aantalhoofdstukken=48|Aantalverzen=27}} |
{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=Ezechiël|Bijbelboekpagina=Ezechiël (boek)|Bijbelboek=Ezechiël|Aantalhoofdstukken=48|Aantalverzen=27}} |
||
== Samenvatting == |
|||
1-3 Ezechiël eet de boekrol. 4-11 God hervat de zendingsopdracht en bereidt Ezechiël voor. |
|||
== 3 == |
|||
<onlyinclude><sup>3</sup> En Hij zei tot mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, en vul uw ingewand met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn mond als honig, vanwege de zoetigheid. </onlyinclude>(CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>) |
|||
'''Als honing.''' Vergelijk: <blockquote>''Opb 10:8 En de stem die ik uit de hemel had gehoord, sprak opnieuw met mij en zei: Ga heen, neem het boek dat geopend is in de hand van de engel die op de zee en de aarde staat. Opb 10:9 En ik ging tot de engel en zei tot hem mij het boekje te geven. En hij zei tot mij: Neem het en eet het op, en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing. Opb 10:10 En ik nam het boekje uit de hand van de engel en at het op; en het was in mijn mond zoet als honing, en toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter. Opb 10:11 En men zei tot mij: U moet opnieuw profeteren over volken en naties en talen en vele koningen.'' (Telos)</blockquote> |
|||
== 4 == |
|||
<onlyinclude><sup>4</sup> En Hij zei tot mij: Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israëls, en spreek tot hen met Mijn woorden. </onlyinclude>(CP) |
|||
Zie 2:3v. |
|||
== 5 == |
|||
<onlyinclude><sup>5</sup> Want gij zijt niet gezonden tot een volk, diep van spraak en zwaar van tong, [maar] tot het huis Israëls; </onlyinclude>(SV) |
|||
De Israëlieten zouden zijn woorden kunnen verstaan en Ezechiël hun antwoorden. |
|||
== 6 == |
|||
<onlyinclude><sup>6</sup> Niet tot vele volken, diep van spraak en zwaar van tong, welker woorden gij niet kunt verstaan; zouden zij niet, zo Ik u tot hen gezonden had, naar u gehoord hebben? </onlyinclude>(SV) |
|||
'''Zouden zij niet ... naar u gehoord hebben?''' De apostel Paulus sprak tot weerspannige Joden in Rome: <blockquote>''Hnd 28:28 Het zij u dan bekend dat deze behoudenis van God tot de volken is gezonden; zij zullen ook horen.'' (Telos)</blockquote> |
|||
== 7 == |
|||
<onlyinclude><sup>7</sup> Maar het huis Israëls wil naar u niet horen, omdat zij naar Mij niet willen horen; want het ganse huis Israëls is stijf van voorhoofd, en hard van hart zijn zij. </onlyinclude>(SV) |
|||
'''Stijf van voorhoofd.''' "Hard van aangezicht" (2:4). |
|||
'''Hard van hart.''' "Stijf van hart" (2:4) |
|||
== 9 == |
|||
<onlyinclude><sup>9</sup> Uw voorhoofd heb Ik gemaakt als een diamant, harder dan een rots; vrees hen niet, en ontzet u niet voor hun aangezichten, omdat zij een weerspannig huis zijn. </onlyinclude>(CP<ref name=":0" />) |
|||
'''Vrees hen niet, en ontzet u niet voor hun aangezichten.''' Zie ook 2:6. |
|||
'''Een weerspannig huis.''' Zie 1:5,6,7,8. |
|||
== 11 == |
|||
<onlyinclude><sup>11</sup> En ga henen, kom tot de weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en spreek tot hen, en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen. </onlyinclude>(SV) |
|||
'''Hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen.''' Zie 2:5, 7. |
|||
== Voetnoot == |
Versie van 30 mei 2023 13:40
Ezechiël 3 is een hoofdstuk van Ezechiël, een geschrift in de Bijbel, en telt 27 verzen.
■ Hoofdstukken van Ezechiël samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 |
■ Verzen van Ezechiël 3 becommentarieerd: · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 9 · 11 |
Samenvatting
1-3 Ezechiël eet de boekrol. 4-11 God hervat de zendingsopdracht en bereidt Ezechiël voor.
3
3 En Hij zei tot mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, en vul uw ingewand met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn mond als honig, vanwege de zoetigheid. (CP[1])
Als honing. Vergelijk:
Opb 10:8 En de stem die ik uit de hemel had gehoord, sprak opnieuw met mij en zei: Ga heen, neem het boek dat geopend is in de hand van de engel die op de zee en de aarde staat. Opb 10:9 En ik ging tot de engel en zei tot hem mij het boekje te geven. En hij zei tot mij: Neem het en eet het op, en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing. Opb 10:10 En ik nam het boekje uit de hand van de engel en at het op; en het was in mijn mond zoet als honing, en toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter. Opb 10:11 En men zei tot mij: U moet opnieuw profeteren over volken en naties en talen en vele koningen. (Telos)
4
4 En Hij zei tot mij: Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israëls, en spreek tot hen met Mijn woorden. (CP)
Zie 2:3v.
5
5 Want gij zijt niet gezonden tot een volk, diep van spraak en zwaar van tong, [maar] tot het huis Israëls; (SV)
De Israëlieten zouden zijn woorden kunnen verstaan en Ezechiël hun antwoorden.
6
6 Niet tot vele volken, diep van spraak en zwaar van tong, welker woorden gij niet kunt verstaan; zouden zij niet, zo Ik u tot hen gezonden had, naar u gehoord hebben? (SV)
Zouden zij niet ... naar u gehoord hebben? De apostel Paulus sprak tot weerspannige Joden in Rome:
Hnd 28:28 Het zij u dan bekend dat deze behoudenis van God tot de volken is gezonden; zij zullen ook horen. (Telos)
7
7 Maar het huis Israëls wil naar u niet horen, omdat zij naar Mij niet willen horen; want het ganse huis Israëls is stijf van voorhoofd, en hard van hart zijn zij. (SV)
Stijf van voorhoofd. "Hard van aangezicht" (2:4).
Hard van hart. "Stijf van hart" (2:4)
9
9 Uw voorhoofd heb Ik gemaakt als een diamant, harder dan een rots; vrees hen niet, en ontzet u niet voor hun aangezichten, omdat zij een weerspannig huis zijn. (CP[1])
Vrees hen niet, en ontzet u niet voor hun aangezichten. Zie ook 2:6.
Een weerspannig huis. Zie 1:5,6,7,8.
11
11 En ga henen, kom tot de weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en spreek tot hen, en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen. (SV)
Hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen. Zie 2:5, 7.