Ezechiël 11

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Ezechiel 11)

Ezechiël 11 is een hoofdstuk van Ezechiël, een geschrift in de Bijbel, en telt 25 verzen.

Hoofdstukken van Ezechiël samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41
Verzen van Ezechiël 11 becommentarieerd: · 1 · 3 · 5 · 7 · 10 · 13 · 22 · 24

Samenvatting

1-12 Profetie tegen 25 mannen, volksleiders, die kwaad bedenken en doen, die Gods rechten niet doen, maar doen naar de rechten van de omringende heidenvolken. 13-21 Ezechiël vraagt geschrokken of God het overblijfsel van Israël geheel zal verdelgen. God belooft echter dat Hij de verstrooiden naar Israël zal terugbrengen en hen geestelijk zal vernieuwen. 22-25 De heerlijkheid van God gaat uit de stad naar de Olijfberg. Dan voert de Geest hem naar de weggevoerden in Chaldea, waar het gezicht van hem opvaart. Ezechiël verhaalt de weggevoerden wat hij gehoord en gezien heeft.

1

1 Toen hief mij [de] Geest op, en bracht mij tot de Oostpoort van het huis des HEEREN, die ziet oostwaarts; en ziet, aan de deur der poort waren vijf en twintig mannen, en in het midden van hen zag ik Jaäzanja, de zoon van Azzur, en Pelatja, de zoon van Benaja, vorsten van het  volk. (CP[1]) 

[De] Geest. Of: "een geest", "een Geest". Zie ook vs. 5, 24. Indien "een Geest", was dit een van de zeven Geesten van God?

Pelatja, de zoon van Benaja. Zie vs. 13.

3

3 Die zeggen: In de nabije tijd geen huizen bouwen; deze [stad] is de pot, en wij het vlees. (CP[1])  

Deze [stad] is de pot, en wij het vlees. Jeruzalem is als een pot, een veilige bergplaats voor het vlees, dat wij zijn. God zal in de volgende verzen deze vermeende geborgenheid tegenspreken.

5

5 Zo viel dan [de] Geest van Jahweh op mij, en Hij zei tot mij: Zeg: Zo zegt Jahweh: Zo zegt ulieden, o huis Israëls! want Ik weet elkeen der dingen die in uw geest opkomen. (CP[1])  

Geest ... geest. Beide hebben in het Hebreeuws 'roeach'.

Zo viel [de] Geest van Jahweh op mij. Zie vs. 1. Vs. 24: "[de] Geest Gods".

7

7 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Uw verslagenen, die gij in het midden derzelve nedergelegd hebt, die zijn dat vlees, en deze [stad] is de pot; maar ulieden zal Ik uit het midden derzelve doen uitgaan. (SV) 

Zie vs. 11. Ze zullen hun veilige bewaarplaats, de ommuurde stad Jeruzalem, moeten verlaten.

10

10 U zult door het zwaard vallen; op de grens van Israëls zal Ik u richten, en u zult weten dat Ik Jahweh ben. (CP[1]) 

Op de grens. Of: aan de grens.

13

13 Het geschiedde nu als ik profeteerde, dat Pelatja, de zoon van Benaja, stierf. Toen viel ik neer op mijn aangezicht, en riep met luider stem; en zei: Ach, Heer Jahweh! zult U geheel een voleinding maken met het overblijfsel van Israël? (CP[1]) 

Pelatja, de zoon van Benaja. Zie vs. 1

Eze 9:8  Het geschiedde nu, als zij hen geslagen hadden, en ik overgebleven was, dat ik op mijn aangezicht viel, en riep, en zeide: Ach, Heere HEERE, zult Gij al het overblijfsel van Israël verderven, met Uw grimmigheid uit te gieten over Jeruzalem? (SV)

Zult U geheel een voleinding maken met het overblijfsel van Israël?

Eze 6:8  Ik zal dan nog een overblijfsel laten, als gij [enigen] zult hebben, die het zwaard ontkomen onder de heidenen, wanneer gij in de landen zult verstrooid worden. (SV)

22

22 Toen hieven de cherubs hun vleugelen op, en de raderen tegenover hen; en de heerlijkheid des Gods van Israël was over hen van boven. (SV) 

Vergelijk:

Eze 10:19  En de cherubs hieven hun vleugelen op, en verhieven zich van de aarde omhoog voor mijn ogen, als zij uitgingen; en de raderen waren tegenover hen; en elkeen stond aan de deur der Oostpoort van het huis des HEEREN; en de heerlijkheid des Gods Israëls was van boven over hen. (SV)

24

24 Daarna nam [de] Geest mij op, en bracht mij naar Chaldea, naar de gevankelijk weggevoerden, in [een] gezicht, in [de] Geest Gods; en van mij voer het gezicht op dat ik gezien had. (SV) 

[De] Geest. Of "een geest" (Canisius-vertaling).

[De] Geest Gods. Vs. 5: "[de] Geest van Jahweh".

En van mij voer het gezicht op dat ik gezien had. De goddelijke troonwagen keert terug naar de hemel. De gebeurtenissen - Gods heerlijkheid op de Olijfberg (vs. 23) en het weggaan hemelwaarts - doen denken aan Jezus, die op de Olijfberg verscheidde van zijn leerlingen en van hen opvoer ten hemel.

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.