Ezechiël 4

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 9 jun 2023 om 12:01 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=Ezechiël|Bijbelboekpagina=Ezechiël (boek)|Bijbelboek=Ezechiël|Aantalhoofdstukken=48|Aantalverzen=17}} == 2 == <onlyinclude><sup>2</sup> En maak een belegering tegen haar, en bouw tegen haar sterkten, en werp tegen haar een wal op, en stel legers tegen haar, en zet tegen haar stormrammen rondom. </onlyinclude>(SV) Op de tichelsteen moest voorts de belegering van Jeruzalem worden getekend. == 3 == <onlyinclude...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Ezechiël 4 is een hoofdstuk van Ezechiël, een geschrift in de Bijbel, en telt 17 verzen.

Hoofdstukken van Ezechiël samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 38
Verzen van Ezechiël 4 becommentarieerd: · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 8 · 9


2

2 En maak een belegering tegen haar, en bouw tegen haar sterkten, en werp tegen haar een wal op, en stel legers tegen haar, en zet tegen haar stormrammen rondom. (SV) 

Op de tichelsteen moest voorts de belegering van Jeruzalem worden getekend.

3

3 Verder, neem u zich een ijzeren bakplaat, en stel ze tot een ijzeren muur tussen u en tussen die stad; en richt uw aangezicht tegen haar, dat zij in belegering kome, en u zult ze belegeren. Dit zij het huis van Israël een teken. (CP[1])

De bakplaat symboliseert de grimmige scheiding tussen God en het volk, de stad waarover Hij zich niet ontfermen zal.

4

4 Lig gij ook neder op uw linkerzijde, en leg daarop de ongerechtigheid van het huis Israëls, [naar] het getal der dagen, dat gij daarop zult liggen, zult gij hun ongerechtigheid dragen. (SV) 

Alsof Ezechiël een zondoffer is, een offerdier dat op de slachtbank of het altaar wordt neergelegd. Vergelijk de neerlegging van Izak op het altaar.

Ge 22:9  En zij kwamen ter plaatse, die hem God gezegd had; en Abraham bouwde aldaar een altaar, en hij schikte het hout, en bond zijn zoon Izak, en leide hem op het altaar boven op het hout. (SV)

Izak werd gebonden, Ezechiël ook: zie vs. 8. Er is een voorstelling van een strafgericht op de tichelsteen en een voorstelling van een plaatsvervangend zoenoffer door het neerliggen van Ezechiël.

5

5 Want Ik heb u gegeven de jaren hunner ongerechtigheid, naar het getal der dagen, driehonderd en negentig dagen, dat gij de ongerechtigheid van het huis Israëls dragen zult. (SV) 

Driehonderd en negentig dagen. Daar komen nog 50 bij (vs. 6).

Het huis Israëls. Gezien vs. 6 moeten we denken aan het Noorderrijk, de tien stammen van Israël.

6

6 Als gij nu deze voleinden zult, lig ten anderen male neder op uw rechterzijde, en gij zult de ongerechtigheid van het huis van Juda dragen veertig dagen; Ik heb u gegeven elken dag voor elk jaar. (SV) 

Het huis van Juda. De overige twee stammen van Israël.

Veertig dagen. 390 (vs. 5) + 40 = 430 jaar. Dit is het aantal jaren dat Israël in Egypte heeft gewoond.

Ex 12:40  De [tijd] nu der woning, dien de kinderen Israëls in Egypte gewoond hebben, is vierhonderd jaren en dertig jaren. (SV)

8

8 En ziet, Ik zal dikke touwen aan u leggen, opdat u zich niet omkeert van uw [ene] zijde tot uw [andere] zijde, totdat u de dagen van uw belegering voleindigd hebt. (CP[1]) 

Uw belegering. Het is alsof Ezechiël, die neerligt, belegert. God oefent het strafgericht uit, Hij belegert de stad Jeruzalem, door de troepen van Nebukadnezar, en draagt tevens, door Jezus Christus, de zonden van Israël.

9

9 En neem u tarwe, en gerst, en bonen, en linzen, en gierst, en spelt; en doe die in een vat, en maak die u tot brood; [naar] het getal der dagen, die u op uw zijde neerliggen zult, driehonderd en negentig dagen, zult u dat eten. (CP[1])

Gierst. Statenvertaling: 'heerse'. Alleen in dit vers van de Bijbel wordt 'gierst' genoemd.


Voetnoot

  1. 1,0 1,1 1,2 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.