Onderwerpenregister bij de Bijbel/C

Uit Christipedia

C: lijst van onderwerpen die beginnen met de letter C.

A B C D E F G H I J K L M N O P R S T U V W Z

Let op: de lijst wordt periodiek in zijn geheel vervangen en bijgewerkt. Tussentijdse aanpassingen gaan verloren en hebben daarom geen zin.

Spr. 1 : 22 cabaretier toepassing
Hand. 9 : 30 Caesarea
Hand. 8 : 40 Caesaréa Filippus in –
Matth. 16 : 13 Caesarea-Filippi
Hand. 8 : 27 Candacé
Spr. 31 : 23 carriere bevorderd door deugdelijke huisvrouw
Gal. 1 : 14 carriere Paulus' -
Deut. 23 : 1 castratie
Matth. 15 : 27 casuïstiek
Jes. 54 : 13 catechesatie
Ef. 4 : 21 catechisatie (toepassing)
Jes. 55 : 10 causaal causale keten
Num. 5 : 22 cedeltje
2 Kron. 1 : 15 cederboom in overvloed
Lev. 21 : 13 celibaat geen - hogepriester vereist
Matth. 19 : 12 celibaat onthouding
Jer. 32 : 3 censuur geval: Jeremia in hechtenis
Luk. 7 : 2 centurio hoofdman over honderd
Opb. 21 : 19 chalcédon versiersel van een fundament van het hemelse Jeruzalem
Jer. 51 : 24 Chaldea
Dan. 1 : 4 Chaldeeën boeken en spraak der –: onderwijs daarin
Jer. 32 : 5 Chaldeeën Israëls strijd tegen de – zal vergeefs zijn
Jer. 50 : 1 Chaldeeën land der –
Jer. 50 : 8 Chaldeeën land der –
Jer. 51 : 3 Chaldeeën land der –
Ez. 1 : 3 Chaldeeën land der –
Jer. 25 : 12 Chaldeeën land der –: eeuwige verwoestingen
Dan. 2 : 2 Chaldeeën
Dan. 4 : 7 Chaldeeën
Hand. 7 : 4 Chaldeeën
Hab. 1 : 6 Chaldeen door God verwekt
Jes. 48 : 14 Chaldeën tegen de -: Gods arm
Gen. 15 : 7 Chaldeën
Ps. 105 : 23 Cham Egypte heet land van -
Ps. 105 : 27 Cham land van Cham
Gen. 10 : 20 Cham zonen van -: dialecten
Richt. 1 : 31 Chelba
Ez. 41 : 19 cherub aangezichten
Ex. 25 : 18 cherub cherubim op de ark
Ex. 25 : 22 cherub cherubim op de ark
Ex. 26 : 1 cherub cherubim op de gordijnen van de tabernakel
Ex. 26 : 31 cherub cherubim op het voorhangsel
Hebr. 9 : 5 cherub cherubs van de heerlijkheid
Opb. 4 : 7 cherub gezicht als een mens hebbend
2 Sam. 22 : 11 cherub God varend op een -
2 Kon. 19 : 15 cherub God woont tussen de -s
Jes. 37 : 16 cherub God woont tussen de -s
Ps. 99 : 1 cherub God zitten tussen de -s
Opb. 4 : 7 cherub kalf gelijk
Opb. 4 : 7 cherub leeuw gelijk
Ex. 24 : 18 cherub op ark
Ez. 41 : 18 cherub op de wanden binnen in het tempelhuis
Opb. 4 : 6 cherub veel ziend
Opb. 4 : 8 cherub veel ziend
Opb. 4 : 6 cherub vier -s op en rond Gods troon
Ex. 25 : 20 cherub vleugels heeft een –
Opb. 4 : 8 cherub vleugels, zes in getal
Opb. 4 : 7 cherub vliegende arend gelijk
Ez. 1 : 13 cherub vurige gedaante
Gen. 3 : 24 cherubim
Ez. 10 : 20 v cherubs beschreven
Ez. 10 : 17 cherubs hun geest was in de raderen
Jer. 22 : 24 v Chonia
Matth. 11 : 21 Chorazin
Filip. 4 : 1 christen -en als kroon voor Paulus
Hebr. 13 : 10 christen altaar: hij heeft een altaar
Gen. 6 : 9 christen anders moet hij zijn dan de wereld
1Jo 5 : 1 christen beeld van -en: uit God geborene
Mark. 9 : 41 christen behandeling van -en
Filip. 1 : 2 christen behoefte: genade
Filip. 1 : 2 christen behoefte: vrede
1 Thess. 2 : 12 christen bestemming: Gods koninkrijk en heerlijkheid
Col. 1 : 5 christen bestemming: hemel
Luk. 6 : 23 christen bestemming: hemel (associatie)
1Jo 5 : 18 christen bewaart zichzelf
Filip. 4 : 1 christen blijdschap voor Paulus
1 Pe 2 : 12 christen boosdoener: christen als -s besproken
Matth. 23 : 8 christen broeders zijn de christenen van elkaar
Filip. 1 : 7 christen denkbeeld aangaande christenen
Hand. 9 : 2 christen die van de weg waren, zo werden christenen ook wel aangeduid
Hand. 9 : 10 christen discipel
Hand. 9 : 1 christen discipel van de Heer
Matth. 27 : 57 christen discipel van Jezus
1 Pe 2 : 9 christen doel: Gods deugden verkondigen
Hebr. 13 : 20 christen doel: Gods wil doen
Filip. 2 : 15 christen doel: onbesproken kind van God in deze wereld
Hebr. 13 : 20 christen doel: volmaakt worden in het goede
Ruth 1 : 17 christen eenmaking met Christus (toepassing)
Jak. 1 : 18 christen eersteling van Zijn schepselen
Matth. 5 : 16 christen en wereld: goede werken tonen
Matth. 5 : 16 christen en wereld: moet zich niet verbergen
2 Pe 1 : 4 christen en wereld: ontkomen aan het verderf in de wereld
Tit. 3 : 7 christen erfgenaam
Joh. 18 : 9 christen gave aan Christus door de Vader
Hebr. 2 : 13 christen gave van God aan de Zoon
Jud : 1 christen geliefd in God Vader
1 Tim. 6 : 2 christen geliefde
1 Pe 2 : 11 christen geliefde
1Jo 4 : 7 christen geliefde
Filip. 4 : 1 christen geliefde broeders
Filip. 2 : 12 christen geliefde, 'mijn geliefden' zegt Paulus van de Filippiers
1 Tim. 4 : 10 , 12 christen gelovige
1 Tim. 6 : 2 christen gelovige
Tit. 3 : 8 christen gelovige
1 Thess. 2 : 10 christen gelovige ("u die gelooft")
Col. 1 : 13 christen gered: uit macht der duisternis
1 Pe 2 : 9 christen geroepen tot Gods licht
Jud : 1 christen geroepene
Rom. 1 : 6 christen geroepene van Christus Jezus, vs 7
Gal. 2 : 19 christen gestorven aan de wet
Col. 2 : 20 christen gestorven met Christus tov de wereld
Hebr. 13 : 21 christen God werkt in hem
Filip. 1 : 6 christen Gods werk in -
Filip. 1 : 6 christen Gods werk: voltooiing op dag van Christus Jezus
Jak. 3 : 12 christen goed mens in beginsel
Spr. 29 : 10 christen haat of liefde jegens -en: verraadt wie jezelf bent
Matth. 10 : 40 christen heeft Christus
Opb. 19 : 10 christen heeft het getuigenis van Jezus
1Jo 4 : 4 christen heeft overwonnen
Hand. 9 : 13 christen heilige
2 Cor. 9 : 1 christen heilige
Flm. : 5 christen heilige
Hebr. 13 : 23 christen heilige
Filip. 1 : 1 christen heilige in Christus Jezus
Hand. 9 : 32 christen heiligen, aanduiding van de gelovigen in Christus
Tit. 3 : 8 christen iemand die God gelooft
Col. 1 : 14 christen in Christus hebben wij de vergeving
Filip. 2 : 16 christen in de wereld: woord van het leven vertonen
Hebr. 2 : 11 christen is uit God
1Jo 5 : 19 christen is uit God
Rom. 11 : 22 christen kan afgehouwen worden
2 Pe 1 : 9 christen kan reiniging van vroegere zonden vergeten
Matth. 5 : 15 christen kandelaar
Jak. 2 : 1 christen kenmerk: geloof in de Heer Jezus Christus
1Jo 5 : 1 christen kenmerk: gelooft dat Jezus de Christus is
1 Thess. 2 : 13 christen kenmerk: gelovige
2 Thess. 1 : 10 christen kenmerk: gelovige, heilige
Filip. 2 : 15 christen kind van God
1Jo 3 : 1 christen kind van God
1 Tim. 6 : 17 christen klasse van -en
Luk. 8 : 16 christen lamp
Col. 2 : 20 christen leeft in wezen niet meer in de wereld
2 Pe 1 : 3 christen leven en godsvrucht
1 Thess. 1 : 9 christen leven van een - zij het dienen van God
Gal. 2 : 20 christen leven: door geloof
Gal. 2 : 2 christen leven: een loop
Matth. 25 : 1 christen leven: gericht op de komende Heer
2 Tim. 4 : 7 christen leven: strijd
1 Pe 2 : 5 christen levende steen
Matth. 5 : 14 christen licht der wereld
Filip. 2 : 15 christen lichten in de wereld zijn (kunnen zijn) christenen
1 Pe 4 : 16 christen lijden als –
Hebr. 13 : 13 christen lijden: smaad van Christus dragen
Hand. 26 : 28 christen maken
Joz. 6 : 26 christen martelaar (associatie met 'jongste zoon')
Gal. 3 : 1 christen medegekruisigd met Christus
1 Tim. 6 : 11 christen mens Gods
2 Tim. 3 : 16 christen mens Gods
Jer. 12 : 2 christen naam-
2 Thess. 3 : 2 christen naam-
Opb. 2 : 9 christen naam- kunnen problemen veroorzaken: oplossing hun ware aard beseffen
Jud : 12 christen naam-: ontvankelijk voor tijdgeest
1Jo 2 : 19 christen naam-: openbaar worden
Jud : 12 christen naam-: waterloze wolk
Matth. 8 : 22 christen naam-en
Joh. 6 : 64 christen naamchristen
Col. 3 : 10 christen nieuwe mens, nieuwe schepping
Col. 1 : 13 christen overgebracht in het koninkrijk van Christus
1 Thess. 2 : 7 christen pasgeboren -: voeding en koestering nodig
Ef. 4 : 24 v christen positie en praktijk
Jes. 61 : 10 christen positie: bekleed met de klederen des heils
Jes. 61 : 10 christen positie: bekleed met gerechtigheid
Col. 2 : 11 christen positie: besneden in Christus
1 Pe 2 : 11 christen positie: bijwoner, vreemdeling
1Jo 5 : 1 christen positie: geboren uit God
Col. 3 : 3 christen positie: gestorven met Christus
Ps. 86 : 2 christen positie: gunstgenoot
1Jo 5 : 20 christen positie: in de Waarachtige
Col. 1 : 13 christen positie: in het koninkrijk van Christus
Mark. 4 : 21 christen positie: licht der wereld
Ef. 4 : 25 christen positie: lid van elkaar
2 Tim. 2 : 11 christen positie: mede gestorven met Christus
Gal. 2 : 20 christen positie: met Christus gekruisigd
Col. 3 : 3 christen positie: mijn leven is met Christus verborgen in God
Col. 3 : 1 christen positie: opgewekt met Christus
1 Pe 2 : 11 christen positie: praktische gevolgen
1 Pe 1 : 22 christen positie: rein
Opb. 2 : 20 christen positie: slaaf
Opb. 6 : 11 christen positie: slaaf
1 Pe 2 : 16 christen positie: slaaf van God
1Jo 3 : 14 christen positie: uit de dood overgegaan in het leven
1Jo 4 : 4 v christen positie: uit God zijn
1 Pe 2 : 9 christen positie: uitverkoren
1 Thess. 5 : 8 christen positie: van de dag zijn
Col. 2 : 11 v christen positie: vereniging met Christus in zijn oordeel, begravenis en opstanding
Col. 1 : 22 christen positie: verzoend
Rom. 5 : 10 christen positie: verzoend met God
Col. 2 : 10 christen positie: voleindigd in Christus
1 Pe 2 : 24 christen positie: voor de zonden afgestorven
1 Pe 2 : 16 christen positie: vrije
1 Thess. 5 : 4 christen positie: zoon van de dag
1 Thess. 5 : 4 christen positie: zoon van het licht
Luk. 16 : 8 christen positie: zoon van het licht vs. zoon dezer eeuw
2 Cor. 9 : 13 christen praktisch blijken
2 Pe 1 : 4 christen roeping: deelgenoten van de goddelijke natuur
Hebr. 9 : 14 christen roeping: dienen van God
1 Pe 2 : 24 christen roeping: leven voor de gerechtigheid
1Jo 2 : 6 christen roeping: wandelen als de Heer
Matth. 5 : 13 v christen roeping: zout, zichtbare stad, licht
Hebr. 2 : 11 christen schaam je niet hen broeders te noemen, aangezien ze uit de Vader zijn
Matth. 10 : 16 christen schaap
Mark. 13 : 34 christen slaaf
Matth. 5 : 14 christen stad op een berg
1 Pe 5 : 10 christen toekomst: eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus
2 Thess. 2 : 17 christen toekomst: eeuwige vertroosting
2 Thess. 2 : 14 christen toekomst: verkrijging van de heerlijkheid van Christus
Joh. 5 : 24 christen uit de dood overgegaan in het leven
1Jo 5 : 18 christen uit God geboren
2 Tim. 2 : 10 christen uitverkorene
1 Pe 1 : 2 christen uitverkorene
Mark. 13 : 13 christen verbonden met de naam van de Heer Jezus
2 Pe 1 : 1 christen verhouding tot Jezus: slaaf, gezant
Filip. 4 : 1 christen verlangen broeders weer te zien
Col. 1 : 14 christen verlossing in Christus
1 Sam. 22 : 2 christen voormalige zondaar
Jak. 1 : 18 christen voortgebracht door God
Spr. 12 : 26 christen voortreffelijker dan zijn naaste
Hebr. 11 : 13 christen vreemdeling, bijwoner
Matth. 5 : 13 christen waarde: zout en licht
1 Tim. 6 : 1 christen wangedrag: gevolg:laster
2 Tim. 2 : 19 christen ware -
1 Pe 1 : 17 christen wereld: christen een bijwoner in de wereld
Filip. 2 : 15 christen wereld: verschil met w. moet er zijn
1 Pe 1 : 17 christen wordt beoordeeld door God
Gal. 3 : 9 christen zijn op grond van geloof
Deut. 19 : 9 christen zijn: alle dagen
1 Pe 4 : 15 christen zogenoemd: lijden als 'christen'
1 Pe 2 : 20 christen zonde: kan zondigen
1 Tim. 5 : 20 christen zondigen door een -
Rom. 8 : 19 christen zoon van God
Hebr. 2 : 10 christen zoon van God
Hebr. 12 : 5 christen zoon van God
Matth. 5 : 14 christen zout der aarde
Luk. 14 : 35 christen zout der wereld
Hand. 11 : 26 christen zo genoemd worden: het eerst in Antiochië
Hand. 22 : 4 christendom "weg" genoemd
Hos. 7 : 2 christendom bederfwerend
Hand. 24 : 14 christendom de Weg
Hand. 24 : 22 christendom de Weg
2 Kon. 5 : 12 christendom exclusief
Joh. 17 : 3 christendom exclusief
1 Sam. 7 : 3 christendom exclusief: alleen God dienen
Hand. 19 : 9 christendom genoemd De Weg
Hand. 19 : 23 christendom genoemd De Weg
Hand. 21 : 20 christendom groei
Hand. 18 : 13 christendom kritiek op: godsdienstige kritiek
2 Pe 2 : 2 christendom kritiek op: mogelijk gevolg van zondig gedrag
Hand. 19 : 23 christendom opschudding over De Weg
Hand. 19 : 9 christendom praktisch: "De Weg"
Hand. 24 : 5 christendom sekte der Nazoreeërs genoemd
Hand. 24 : 14 christendom sekte genoemd
Hand. 4 : 17 christendom tegengaan: maatregel:dreigement
Hand. 19 : 26 christendom uitbreiding in Asia
Mark. 4 : 19 christendom vrucht en belemmeringen (toepassing)
2 Kron. 7 : 14 christendom waarover de naam van Christus genoemd wordt (toepassing)
Spr. 11 : 11 christendom zegen voor de wereld (toepassing)
Matth 24 : 10 christenheid conflict binnen de belijdende christenheid
Opb. 5 : 9 christenheid multinationaal
Mark. 12 : 9 christenheid nieuwe wijngaard Gods
Matth. 5 : 13 christenheid smakeloos wordend
Hand. 21 : 20 christenjood aantal -en
Hand. 21 : 20 christenjood ijveraars voor de wet
Hand. 9 : 36 christin discipelin genoemd
Gen. 32 : 30 Christofanie aan Jakob
Gen. 31 : 11 Christofanie de engel Gods / God spreekt tot Jakob in een droom
Luk. 21 8 christus valse -en: en hun boodschap
Matth 24 : 5 christus valse -sen
Matth. 24 : 23 christus valse -sen
Luk. 17 : 23 christus valse -sen
Matth. 24 : 26 christus valse –: aangewezen door misleide mensen
Micha 5 : 1 Christus 'oorsprong' in de eeuwigheid
2 Cor. 4 : 6 Christus aangezicht van -: toont, evenals dat van Mozes, Gods heerlijkheid
Col. 2 : 5 Christus aanwezig in de geest (associatie)
Col. 2 : 5 Christus afwezig naar het lichaam (associatie)
Col. 1 : 17 Christus alle dingen bestaan samen in Hem
Matth. 11 : 27 Christus alles is aan de Zoon overgegeven door de Vader
Col. 3 : 11 Christus alles is Hij in de nieuwe mens
Zach. 6 : 12 Christus als Koning
Mark. 9 : 12 Christus als niets geacht
Joh. 10 : 24 Christus als u de - bent, zeg het ons vrijuit
Matth. 13 : 44 Christus armoede
Matth. 13 : 46 Christus armoede
Mark. 2 : 17 Christus arts
2 Sam. 5 : 4 Christus bediening: 30 jaar oud was hij, gelijk David
Num. 12 : 14 Christus beeld Gods
Col. 1 : 15 Christus beeld van de onzichtbare God
Num. 12 : 8 Christus beeld van God
2 Cor. 4 : 4 Christus beeld van God
Hebr. 10 : 25 Christus beeld: volharding
Luk. 9 : 7 Christus beelden van -
Col. 1 : 18 Christus begin, Hij is b
2 Kron. 24 : 16 Christus begraafplaats: eervol
2 Kon. 23 : 18 Christus begrafenis: bewaakt door God
Ps. 119 : 61 Christus beroofd door goddelozen
Ps. 119 : 51 Christus bespot
Hand. 3 : 20 Christus bestemd voor de Israëlieten
1 Kron. 17 : 14 Christus bestendig
Joh. 16 : 15 Christus bezit: al wat de Vader heeft, is het Mijne
Matth. 12 : 14 Christus bezwaar tegen - door Farizeeën: sabbatschending
Joh. 5 : 46 Christus Bijbel: Mozes schreef van Hem
Ex. 23 : 21 Christus binnenste: Gods naam is in het binnenste van Hem
Matth. 13 : 44 Christus blijdschap
Joh. 12 : 34 Christus blijft tot in eeuwigheid
Ef. 2 : 13 Christus bloed van -
Col. 1 : 20 Christus bloed: verzoent
2 Cor. 3 : 3 Christus brief van -
Ef. 2 : 13 Christus Christus Jezus
2 Tim. 1 : 1 Christus Christus Jezus
Matth. 23 : 10 Christus Christus: Jezus noemt zichzelf de -
Matth. 22 : 43 Christus David: zoon van David, heer van David
Matth. 2 : 4 Christus de -
Luk. 23 : 39 Christus de - : Jezus
Mark. 14 : 61 Christus de -: bent u, Jezus, de -
Luk. 20 41 v Christus de -: Jezus over de -
Mark. 12 : 35 Christus de -: opvatting over de Christus: zoon van David
Ps. 119 : 25 Christus de dood nabij
Col. 3 : 24 Christus de Heer -: slaaf, u dient de Heer -
Jak. 2 : 1 Christus de Heer der heerlijkheid
Col. 1 : 27 Christus de hoop der -
1 Cor. 1 : 24 Christus de kracht van God
Ps. 142 : 9 Christus de rechtvaardigen zullen Hem omringen
1 Cor. 1 : 24 Christus de wijsheid van God
Joz. 3 : 17 Christus deur naar de hemel, vgl. doorgang dankzij de ark
1 Cor. 15 : 23 Christus die van – zijn
Rom. 14 : 18 Christus dienen van –: door ons
Rom. 15 : 8 Christus dienstknecht van de besnijdenis
Rom. 15 : 8 Christus doel mbt tot Israël resp. de volken
Ef. 4 : 10 Christus doel: alles vervullen
Rom. 15 : 8 Christus doel: bevestiging beloften, verheerlijking Gods
Rom. 14 : 9 Christus doel: heerschappij over doden en levenden
Joz. 6 : 26 Christus dood vereist voor stad Gods
Matth. 12 : 14 Christus dood: beraamd door Farizeeën
Matth. 13 : 44 Christus dood: gaf zijn leven
Matth. 13 : 46 Christus dood: gaf zijn leven
Filip. 3 : 10 Christus dood: gelijkvormig worden aan Zijn dood: door Paulus
Luk. 19 47 Christus dood: gezocht door de oversten
Ex. 23 : 7 Christus dood: onschuldig
Ex. 11 : 5 Christus dood: zwaar voor God, zoals de laatste plaag
Jes. 42 : 6 Christus door God behoed
Jes. 42 : 6 Christus door God bij de hand gegrepen
Micha 7 : 9 Christus droeg Gods gramschap (toepassing)
Luk. 23 2 Christus een koning
1 Cor. 8 : 12 Christus een met zijn Lichaam
Col. 1 : 18 Christus eerste plaats in alle dingen is voor Hem
Col. 1 : 18 Christus eerstgeborene uit de doden
Col. 1 : 15 Christus eerstgeborene van de hele schepping
Ef. 3 : 17 Christus en de Geest met betrekking tot onze harten
Joh. 5 : 37 Christus en de Vader: hij heeft Zijn gedaante gezien
Joh. 5 : 37 Christus en de Vader: hij heeft Zijn woord blijvend in zich
Joh. 5 : 37 Christus en de Vader: hij hoorde Zijn stem
Ez. 1 : 28 Christus en God: uitdrukking Gods heerlijkheid
Luk. 15 : 2 Christus en zondaars: ontving ze en at met hen
Spr. 10 : 25 Christus fundament (toepassing)
Ef. 1 : 22 Christus gave aan de gemeente
Richt. 11 : 34 Christus gave van de Vader aan de mensen
Hebr. 6 : 4 Christus gave: hemelse -
Jes. 55 : 4 Christus gebieder der volken
Micha 5 : 2 Christus geboorte
Matth. 1 : 18 Christus geboorte: maagdelijk
Matth. 1 : 23 Christus geboorte: maagdelijk
Matth. 1 : 25 Christus geboorte: maagdelijk
Matth. 1 : 16 Christus geboorte: maagdelijk (NIET: Jozef verwekte Jezus)
Joh. 18 : 37 Christus geboren
Deut. 15 : 21 Christus gebrek: had hij niet
Rom. 8 : 9 Christus Geest van –
Jes. 42 : 1 Christus Geest: God gaf Zijn Geest op Hem
Jes. 42 : 6 Christus gegeven tot een verbond des volks
Filip. 2 : 8 Christus gehoorzaam geworden
Matth 23 : 39 Christus gehoorzaamheid bij wederkomst: komen in de naam van de Heer
2 Cor. 13 : 4 Christus gekruisigd in zwakheid
2 Sam. 12 : 24 Christus geliefd door Jahweh (toepassing)
Luk. 20 13 Christus geliefde des Vaders
2 Cor. 10 : 1 Christus gelijkvormig aan
Ps. 57 : 4 Christus genade en waarheid
Matth. 13 : 31 v Christus geringheid in de ogen der mensen
Jes. 42 : 6 Christus geroepen in gerechtigheid
Jes. 49 : 1 Christus geroepen van de moederschoot af
1 Cor. 8 : 11 Christus gestorven om ons
Rom. 14 : 15 Christus gestorven voor mijn broeder
Rom. 5 : 8 Christus gestorven voor ons
2 Cor. 5 : 15 Christus gestorven voor ons
Jes. 55 : 4 Christus getuige der -: als zodanig door God gegeven
Ps. 119 : 46 Christus getuige voor Pilatus
Col. 2 : 7 Christus geworteld in Christus
Matth. 16 : 27 Christus gezag: verbieden
Spr. 25 : 13 Christus gezant van God: trouw, Gods ziel verkwikkend
Ef. 1 : 20 Christus gezeten aan Gods rechterhand in de hemelse gewesten
Joh. 6 : 57 Christus gezonden: door de levende Vader
Col. 1 : 19 Christus God als Volheid woonde in hem
Ef. 2 : 21 Christus God in -
1 Kron. 17 : 6 Christus God woonde onder ons
Ps. 136 : 3 Christus Godheid
Hag. 1 : 13 Christus Godheid van -: Evenals Jhwh is hij met ons, vgl. 2:4
Jes. 8 : 14 Christus Godheid, vgl. 1 Petr. 2:7
Hos. 14 : 9 Christus Godheid: boom en oorsprong van de vrucht
Opb. 4 : 9 v Christus Godheid: die leeft tot in alle eeuwigheid, vgl. 1:18
Deut. 5 : 10 Christus Godheid: Hem liefhebben en Zijn geboden onderhouden
1 Kron. 29 : 11 Christus Godheid: hoofd boven alles
Zach. 14 : 4 Christus Godheid: Jhwh's voeten zullen op de Olijfberg staan
Jes. 9 : 5 Christus Godheid: Sterke God
Opb. 11 : 15 Christus Gods -
Hand. 3 : 18 Christus Gods - zou lijden: door alle profeten te voren verkondigd
Opb. 12 : 10 Christus Gods –: diens gezag: komst
Jes. 42 : 1 Christus Gods welbehagen
Matth. 12 : 33 Christus goede boom, goede vrucht
Ps. 16 : 1 v Christus goedheid jegens de zijnen op aarde
Joh. 10 : 28 Christus grootheid
Filip. 1 : 20 Christus grootmaken
Joh. 15 : 23 Christus haat jegens –
Ef. 2 : 17 Christus heeft vrede verkondigd
Rom. 15 : 3 Christus heeft zichzelf niet behaagd
Joh. 16 : 10 Christus heengaan tot de Vader: gerechtigheid
Matth. 13 : 40 Christus heer der engelen
Matth. 10 : 39 Christus heer des huizes
1 Pe 3 : 15 Christus Heer: - als Heer; heiligen door ons in ons hart
Luk. 20 41 , 44 Christus Heer: van David
2 Cor. 4 : 4 Christus heerlijkheid van -: evangelie
Joh. 12 : 41 Christus heerlijkheid: door Jesaja gezien
Luk. 24 26 Christus heerlijkheid: na het lijden
1 Pe 4 : 13 Christus heerlijkheid: openbaring van Zijn heerlijkheid
Ps. 61 : 7 v Christus heerschappij: eeuwig
Ps. 132 : 18 Christus heerschappij: kroon zal bloeien
Rom. 14 : 9 Christus heerschappij: over doden en levenden
Ps. 132 : 17 Christus heerschappij: vanuit Sion
Ef. 4 : 20 Christus Hem horen
1 Tim. 2 : 16 Christus hemelvaart: opgenomen in heerlijkheid
Micha 5 : 3 Christus herderkoning
1 Tim. 6 : 15 Christus het beeld van God
Col. 2 : 10 Christus hoofd van alle overheid en gezag
Ef. 4 : 15 Christus hoofd van de Gemeente, Zijn lichaam
Ef. 5 : 23 Christus hoofd van de Gemeente, Zijn lichaam
1 Cor. 11 : 3 Christus hoofd van iedere man
Ef. 1 : 10 Christus hoofdschap
Ef. 4 : 20 Christus horen omtrent -
Hgl 7 : 10 Christus ik ben van - (toepassing)
2 Cor. 5 : 19 Christus in - was God de wereld met zichzelf verzoenend
Rom. 16 : 7 Christus in – zijn: gezegd van gelovigen
Rom. 16 : 10 Christus in –: de beproefde in –
Micha 5 : 3 Christus in 1000-j rijk
2 Cor. 2 : 10 Christus in aangezicht van Christus vergeven
Jer. 12 : 6 Christus in al hun benauwdheid
Jer. 11 : 19 Christus in al Jeremia's benauwdheid geweest
Col. 3 : 11 Christus in allen (nieuwe mensen) is Hij
Ef. 6 : 9 Christus in de hemelen
Ps. 119 : 23 Christus in gericht van mensen: gehoorzaam aan God
Col. 1 : 14 Christus in Hem hebben wij de vergeving
Col. 1 : 14 Christus in Hem hebben wij de verlossing
Ef. 4 : 20 Christus in Hem onderwezen zijn
Rom. 8 : 10 Christus in ons
Jes. 49 : 3 Christus Israël genoemd door God
Jer. 38 : 6 Christus Jeremia type van - lijden
1 Tim. 1 : 15 Christus Jezus
2 Tim. 1 : 13 Christus Jezus
Luk. 22 67 Christus Jezus bekend als hebbende 'messiaanse pretentie'
Mark. 14 : 61 Christus Jezus belijdt de - te zijn
Matth. 11 : 2 Christus Jezus de -
Luk. 22 67 Christus Jezus gevraagd of hij de – is
Joh. 4 : 29 Christus Jezus is de -
Hand. 18 : 5 Christus Jezus is de -
Luk. 9 : 20 Christus Jezus is de - van God
Joh. 20 : 31 Christus Jezus is de -, de Zoon van God
Mark. 8 : 29 Christus Jezus is de -, volgens Petrus
Matth. 16 : 20 Christus Jezus is de -: bekendmaking verboden
Hand. 5 : 42 Christus Jezus is de –
Matth. 26 : 68 Christus Jezus spottend 'Christus' genoemd
Luk. 23 2 Christus Jezus zei niet van zichzelf dat hij de Christus was
Matth. 22 : 42 Christus Jezus Zelf stelt een vraag over de -
Col. 2 : 6 Christus Jezus, de Heer
Filip. 4 : 19 Christus Jezus: Gods rijkdom in heerlijkheid in - Jezus
Filip. 1 : 1 Christus Jezus: slaven van
Joh. 7 : 41 Christus Jezus: sommigen zeiden van Hem: deze is de –
Jer. 33 : 16 Christus JHWH onze gerechtigheid
Luk. 3 : 15 Christus Johannes de - ? Vraag overlegd.
Joh. 3 : 28 Christus Johannes de Doper: niet de -
Ps. 119 : 99 Christus jongen verstandiger dan zijn leraars
2 Cor. 5 : 16 Christus kennen naar het vlees, al of niet Hem zodanig kennen
Joh. 4 : 18 Christus kennen: meer dan anderen
Jes. 60 : 3 v Christus kind: bezocht door heidenen
Jes. 49 : 6 Christus knecht van God: opdracht: oprichten stammen van Israël
Joh. 6 : 35 Christus komen tot -
Opb. 2 : 16 Christus komen: spoedig (wederkomst?)
Jes. 40 : 5 Christus komst
1Jo 4 : 14 Christus komst: doel: Heiland der wereld
Joh. 18 : 37 Christus komst: doel: koningschap
Matth. 5 : 17 Christus komst: doel: vervulling wet en profeten
Ez. 34 : 11 Christus komst: eerste komst: zoekende herder
Ez. 34 : 23 Christus komst: voorspeld: Herder
Ez. 34 : 24 Christus komst: voorspeld: Koning
Dan. 4 : 17 Christus Koning
Jes. 55 : 4 Christus koning der koningen
Spr. 20 : 8 Christus koning ten gerichte
1 Sam. 2 : 10 Christus koning van Godswege
1 Kon. 10 : 9 Christus koning van Israël: liefdeblijk Gods
Matth. 13 : 44 , 46 Christus kopen: wereld, gemeente
2 Cor. 12 : 9 Christus kracht van -: op mij wonend
2 Thess. 1 : 7 Christus kracht: de engelen van Zijn k
Ps. 132 : 18 Christus kroon: bloeien
Jer. 8 : 14 Christus kruis: gallewater
Deut. 21 : 22 Christus kruisdood
1 Pe 1 : 19 Christus lam
2 Cor. 13 : 4 Christus leeft door Gods kracht
Ex. 23 : 20 Christus leidsman (associatie)
Joel 2 : 23 Christus leraar der gerechtigheid
Ef. 4 : 20 Christus leren omtrent -
Rom. 6 : 10 Christus leven door –: voor God
2 Cor. 12 : 10 Christus leven voor -: door Paulus
2 Cor. 5 : 15 Christus leven voor Christus: door ons
Ef. 2 : 5 Christus levend gemaakt door God
Ef. 1 : 22 Christus lichaam van - is de gemeente
Ef. 4 : 12 Christus lichaam van - is de gemeente
Col. 1 : 24 Christus lichaam: de gemeente
Ef. 5 : 30 Christus lichaam: leden: wij
Ef. 5 : 14 Christus lichten door -
2 Tim. 1 : 13 Christus liefde in - Jezus
Gal. 2 : 20 Christus liefde jegens mij
2 Cor. 5 : 14 Christus liefde van - dringt ons
Ef. 3 : 18 Christus liefde van - is groot
Ef. 5 : 25 Christus liefde van -: Hij heeft de Gemeente liefgehad
Rom. 8 : 35 Christus liefde van -: in Christus Jezus: niets kan ons daarvan scheiden
Ps. 109 : 4 v Christus liefde: zijn liefde tegengestaan (toepassing)
Ps. 109 : 1 v Christus lijden (toepassing)
Micha 3 : 6 Christus lijden aan kruis: dag werd zwart (hoewel Christus geen valse profeet was)
2 Cor. 1 : 5 Christus lijden van -
1 Pe 4 : 13 Christus lijden van -: daaraan deel hebben
Jer. 26 : 8 Christus lijden vanwege de godsdienstige leiders (vergelijk)
Filip. 3 : 10 Christus lijden: de gemeenschap aan Zijn lijden
Luk. 24 46 Christus lijden: moest
Luk. 24 26 Christus lijden: moest Hij
Hand. 17 : 3 Christus lijden: moest lijden
Micha 4 : 14 Christus lijden: op het hoofd geslagen: in type
Ez. 11 : 9 Christus lijden: overgeven, uit Jeruzalem gevoerd
Klg. 3 : 1 Christus lijden: toepassing
Jer. 12 : 6 Christus lijden: vanwege zijn familie
Col. 1 : 24 Christus lijden: voor ons
Jer. 11 : 19 Christus lijden: voorafschaduwing
Matth. 16 : 4 Christus lijden: voorzegd
Mark. 9 : 12 Christus lijden: voorzegd
Luk. 24 26 Christus lijden: voorzegd
Matth. 11 : 12 Christus lijden: voorzegd: 'geweldenaars rukken het weg'
Hand. 26 : 22 Christus lijden: was nodig
Matth. 21 : 33 v Christus lijden: wist van zijn komend lijden
Mark. 9 : 31 Christus lijden: zelf voorzegd
Ps. 119 : 103 Christus lust aan Gods wil
Filip. 3 : 21 Christus macht
Matth. 11 : 27 Christus macht: door God geschonken
Dan. 3 : 25 Christus medelijden, meegevoel
Matth. 3 : 11 Christus meerder dan Johannes de Doper
Joh. 18 : 14 Christus mens
Filip. 2 : 7 Christus mens: de mensen gelijk geworden
Matth. 16 : 27 Christus mens: zoon des mensen, ook bij wederkomst
Matth. 17 : 25 Christus mensbeeld: koningen van de 'aarde'
Matth. 17 : 17 Christus mensbeeld: ongelovig en verdraaid geslacht
Joz. 2 : 11 Christus menswording: God op aarde
Ex. 33 : 14 Christus menswording: om onze metgezel te zijn
Joh. 4 : 25 Christus Messias: door Hem toegestemd
Opb. 20 : 4 Christus met - duizend jaren regeren
Job 9 : 33 Christus middelaar
Jes. 49 : 2 Christus mond: gemaakt als een scherp zwaard
Filip. 2 : 9 Christus naam ontvangen boven alle naam
Jes. 9 : 5 Christus naam: Raad
Jes. 9 : 5 Christus naam: Sterke God
Jes. 9 : 5 Christus naam: Vader der eeuwigheid
Jes. 49 : 1 Christus naam: vermeld van zijn moeders ingewand af
Jes. 9 : 5 Christus naam: Vredevorst
Jes. 9 : 5 Christus naam: Wonderlijk
Filip. 4 : 5 Christus nabij ons
Micha 5 : 1 Christus nederige komaf: Bethlehem
2 Sam. 7 : 6 Christus niet in huis gewoond
Luk. 20 42 - 43 Christus nu: aan Gods rechterhand
Opb. 3 : 5 Christus nu: belijdt voor engelen
Col. 3 : 1 Christus nu: gezeten aan Gods rechterhand
Luk. 24 26 Christus nu: in heerlijkheid binnengegaan
Opb. 2 : 27 Christus nu: mens
Opb. 3 : 2 Christus nu: mens
Opb. 2 : 9 Christus nu: weet onze toestand
Jes. 29 : 21 Christus om een woord wilde men hem strikken/schuldig maken
Amos 2 : 6 Christus om geld verkocht
1 Tim. 6 : 13 Christus onderscheiden van God
Luk. 23 2 Christus ontdekking van de - (associatie)
Col. 2 : 6 Christus ontvangen
Rom. 16 : 18 Christus onze Heer –
Col. 2 : 1 Christus onzichtbaar nu, vgl. Paulus t.o.v. Colossenzen e.a.
Rom. 9 : 5 Christus oorsprong: naar het vlees is hij uit de Israëlieten
Gen. 49 : 11 Christus op een ezelsjong
Joh. 14 : 7 Christus openbaring van God
Col. 2 : 7 Christus opgebouwd worden in -
Rom. 1 : 4 Christus opgestaan uit de doden
2 Cor. 5 : 15 Christus opgewekt voor ons
Deut. 32 : 40 Christus opstanding (associatie)
Ps. 119 : 40 Christus opstanding (toepassing)
Matth. 16 : 4 Christus opstanding voorzegd
Ef. 1 : 20 Christus opstanding: door Gods macht
1 Kon. 17 : 21 Christus opstanding: na 'drie' maal
Matth. 17 : 23 Christus opwekking: op de 3e dag
1Jo 1 : 5 Christus over God: licht
Gal. 2 : 20 Christus overgegeven voor mij
Gen. 37 : 26 Christus overgeleverd om geld
Ps. 110 : 1 Christus overwint
Ps. 110 : 4 Christus priester
1 Sam. 2 : 35 Christus priester: ware p
Opb. 20 : 6 Christus priesters van -
Hand. 3 : 18 Christus profeten, allen kondigden zij zijn lijden aan
Jer. 23 : 5 v Christus profetie over
Joh. 19 : 36 Christus profetie over - in OT
Jes. 42 : 1 v Christus profetie over de -
Hand. 2 : 31 Christus profetie over de - in OT: opstanding
Jes. 42 : 4 Christus recht brengend op de aarde
Jes. 49 : 4 Christus recht van – is bij Jahweh
2 Cor. 5 : 10 Christus rechterstoel van -
Ex. 23 : 7 Christus rechtspraak omtrent: bedrieglijke zaak
1Jo 3 : 7 Christus rechtvaardig
Deut. 25 : 1 Christus rechtvaardige, veroordeeld
Gen. 41 : 45 Christus Redder der wereld
1 Cor. 15 : 23 v Christus regeren door -: na zijn komst
1 Cor. 15 : 25 Christus regeren: totdat alle vijanden overwonnen zijn
Ef. 3 : 8 Christus rijkdom van -: verkondigen
Gen. 12 : 1 Christus roeping om naar deze aarde te gaan
Gen. 39 : 4 Christus ruimte en heerschappij geven
Gen. 49 : 10 Christus rust (Silo) gevend
Matth. 13 : 44 Christus schat voor ons, vgl. waar uw hart is, zal uw schat zijn
Gal. 1 : 10 Christus slaaf van - zijn
Filip. 2 : 7 Christus slaafgestalte aangenomen
Hebr. 11 : 26 Christus smaad van -
Rom. 15 : 3 Christus smaadheden gevallen op –
Jer. 33 : 15 Christus Spruit der gerechtigheid
Micha 5 : 3 Christus staande, vgl. gezicht Stefanus
Opb. 4 : 1 Christus stem: als van een bazuin
2 Cor. 13 : 3 Christus sterk zijnde onder u
Matth. 3 : 11 Christus sterkte: sterker dan Johannes
Luk. 3 : 16 Christus sterkte: sterker dan Johannes
1 Thess. 5 : 10 Christus sterven : doel: samen met Hem leven
2 Sam. 22 : 8 Christus sterven : natuurverschijnselen
Rom. 6 : 10 Christus sterven door –: ten opzichte van de zonde
Deut. 32 : 50 Christus sterven: stierf op een heuvel, vgl. Mozes dood op de berg
Rom. 5 : 6 Christus sterven: te rechter tijd
Rom. 5 : 6 Christus sterven: voor goddelozen
Jes. 10 : 17 Christus strafgericht door -
2 Cor. 5 : 11 Christus te vrezen is Hij
Matth. 12 : 32 Christus tegen - een woord spreken
2 Cor. 2 : 10 Christus tegenwoordigheid
Hos. 5 : 15 Christus terugkeer naar de hemel
Rom. 8 : 9 Christus toebehoren: door hen die Zijn Geest hebben
Hag. 2 : 8 Christus toekomst: alle heidenen zullen tot Hem komen
Jes. 42 : 4 Christus toekomst: de eilanden zullen naar Zijn leer wachten
1 Cor. 15 : 24 Christus toekomst: doet alle overheid, gezag en kracht teniet
Micha 5 : 3 Christus toekomst: grootheid
Jes. 9 : 5 Christus toekomst: heerschappij
Micha 5 : 1 Christus toekomst: heerser in Israël
Micha 5 : 3 Christus toekomst: Hij zal staan
Micha 5 : 3 Christus toekomst: Hij zal weiden in de kracht des HEREN
1 Cor. 15 : 25 Christus toekomst: regeren
Mal. 3 : 3 Christus toekomst: reinigend de kinderen van Levi
Mal. 3 : 2 Christus toekomst: verschijning als vuur
Jes. 4 : 2 Christus toekomstige heerlijkheid
Mal. 3 : 2 Christus toekomstige verschijning overweldigend
Klg. 4 : 20 Christus toepassing: waarde voor ons
Ps. 54 : 2 Christus type van -: David: verbergen
1 Pe 2 : 23 Christus uitgescholden
Luk. 23 : 35 Christus Uitverkorene
Mark. 13 : 21 v Christus valse -
Matth. 24 : 24 Christus valse -sen
2 Cor. 10 : 7 Christus van - zijn
Gal. 3 : 29 Christus van - zijn de gelovigen
Rom. 9 : 3 Christus van – gescheiden door een vloek
Luk. 9 : 20 Christus van God
Rom. 9 : 3 Christus van God gescheiden, aan het kruis, door een vloek (toepassing)
Luk. 2 : 26 Christus van HEER
1Jo 2 : 12 Christus van het begin af bestaand
Col. 4 : 3 Christus verborgenheid van -
Jes. 42 : 4 Christus verbreken: Hij zal niet verbroken worden
Jes. 42 : 4 Christus verdonkeren: Hij zal niet verdonkerd worden
Col. 1 : 24 Christus verdrukkingen: voor ons
Ps. 91 : 15 Christus verheerlijking van -
Ps. 118 : 22 Christus verhoging
Matth. 22 : 44 Christus verhoging
Ps. 112 : 9 Christus verhoging (toepassing)
Dan. 4 : 17 Christus verhoging (toepassing)
Ps. 105 : 21 Christus verhoging in type
Gen. 49 : 8 Christus verhoogd
Ps. 110 : 1 Christus verhoogd
Ef. 1 : 21 Christus verhoogd
Filip. 2 : 9 Christus verhoogd: uitermate
Rom. 1 : 11 Christus verlangt ons te zien
Dan. 4 : 17 Christus vernedering
Pred. 10 : 6 Christus vernedering: als rijke zittend in de laagte
Pred. 10 : 7 Christus vernedering: een vorst gaande als knecht
Dan. 12 : 6 Christus verschijning als de Man bekleed met linnen (Engel van de HEER)
Ps. 110 : 3 Christus verschijning in kracht en heerlijkheid
Matth 23 : 39 Christus vertrek en wederkomst
Jes. 29 : 21 Christus vervolgd
Ps. 119 : 161 Christus vervolgd door de vorsten (toepassing)
Ef. 1 : 23 Christus vervult alles in allen
Matth. 2 : 4 Christus verwachting aangaande -
Matth. 22 : 42 Christus verwachting omtrent de -
Ps. 118 : 22 Christus verwerping
Luk. 7 : 49 Christus verwondering over hem: doordat Hij zonden vergeeft
Mark. 12 : 10 Christus verworping in OT voorzegd
Ps. 110 : 1 Christus vijanden van -
1 Cor. 15 : 25 Christus vijanden van -
Luk. 20 43 Christus vijanden van - worden door God onderworpen
2 Sam. 19 : 12 Christus vleeswording
Deut. 15 : 20 , 22 Christus voedsel voor ons, reine en onreine
Joz. 4 : 11 Christus voleinder des geloofs
Matth. 19 : 21 Christus volg Hem
Matth. 13 : 44 Christus volharding vanwege blijdschap, vgl Hebr 12 vreugde voor Hem liggend
Ef. 1 : 23 Christus volheid van -
Ef. 4 : 13 Christus volheid van -: de maat van de volgroeidheid van de volheid van -
Col. 1 : 17 Christus voor alle dingen, voorbestaan
Ef. 1 : 6 Christus voor de Vader de Geliefde
Joh. 3 : 28 Christus voor hem uitgezonden: Johannes de Doper
Ef. 4 : 20 Christus voorbeeld
1 Pe 1 : 20 Christus voorgekend voor de grondlegging van de wereld
Matth. 1 : 6 Christus voorgesteld in Mt. als de koning, vgl. 1:1
Ps. 106 : 23 Christus voorspraak, vgl. Mozes
Jes. 65 : 9 Christus voorzegd
Luk. 24 : 27 Christus voorzegd door Mozes en alle profeten
Luk. 24 : 27 Christus voorzegd in al de Schriften
Jes. 55 : 4 Christus vorst der volken
Micha 5 : 4 Christus vrede voor Israël
Ps. 119 : 19 Christus vreemdeling op aarde
Ps. 119 : 54 Christus vreemdelingschap
Ef. 5 : 21 Christus vrees van -: weest elkaar daarin onderdanig
Gal. 5 : 2 Christus wanneer - ons niets baat, vgl. vs 4
1Jo 1 : 2 Christus was bij de Vader
Gen. 49 : 11 Christus wast kleed in wijndruivenbloed
Jes. 11 : 1 v Christus wederkomst
Jes. 40 : 10 Christus wederkomst
1 Thess. 1 : 10 Christus wederkomst
Deut. 33 : 2 Christus wederkomst met tienduizenden van heiligen (associatie)
Jes. 59 : 20 Christus wederkomst: tot verlossing van de bekeerden in Israël
Filip. 1 : 26 Christus wederkomst: vermeerdert onze roem in God (associatie)
Matth. 24 : 27 Christus wederkomst: wijze: gelijk de bliksem
Matth. 24 : 27 Christus wederkomst: zichtbaar
Jes. 42 : 4 Christus wederkomst: zonder lijden
Hag. 2 : 8 Christus wens aller heidenen
Ex. 23 : 20 Christus werk nu: behoeden, brengen tot (associatie)
Opb. 2 : 4 Christus werk nu: beoordelen van ons
Opb. 2 : 23 Christus werk nu: doorzoeken hart en nieren
Matth. 10 : 27 Christus werk nu: leiden, spreken
Joh. 14 : 2 Christus werk nu: ons plaats bereiden in het Vaderhuis
Ef. 4 : 12 Christus werk nu: opbouwing van zijn lichaam
Gal. 1 : 12 Christus werk nu: openbaren evangelie
2 Sam. 7 : 10 Christus werk nu: plaats bereiden
Matth. 11 : 28 Christus werk nu: rust geven
Opb. 3 : 9 Christus werk nu: toevoegen aan Gemeente
Opb. 2 : 22 Christus werk nu: tuchtigen
Joh. 16 : 25 Christus werk nu: verkondigen over de Vader
Ef. 4 : 10 Christus werk nu: vervullen
Ef. 4 : 12 Christus werk nu: volmaken verlosten
Opb. 3 : 2 Christus werk nu: voor God vruchten leveren
Rom. 15 : 18 Christus werk nu: woorden ingeven
Matth. 16 : 18 Christus werk nu: Zijn gemeente bouwen
Luk. 24 19 Christus werk: krachtig in werk
2 Tim. 2 : 7 Christus werk: nu: inzicht geven
Matth. 11 : 2 Christus werken van de -
Jes. 49 : 4 Christus werkloon van – is bij Zijn God
Ps. 119 : 1 v Christus wetsbetrachting
Ef. 3 : 17 Christus wonend in onze harten, door ons geloof
Ex. 23 : 22 Christus woord van God
Hebr. 6 : 1 Christus woord van het begin van -
Jes. 42 : 2 Christus zal niet schreeuwen
Ps. 93 : 4 Christus zee gestild
Luk. 20 13 Christus zelfbewustzijn: geliefde des Vaders
Ef. 5 : 25 Christus zelfovergave: voor de Gemeente
Gen. 37 : 13 v Christus zending
Ps. 107 : 20 Christus zending
Joh. 4 : 34 Christus zendingsbewustzijn
Christus zie ook God: Zoon, Jezus
Matth 23 : 39 Christus zien van -: bij wederkomst
Gal. 5 : 24 Christus zij die van - zijn
Ps. 119 : 131 Christus Zijn spijze was het Gods wil te doen
Col. 3 : 13 Christus zoals - doen
Mal. 4 : 2 Christus Zon der gerechtigheid
1Jo 3 : 5 Christus zonde: geen zonde in Hem
1 Pe 2 : 23 Christus zondeloos
Ef. 2 : 12 Christus zonder - zijn
Matth. 13 : 37 Christus zoon des mensen
1 Kron. 17 : 13 Christus zoon Gods
Joh. 20 : 31 Christus zoon Gods
Matth. 1 : 1 Christus zoon van Abraham
Matth. 1 : 1 Christus zoon van David
Matth. 22 : 42 Christus zoon van David
Jes. 55 : 4 Christus zoon van David (toepassing)
Matth. 1 : 20 Christus zoon van David de koning
Luk. 20 41 , 44 Christus zoon van David en Heer van David
Matth. 22 : 43 Christus zoon van David, Zoon van God
Mark. 14 : 61 Christus Zoon van de Gezegende
Hebr. 5 : 5 Christus zoon van God
2 Sam. 7 : 14 Christus zoonschap
Ps. 2 : 7 Christus zoonschap
Zach. 9 : 9 - 10 Christus
Zach. 12 : 10 Christus
Zach. 13 : 7 Christus
Joh. 10 : 25 Christus
Hgl 7 : 10 Christus genegenheid is tot mij (toepassing)
Hebr. 3 : 14 Christus metgezellen van –
Ps. 105 : 28 chronologie niet-chronologische opsomming der plagen
Ez. 40 : 1 chronologie
Zach. 7 : 1 chronologie
Opb. 21 : 20 chrysoliet versiersel van een fundament van het hemelse Jeruzalem
Opb. 21 : 20 chrysopraas versiersel van een fundament van het hemelse Jeruzalem
Spr. 12 : 24 cijns onder - wezen: de bedriegers
Klg. 1 : 1 cijnsbaar Jeruzalem – geworden
Ex. 30 : 34 Cistushars
Joh. 9 : 11 citeren geval: Jezus’ woorden geciteerd door de genezen blinde
Joh. 18 : 9 citeren NT door NT
Mark. 14 : 58 citeren onjuist
Joh. 8 : 52 citeren onjuist –: geval
Mark. 15 : 29 citeren verkeerd -
2 Tim. 4 : 21 Claudia
Hand. 11 : 28 Claudius
Filip. 4 : 3 Clemens
Richt. 2 : 2 co-existentie straf
Luk. 1 : 18 coherentie
Col. 4 : 10 Col. auteur: omstandigheden
Col. 4 : 11 Col. auteur: omstandigheden bedroevend
Col. 4 : 18 Col. auteur: omstandigheden: gevangenschap
Col. 4 : 3 Col. schrijver: omstandigheden: gevangenis
Col. 2 : 2 Col. 2:2 verborgenheid, vgl. 1:26v
1 Kon. 21 : 11 collaboreren met de overheid: onterecht hier
Rom. 12 : 13 collecte doel (toepassing)
Luk. 19 45 commercie in godsdienst
Hebr. 1 : 1 communicatie door God: door profeten
Joh. 10 : 32 communicatie door Jezus: vraag stellen
Num. 14 : 36 communicatie gevolg van -
Richt. 16 : 18 communicatie in huwelijk: zijn hart verklaren
Num. 12 : 8 communicatie met God: door Mozes
Joz. 22 : 30 communicatie neemt misvattingen weg
Luk. 16 : 20 communicatie vaardigheid: Christus
Lev. 5 : 16 compensatie
Jer. 11 : 19 complot tegen Jeremia
Jer. 18 : 18 complot tegen Jeremia
Jer. 18 : 23 complot ten dode: tegen Jeremia
Matth. 10 : 26 complot wordt ontdekt
Jer. 11 : 9 complot
Ex. 16 : 3 complotdenken associatie
2 Sam. 23 : 1 componist David
2 Kon. 13 : 17 v compromis geheiligde digen prijsgeven
Ex. 23 : 32 compromis met wereld: verboden
2 Kon. 5 : 18 compromis toegestane -: Naaman
Dan. 1 : 12 compromis
Joh. 4 : 19 concluderen dat Jezus een profeet is
Matth. 12 : 12 concluderen door Jezus
Matth. 17 : 26 concluderen door Jezus
Jak. 3 : 1 concluderen geval: praktische gevolgtrekking maken uit een gegeven
Joh. 9 : 9 conclusie bronnen van gegevens: waarneming, zelfgetuigenis, herinnering
Gen. 37 : 33 conclusie valse -
Joh. 8 : 52 conclusie valse -
Spr. 1 : 22 conferencier toepassing
Richt. 7 : 22 conflict bewerkt door God in een vijandig leger
Jes. 3 : 5 conflict burgerlijke -en
Jes. 1 : 20 conflict gevolg van ongehoorzaamheid
Matth. 5 : 21 v conflict hantering
Joh. 4 : 21 conflict kwestie: oplossing: geval
1 Sam. 24 : 16 conflict omgaan met -: God zal je twist twisten
Matth. 5 : 38 conflict omgaan met een boze
Matth. 10 : 34 v conflict oorzaak: Christus
Ex. 16 : 3 conflict overdrijving in –
Matth 24 : 10 conflict toekomstig: binnen de belijdende christenheid
2 Kron. 15 : 6 conflict veel -en
Jer. 13 : 14 conflict verwekken: door God
Jer. 15 : 10 conflict zie ook Twist
Jer. 11 : 20 conflict zie ook Twistzaak
Spr. 21 : 9 conflict
Ez. 8 : 6 confrontatie geleide - met het kwaad
Joh. 7 : 48 consensus argument voor afwijzing
Tit. 1 : 9 conservatief in goede zin
Luk. 5 39 conservatief
Filip. 3 : 16 consolideren
Jes. 56 : 11 consumentisme (toepassing)
Gen. 10 : 25 continenten onstaan der -?
2 Tim. 3 : 14 convervatief in goede zin
Hand. 10 : 1 Cornelius
Jer. 44 : 17 v correlatie oorzakelijk geduid: geval
Hand. 24 : 26 corrupt Felix was -
Micha 3 : 11 corruptie geval
Jes. 33 : 15 corruptie niet corrupt zijn
Ex. 23 : 8 corruptie tegen -
Jes. 33 : 15 corruptie tegen - zijn
Spr. 17 : 23 corruptie
Spr. 29 : 4 corruptie
Jes. 1 : 23 corruptie
Jes. 1 : 23 corruptie
Jes. 5 : 23 corruptie
1 Kron. 17 : 8 counseling God roeit al onze vijanden uit (toepassing)
Ez. 23 : 1 v counseling jeugd werkt door
Ps. 119 : 23 counselor Gods woord
Deut. 34 : 6 crematie ctr. -
Dan. 7 : 11 crematie lijk van het vierde dier werd verbrand
Joz. 7 : 25 crematie onbijbels
Matth. 13 : 30 crematie overweging: verbranden als oordeel?
1 Sam. 31 : 12 v crematie Saul; beenderen begraven
Amos 2 : 1 crematie
Spr. 3 : 31 crimineel houding tegenover (toepassing)
Ps. 52 : 1 v crimineel
Pred. 9 : 12 crisis onverwachte -
Ez. 7 : 26 crisis reactie op een –
1Jo 4 : 6 criterium van de ware gelovige
1Jo 2 : 3 criterium
1Jo 4 : 3 criterium
Opb. 18 : 22 cultuur geestes- van Babylon
Joh. 19 : 40 cultuur gewoonte
Gen. 10 : 6 Cusch Chams zoon
Richt. 3 : 8 Cuschan Rischataïm
Hand. 15 : 39 Cyprus
Hand. 2 : 9 Cyréne