Filippenzen 4

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Filippenzen 4:


Filippenzen 4 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Filip. 4:1

Flp 4:1  Daarom, mijn geliefde broeders, naar wie ik ook verlang, mijn blijdschap en kroon, staat zo vast in de Heer, geliefden! (Telos)

Mijn blijdschap. Vergelijk:

1Th 2:19 Want wat is onze hoop of blijdschap of kroon van de roem? Bent u niet juist tegenover onze Heer Jezus bij zijn komst? 1Th 2:20 U bent immers onze heerlijkheid en blijdschap. (TELOS)

1Th 3:9 Want welke dank kunnen wij God voor u vergelden, wegens al de blijdschap, waarmee wij ons om u verblijden voor onze God? (Telos)

En kroon. Deze kroon verwacht Paulus om zijn evangeliearbeid te ontvangen van de Heer bij Dienst komst. Paulus spreekt elders van 'kroon van de roem'.

Flp 2:16 terwijl u het woord van het leven vertoont, mij tot roem tegen de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs gelopen of tevergeefs gearbeid heb. (TELOS)

1Th 2:19 Want wat is onze hoop of blijdschap of kroon van de roem? Bent u niet juist tegenover onze Heer Jezus bij zijn komst? 1Th 2:20 U bent immers onze heerlijkheid en blijdschap. (TELOS)

2Co 1:14 zoals u ook ten dele ons hebt erkend dat wij uw roem zijn, evenals u ook de onze bent op de dag van onze Heer Jezus. (TELOS)

Zie Kroon voor het hoofdartikel.

Staat zo vast in de Heer.

Flp 1:27 Alleen, wandelt waardig het evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik uw omstandigheden hoor, dat u vast staat in één geest, terwijl u één van ziel meestrijdt met het geloof van het evangelie (TELOS)

1Th 3:8 want nu leven wij, als u vaststaat in de Heer. (TELOS)

Filip. 4:2

Flp 4:2 Euódia vermaan ik en Syntyché vermaan ik eensgezind te zijn in de Heer. (Telos)

Euódia ... en Syntyché. Deze zusters wordt alleen hier in het Nieuwe Testament genoemd. Uit vers 3 blijkt ook dat de beide genoemde zusters met Paulus en anderen in de verbreiding van het evangelie hebben gearbeid. Zie Euodia en Syntyché voor de hoofdartikelen.

Filip. 4:3

Flp 4:3 Ja, ik vraag ook u, trouwe metgezel, wees hun behulpzaam die met mij hebben gestreden in het evangelie, samen met Clemens en mijn overige medearbeiders, van wie de namen in het boek van het leven staan. (Telos)

Trouwe metgezel. Deze is wellicht Epafroditus, die met de door Paulus en Timotheüs geschreven brief naar Filippi terugkeerde. Een andere mogelijkheid is dat het om een broeder genaamd Suzugos gaat. 'Metgezel' is de vertaling van het Griekse συζυγος, suzugos = jukgenoot. Het woord komt alleen hier voor in het Nieuwe Testament. Misschien gaat het om een ons verder onbekende Suzugos te Filippi.

Clemens. Deze broeder wordt alleen hier in het Nieuwe Testament genoemd. Zie Clemens.

Gestreden in het evangelie. De evangeliearbeid is een strijd: Paulus moest dikwijls bolwerken slechten en tegenstand en vijandschap ondervinden.

Flp 1:27 Alleen, wandelt waardig het evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik uw omstandigheden hoor, dat u vast staat in één geest, terwijl u één van ziel meestrijdt met het geloof van het evangelie (TELOS)

Boek van het leven. Zie Boek des levens

Filip. 4:4

Flp 4:4 Verblijdt u altijd in de Heer! Nog eens zal ik zeggen: Verblijdt u! (Telos)

Paulus schreef dit terwijl hij gevangen was.

Filip. 4:5

Flp 4:5 Laat uw inschikkelijkheid aan alle mensen bekend zijn. De Heer is nabij. (Telos)

De Heer is nabij. 'Nabij' kan duiden op nabij zijn in plaats of in tijd. In de eerste betekenis: De Heer is met u en staat u bij.

Ps 118:6 De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd. Wat kan een mens mij doen? Ps 118:7 De HEERE is bij mij, te midden van wie mij helpen, daarom zie ík neer op wie mij haten. (HSV)

Mt 28:20 En zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de eeuw. (Telos)

In de tweede betekenis: Zijn komst is aanstaande. Gezien het volgende vers ligt de eerste betekenis voor de hand. Maar misschien mogen we aan beide betekenissen tegelijk denken.

Filip. 4:6

Flp 4:6 Weest in niets bezorgd, maar laat in alles, door gebed en smeking met dankzegging, uw verlangens bekend worden bij God. (Telos)

Het helpt om bezorgdheid af te leggen of te voorkomen door onze zorgen en verlangens aan God onze Vader bekend te maken.

Met dankzegging. Dit kunnen we, als bezorgdheid ons vervult of dreigt te vervullen, vergeten.

Uw verlangens. In vers 1 geeft Paulus een verlangen van hemzelf te kennen.

Filip. 4:7

Flp 4:7 En de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaren in Christus Jezus. (Telos)

Hier moet Paulus, gevangen zijnde, uit ervaring spreken.

De vrede van God. Zie ook het volgende vers.

Die alle verstand te boven gaat. Terwijl er, gelet alleen op de nood, alle reden kan zijn om bezorgd te zijn, kan een vrede van Boven ons hart vervullen.

Zal uw harten en uw gedachten bewaren in Christus Jezus. Zorgen op God werpen, met dankzegging, opent de deur voor de vrede van God, die onze gedachten zal bewaren in Christus Jezus.

Werp zorgen en smart
aan ’t minnende hart
van God, onze zorgende Vader.<ref>Geestelijke Liederen (1979), lied 42, couplet 1.

</ref>

Filip. 4:9

Flp 4:9 Wat u geleerd, ontvangen, gehoord en gezien hebt in mij, doet dat; en de God van de vrede zal met u zijn. (Telos)

Gehoord en gezien hebt in mij. Paulus stelt zichzelf tot voorbeeld. Leer en leven waren bij hem in overeenstemming.

Filip. 4:11

Flp 4:11 Ik zeg dit niet omdat ik gebrek lijd; want ik heb geleerd tevreden te zijn met de omstandigheden waarin ik ben. (Telos)

De omstandigheden waarin ik ben. Paulus bevond zich in gevangenschap in Rome. Het volgende vers noemt verschillende omstandigheden. In vers 14 schrijft hij "mijn verdrukking".

Filip. 4:12

Flp 4:12 Ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd zijn als in honger lijden, zowel in overvloed hebben als in gebrek lijden.

Ik weet ook overvloed te hebben. Paulus heeft, nu hij schrijft, overvloed dankzij de gave afkomstig van de Filippenzen (vers 18).

Filip. 4:15

Flp 4:15 U weet ook zelf, Filippiers, dat in het begin van het evangelie, toen ik van Macedonie was vertrokken, geen gemeente in rekening van uitgave en ontvangst met mij in verbinding heeft gestaan dan u alleen. (Telos)

Uitgave en ontvangst. Tussen Paulus en de gemeente was er een betrekking van geven en nemen (ontvangen). Paulus gaf hun het evangelie en onderwijs, hij ontving goederen en geestelijke hulp.

Filip. 4:17

Flp 4:17 Niet dat ik de gave zoek, maar ik zoek de vrucht, die rijkelijk op uw rekening komt. (Telos)

Paulus zoekt niet de goederen van de Filippenzen, maar de vrucht van hun geestelijk leven. Hij verlangt dat hun geloof doorwerkt in hun leven en vrucht draagt. En vrucht dragen is lonend voor de gelovigen, de opbrengst komt op hun rekening.

Filip. 4:18

Flp 4:18 Maar ik heb alles en heb overvloed; ik heb volop, nu ik van Epafroditus het door u gezondene heb ontvangen: een welriekende reuk, een aangenaam, God welbehaaglijk offer. (Telos)

Ik heb alles en heb overvloed. Vergelijk vers 12.

Een welriekende reuk, een aangenaam, God welbehaaglijk offer. De gave aan Paulus blijkt tevens een offergave aan God. De gave is vrucht èn offer.

Filip. 4:19

Flp 4:19 Maar mijn God zal in al uw behoefte voorzien naar zijn rijkdom in heerlijkheid in Christus Jezus. (Telos)

De Filippiërs voorzagen in de behoefte van Paulus. God zal in hun behoeften voorzien. Wie geeft, zal gegeven worden.

Filip. 4:22

Flp 4:22 Alle heiligen groeten u, en vooral zij die tot het huis van de keizer behoren. (Telos)

De keizer. Dat is keizer Nero, keizer van 37 - 68 n.C.

Zij die tot het huis van de keizer behoren. Dat zijn enigen die aan het hof van de keizer hem dienen en van zijn huisgezin zijn[1]. Zij, onderhorigen van verschillende rang, behoren tot het keizerlijk hof[2]. Zij zijn geen familie, maar bedienden, personeel: slaven, en vrijgelatenen die nog in zijn dienst waren, en misschien ook garde-soldaten[3]. Dat Paulus hun groeten overbrengt, zij voor de Filippenzen een teken van de overwinningsgang van het Evangelie[3].

Vergelijk:

Flp 1:13 zodat in het hele pretorium en aan alle overigen duidelijk is geworden dat ik in gevangenschap ben om Christus’ wil; (Telos)

Voetnoten

  1. Kanttekeningen bij de Statenvertaling van Filip. 4:22
  2. Aantekeningen bij de Leidse Vertaling. Commentaar op Filip. 4:22.
  3. 3,0 3,1 Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987), commentaar bij Filip. 4:22.