Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Evangelie naar Lukas:


Hoofdstuk 2 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Luk. 2:9

Lu 2:9  En zie, een engel van de Heer stond bij hen en de heerlijkheid van de Heer omscheen hen, en zij werden buitengewoon bang. (Telos)

De heerlijkheid van de Heer. De engel had niet zijn 'eigen' heerlijkheid, maar die van de Heer. Ook de gelovigen van Christus zullen met Zijn heerlijkheid bekleed worden. Vergelijk het hemelse Jeruzalem:

Opb 21:10  En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, die uit de hemel neerdaalde van God  Opb 21:11  en de heerlijkheid van God had. Haar lichtglans was aan zeer kostbaar gesteente gelijk, als een kristalheldere jaspissteen. (Telos)

Luk. 2:10

Lu 2:10  En de engel zei tot hen: Weest niet bang, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor het hele volk zal zijn; (Telos)

Weest niet bang. Opbeurend woord!

Ik verkondig u grote blijdschap. De geboorte van de Verlosser moet ook voor de engelen reden tot blijdschap zijn. Zij verblijden zich over een zondaar die zich bekeert.

Luk. 2:11

Lu 2:11  want u is heden een Heiland geboren, die Christus de Heer is, in de stad van David. (Telos)

Die Christus de Heer is. Hij is Zaligmaker èn Heer.

In de stad van David. Daar moest Jezus geboren worden, in de stad van zijn vader David. Hij was een zoon van David en de geboorteplaats onderstreept dat nog eens. Lukas schrijft dat Jozef opging 'naar de stad van David die Bethlehem heet" (Luk. 2:4). Zacharias, de vader van Johannes de Doper, had geprofeteerd dat de God van Israël "een hoorn van behoudenis voor ons heeft opgericht in het huis van zijn knecht David" (Luk. 1:69).

Luc. 2:15

Lu 2:15  En het gebeurde, toen de engelen van hen waren weggegaan naar de hemel, dat de herders tot elkaar spraken: Laten wij toch naar Bethlehem gaan en deze zaak zien die er is gebeurd, die de Heer ons heeft bekend gemaakt. (TElos)

Naar Bethlehem gaan. Want dat is 'de stad van David', door de engel genoemd (2:11).

Luc. 2:16

Lu 2:16  En zij kwamen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kindje, liggend in de kribbe. (Telos)

Haastig. De emotie van vrees (vers 10) had plaatsgemaakt voor die van opwinding, die zich uitte in een haastig gaan.

Maria en Jozef. Niet andersom genoemd. In dit evangelie staat Maria op de voorgrond. Het geslachtsregister van Jezus, dat verderop wordt geschreven, is dat via Maria.

Luc. 2:17

Lu 2:21  En toen acht dagen waren vervuld om Hem te besnijden, ontving Hij de naam Jezus, die door de engel was genoemd voordat Hij in de moederschoot was ontvangen. (Telos)

Toen acht dagen waren vervuld om Hem te besnijden, ontving Hij de naam Jezus. Het was de gewoonte om de baby een naam te geven op de dag van de besnijdenis. Dat was ook bij Johannes de Doper gebeurd.

Lu 1:59  En het gebeurde op de achtste dag dat zij kwamen om het kindje te besnijden; en zij noemden het naar de naam van zijn vader Zacharia. (Telos)

De naam Jezus, die door de engel was genoemd. Door de engel Gabriël:

Lu 1:31  en zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven. (Telos)

Die naam was ook aan Jozef, de man van Maria, bekendgemaakt:

Mt 1:21  Zij nu zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal zijn volk behouden van hun zonden.  (...) Mt 1:25  En hij had geen gemeenschap met haar, totdat zij een Zoon gebaard had; en hij gaf Hem de naam Jezus. (Telos)