Ezechiël 2

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 30 mei 2023 om 13:20
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Ezechiël 2 is een hoofdstuk van Ezechiël, een geschrift in de Bijbel, en telt 10 verzen.

Hoofdstukken van Ezechiël samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 38
Verzen van Ezechiël 2 becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8

Samenvatting

Zending van Ezechiël. 1-2 De Geest richt Ezechiël op en God begint tot hem te spreken. 3-10 God draagt hem op tot het weerspannige Israël Gods woorden te gaan spreken. Hij reikt hem een boek met klaagliederen, zuchting en weeklacht, dat Ezechiël nu moet eten.

1

1 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, sta op uw voeten, en Ik zal met u spreken. (SV) 

Mensenkind. Of: mensenzoon. Hebr. ben-adam, 'zoon van adam'. Adam = mens. God Zelf heeft het aanzien, de gedaante van een mens (1:26).

2

2 Zo kwam in mij, als Hij tot mij sprak, de Geest, Die mij stelde op mijn voeten; en ik hoorde Dien, Die tot mij sprak. (SV) 

Zo kwam in mij ... de Geest, Die mij stelde op mijn voeten. De Geest was ook in de vier levende wezens en in de wielen (1:20-21).

3

3 En Hij zei tot mij: Mensenkind! Ik zend u tot de kinderen Israëls, tot rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; zij en hun vaders hebben overtreden tegen Mij tot op deze huidige dag. (CP[1])  

Tot rebellerende volken. 'Volken', een meervoud, Hebr. goyiem. Waarschijnlijk, gelet op het zinsverband, worden niet de volken van de aarde bedoeld, maar stammen van Israël, die zich in hun afgoderij en overtredingen als heidenvolken gedroegen[2].

5

5 En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want zij zijn een weerspannig huis), zo zullen zij weten, dat een profeet in het midden van hen geweest is. (CP[1])

Zij zijn een weerspannig huis. Zie ook vs. 6, 7, 8.

6

6 En u, mensenkind! vrees niet voor hen, en vrees niet voor hun woorden, hoewel wederwilligen en doornen bij u zijn, en u bij schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet, en ontzet u niet voor hun aangezicht, want zij zijn een weerspannig huis. (CP[1]) 

Zij zijn een weerspannig huis. Zie ook vs. 5, 7, 8

7

7 Maar u zult Mijn woorden tot hen spreken, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen; want zij zijn weerspannig. (CP[1])

Zij zijn weerspannig. Zie ook vs. 5,6, 8.

8

8 Doch u, mensenkind, hoor hetgeen Ik tot u spreek; wees u niet weerspannig, gelijk dat weerspannig huis; open uw mond, en eet, wat Ik u geef. (CP) 

Gelijk dat weerspannig huis. Zie ook vs. 5,6,7.

9  Toen zag ik, en ziet, er was een hand tot mij uitgestoken; en ziet, daarin was de rol eens boeks.

10  En Hij spreidde die voor mijn aangezicht uit; en zij was beschreven voor en achter; en daarin waren geschreven klaagliederen, en zuchting, en wee.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. John Gill's Expositor.