Evangelie naar Lukas/Hoofdstuk 20

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Evangelie naar Lukas:


Hoofdstuk 20 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

Vraag over het gezag van Jezus (1-8). De gelijkenis van de onrechtvaardige wijngaardpachters (9-19). Gesloten strikvraag over de keizerlijke belasting (20-26). Vraag van sadduceeën over de opstanding (27-40). Vraag van de Heer aan de sadduceeën over de zoon van David die tevens zijn Heer is (41-44). Jezus waarschuwt zijn discipelen tegen de schriftgeleerden (45-47).

Luk. 20:1

Lu 20:1  En het gebeurde op een van de dagen toen Hij het volk in de tempel leerde en het evangelie verkondigde, dat de overpriesters en de schriftgeleerden met de oudsten daarbij kwamen staan (Telos)

Toen hij het volk in de tempel leerde en het evangelie verkondigde. De dreiging die in de lucht hing (19:49) weerhielden hem er niet van om door te gaan met het uitvoeren van zijn opdracht.

Luk. 20:9

Lu 20:9  Hij nu begon tot het volk deze gelijkenis te spreken: Iemand plantte een wijngaard en verhuurde hem aan landlieden en ging voor geruime tijd buitenslands. (Telos)

Iemand plantte. Die iemand is God. Reeds in Eden deed hij een planting.

Ge 2:8  Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en Hij stelde aldaar den mens, dien Hij geformeerd had. (SV)

Wijngaard. Is een zinnebeeld van Israël.

Luk. 20:16

Lu 20:16  Hij zal komen en deze landlieden ombrengen en de wijngaard aan anderen geven. Toen zij nu dit hoorden, zeiden zij: Dat nooit! (Telos)

Zij. Wie zijn deze? Mogelijk: 1. het volk, tot wie deze gelijkenis sprak (vers 9); 2. de Schriftgeleerden en de overpriesters die daarbij stonden (vers 1); 3. het volk, of een deel van het volk, met de Schriftgeleerden en de overpriesters. Antwoord is het meest waarschijnlijk, omdat de Heer in het volgende vers een 17 vraag stelt die Schriftkennis bij de toehoorders onderstelt, een kennis die men bij de Schriftgeleerden en overpriesters aanwezig mocht achten.

Luk. 20:34

Lu 20:34  En Jezus zei tot hen: De zonen van deze eeuw trouwen en worden uitgehuwelijkt. (Telos)

Zonen. De mensenkinderen, vrouwen inbegrepen.

Deze eeuw. Ten opzichte van de mensen is dit de tijd van 'de eerste dingen'.

Opb 21:4  En Hij zal elke traan van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschrei, noch pijn zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. (Telos)