Onderwerpenregister bij de Bijbel/T

Uit Christipedia

T: lijst van onderwerpen die beginnen met de letter T.

A B C D E F G H I J K L M N O P R S T U V W Z

Let op: de lijst wordt periodiek in zijn geheel vervangen en bijgewerkt. Tussentijdse aanpassingen gaan verloren en hebben daarom geen zin.

Ex. 29 : 1 taak cluster van werkzaamheden
Luk. 16 : 2 taak ontslaan van - wegens wanprestatie
Gal. 2 : 8 taak onze taak in de gemeente: door God gewerkt: Paulus, Petrus
Hand. 26 : 16 taak Paulus' -
Num. 3 : 31 taak verdeling
Gal. 2 : 7 taak verdeling: Paulus en Petrus
Ex. 18 : 20 taakverdeling
Gen. 11 : 1 , 6 taal aanvankelijk één taal
Gen. 11 : 6 taal enerlei - op de aarde
Dan. 6 : 14 taal gebruik: om iemand geringer voor te stellen
2 Pe 2 : 18 taal gezwollen -
Jud : 16 taal gezwollen – spreken
1 Sam. 18 : 17 taal godsdienstige taal bij goddeloosheid
1 Cor. 14 : 26 taal hebben
Mark. 16 : 17 taal in talen spreken
Jes. 3 : 3 taal kloek ter -
Dan. 1 : 4 taal leren: Chaldeeuws
Ef. 5 : 4 taal lichtzinnige - vermijden
Esth. 3 : 12 taal meertalig rijk
Gen. 11 : 7 taal ontstaan der verscheidene talen
Col. 2 : 4 taal overredende taal waarmee iemand kan misleiden
1 Cor. 14 : 20 v taal spreken in -en
Hand. 10 : 46 taal spreken in -en
1 Cor. 14 : 23 taal spreken in -en: gelijk wartaal, in de oren van onkundigen
1 Cor. 14 : 39 taal spreken in -en: niet verhinderen
1 Cor. 14 : 22 taal spreken in -en: teken voor de ongelovigen
Hand. 2 : 4 taal spreken in andere -en
1 Cor. 14 : 27 taal spreken in een -: regels
Hand. 19 : 6 taal spreken in talen: nadat de Heilige Geest op hen kwam
1 Cor. 13 : 8 taal talen zullen ophouden
Mark. 16 : 17 taal teken
Opb. 5 : 9 taal uit elke –
Neh. 13 : 24 taal verliezen
Gen. 10 : 20 , 31 taal verscheidenheid van talen
Gen. 10 : 31 taal verscheidenheid van talen
1 Thess. 2 : 5 taal vleiende -
Mark. 16 : 17 taal volgt als teken de gelovigen
Ps. 114 : 1 v taal vreemde -
Jer. 5 : 15 taal vreemde - niet verstaan
2 Pe 2 : 18 taal vruchteloze -
Col. 3 : 8 taal vuile - uit uw mond: legt dat af
2 Cor. 8 : 8 taaldaad bevel hier
Matth. 8 : 2 taaldaad verzoek
Matth. 12 : 10 taalhandeling
Richt. 7 : 22 Tabbath
Joz. 22 : 29 tabernakel altaar voor de -
Ex. 26 : 26 v tabernakel begrip
Ex. 36 : 13 tabernakel begrip: tent
Ex. 36 : 31 v tabernakel bindbalken
Ex. 35 : 10 tabernakel bouw: door kunstenaars
Ex. 36 : 14 v tabernakel dekkleden
Num. 1 : 50 tabernakel der getuigenis
Hebr. 13 : 10 tabernakel dienen van de –
Hebr. 9 : 6 , 8 tabernakel eerste –
Hebr. 9 : 2 v tabernakel eerste en tweede
Ex. 39 : 33 v tabernakel en al zijn toebehoren
Num. 7 : 1 tabernakel geheiligd
Ex. 27 : 19 tabernakel gereedschap
Num. 7 : 1 tabernakel gezalfd
1 Kron. 17 : 5 tabernakel God heeft in een - gewoond
2 Sam. 7 : 6 tabernakel God wandelde in een -: gelijk Christus
Lev. 26 : 11 tabernakel God zal Zijn - in het midden van u zetten
Ex. 25 : 2 v tabernakel goederen voor de –
Ex. 36 : 8 v tabernakel gordijnen
Lev. 16 : 2 tabernakel heilige der heiligen: toegang beperkt
Hebr. 9 : 11 tabernakel hemelse –: groter en volmaakter dan de aardse –
Richt. 18 : 31 tabernakel huis Gods
Mark. 2 : 26 tabernakel huis van God: binnengaan: door David
Opb. 15 : 5 tabernakel in de hemel
Ez. 37 : 27 tabernakel in de toekomst
Ex. 26 : 36 tabernakel ingang
Ex. 27 : 16 tabernakel ingang
Hebr. 4 : 14 tabernakel inwendige afdelingen zinnebeeld van de hemelen
Ex. 39 : 32 tabernakel maken: gemaakt naar al wat de HEERE geboden had
Ex. 35 : 5 v tabernakel materialen en onderdelen opgesomd
Num. 2 : 2 tabernakel middelpunt
Ex. 27 : 16 tabernakel omheining: dwarsstangen
Ex. 27 : 18 tabernakel omheining: hoogte, stof
Ex. 40 : 33 tabernakel onderscheiden van voorhof
Ex. 40 : 18 v tabernakel oprichting
Ex. 40 : 1 v tabernakel oprichting van de -
Ex. 40 : 17 tabernakel oprichtingsdatum: 2e jaar 1e van 1e mnd
Ex. 27 : 19 tabernakel pennen
Ex. 38 : 31 tabernakel pinnen
2 Kron. 1 : 3 tabernakel plaats: Gibeon
Ex. 36 : 20 v tabernakel stijlen of schotten
1 Kron. 21 : 29 tabernakel te Gibeon
Opb. 15 : 5 tabernakel tempel van de –
Ex. 35 : 21 tabernakel tent der samenkomst
Ex. 40 : 2 tabernakel tent der samenkomst
Ex. 40 : 6 - 7 tabernakel tent der samenkomst
Joz. 22 : 29 tabernakel tent, niet de omheining
Hebr. 9 : 7 tabernakel tweede -
Hebr. 9 : 6 tabernakel tweede –
1 Kron. 6 : 32 tabernakel van de tent der samenkomst
Opb. 21 : 3 tabernakel van God is bij de mensen
Opb. 21 : 3 tabernakel van God: bij de mensen
2 Kron. 29 : 6 tabernakel van God: de rug toekeren
Joz. 22 : 29 tabernakel van God: de tentwoning
Opb. 13 : 6 tabernakel van God: in de hemel
Opb. 15 : 5 tabernakel van het getuigenis
1 Kron. 6 : 48 tabernakel van het huis van God
Num. 4 : 1 tabernakel vervoer onderdelen
1 Kron. 23 : 26 tabernakel vervoer: eindigde op bevel van David
Ex. 40 : 21 tabernakel voorhang: functie: bedekken van de ark er getuigenis
Lev. 6 : 16 tabernakel voorhof: heilige plaats
Lev. 7 : 26 v tabernakel voorhof: heilige plaats
Hebr. 8 : 2 tabernakel ware –: is opgericht door de Heer Zelf
Ex. 40 : 31 tabernakel wasvat: tot wassing van handen en voeten
Ex. 25 : 8 tabernakel woonplaats van God
Ex. 40 : 9 tabernakel zalving der -
Lev. 8 : 10 tabernakel zalving van de – en zijn gerei
Ps. 89 : 13 Tabor juicht in Gods naam
Richt. 8 : 18 Tabor moord te –
Richt. 4 : 6 Tabor
2 Kron. 29 : 18 tafel der toerichting
Lev. 17 : 7 tafel des HEEREN: vs. tafel der demonen
Ez. 39 : 20 tafel Gods -
Ez. 44 : 16 tafel Gods -
Ez. 42 : 22 tafel houten reukaltaar in de nieuwe tempel – genoemd
Rom. 11 : 9 tafel hun –
Luk. 22 30 tafel Jezus' -: 'mijn tafel'
Hab. 2 : 2 tafel schrijven op -s
2 Cor. 3 : 3 tafel stenen -en
Ex. 34 : 1 tafel stenen -s: door God beschreven
Deut. 5 : 22 tafel stenen tafels: daarop schreef God
Ex. 34 : 29 tafel tafelen der getuigenis
Ex. 32 : 19 tafel tafels der getuigenis verbroken
Ex. 32 : 15 tafel tafels der getuigenis waren aan beide zijden beschreven
Ex. 32 : 16 tafel tafels der getuigenis: door God gemaakt en beschreven
1 Cor. 10 : 21 tafel van de Heer
2 Sam. 8 : 14 tafel van de Heer: deelname: genade
Mal. 1 : 7 tafel van de Heer: verachten
Ex. 34 : 1 tafel van de wet gebroken door Mozes
Mal. 1 : 12 tafel van Jahweh
Spr. 7 : 3 tafel van uw hart: daarop Gods geboden te schrijven
Ex. 37 : 10 v tafel der toonbroden vervaardiging
Ex. 25 : 23 v tafel der toonbroden
Jer. 11 : 16 tak verbreken: takken van de olijfboom die Israël is
Matth. 25 : 14 talent bezitting van Christus: geld hier
Luk. 15 : 12 talent mogelijkheden, bekwaamheden
Matth. 25 : 15 talent naar bekwaamheid
Matth. 25 : 15 talent onderscheiden van bekwaamheid
1 Kron. 20 : 3 talent voorbeeld gewicht
1 Kon. 9 : 28 talent voorbeeld van gewicht
Ps. 112 : 10 tand knersen met -en
Hgl 4 : 2 tand mooie -en
Hgl 6 : 6 tand tanden als een kudde schapen
Spr. 30 : 14 tand zwaarden van tanden
Matth. 8 : 12 tandengeknars in de hel is –
Matth. 13 : 42 tandengeknars in de vuuroven
Matth. 13 : 50 tandengeknars in de vuuroven
Matth. 24 : 51 tandengeknars
Hand. 7 : 55 tandknarsen tegen Stefanus
Jes. 2 : 15 Tarsis schepen van -
Jes. 60 : 9 Tarsis schepen van –
Jes. 2 : 15 Tarsis toekomst
Jer. 10 : 9 Tarsis zilver uit –
1 Kon. 22 : 49 Tarsis
Hand. 11 : 25 Tarsus Saulus te -
Jer. 25 : 7 tarten God –: tot uw eigen schade
Luk. 3 : 17 tarwe fig. gelovigen
Opb. 6 : 6 tarwe rantsoen –
Matth. 3 : 12 tarwe versus kaf
Luk. 3 : 17 tarwe versus kaf
Jer. 12 : 12 tarwe zaaien en doornen oogsten
Ex. 29 : 2 tarwemeelbloem
Ruth 2 : 21 tarwenoogst en gerstenoogst
Richt. 15 : 1 tarweoogst dagen van de –
Ex. 34 : 22 tarweoogst eerstelingen van de –: feest der eerstelingen
Jes. 3 : 22 tasje
Hebr. 12 : 18 tastbaar hemelse dingen voor ons niet -
Joh. 20 : 25 tastzin bron van bewijs
Lev. 19 : 28 tatoeage tegen -
Joh. 3 : 31 tautologie schijnbare
Esth. 4 : 16 tautologie schijnbare -
Spr. 14 : 24 tautologie schijnbare -
Matth. 27 : 9 taxatie geval
Rom. 14 : 15 te gronde richten een medegelovige – door ons gedrag
2 Cor. 7 : 2 te gronde richten wij hebben niemand te gronde gericht
2Jo : 8 te gronde richten
Opb. 13 : 13 techniek in de eindtijd (toepassing): ‘ten aanschouwen van de mensen’
Opb. 13 : 14 techniek in de eindtijd (toepassing): ‘zegt tot hen die op de aarde wonen’
Jes. 47 : 1 tedere Babel genoemd de –
Lev. 8 : 22 teen grote – bestreken met bloed
Gen. 42 : 25 teerkost voor onderweg
Gen. 45 : 21 teerkost voor onderweg
Richt. 7 : 8 teerkost
Opb. 2 : 4 tegen de gemeente iets hebben: door Jezus
Jes. 3 : 8 tegen God
Richt. 2 : 15 tegen God tegen Israël, ten kwade
Luk. 9 : 50 tegen iemand zijn: wie niet tegen u is, is voor u
Luk. 11 : 23 tegen Jezus zijn
Rom. 8 : 31 tegen ons: wie zal tegen ons zijn als God voor ons is.
Joh. 7 : 41 - 42 tegenargument gesteld vragenderwijs
tegenargument zie Weerleggen
Hebr. 9 : 24 tegenbeeld van het ware heiligdom
1 Pe 3 : 21 tegenbeeld
Joh. 10 : 21 tegenbewijs
Matth. 3 : 14 tegenhouden Jezus – door Johannes
Luk. 22 51 tegenhouden verder geweld –: door Jezus
Gal. 5 : 7 tegenhouden vgl. 1 Th. 2?
Rom. 1 : 26 tegennatuurlijk omgang
2 Cor. 12 : 19 tegenover God: spreken - God in Christus
1 Pe 5 : 8 tegenpartij duivel is onze –
Ex. 23 : 22 tegenpartij God als – van Israëls -en
Matth. 5 : 25 tegenpartij wees spoedig welgezind jegens uw –
Luk. 12 : 58 tegenpartij
Luk. 18 3 tegenpartij
Joz. 7 : 5 tegenslag oorzaak: zonde
Luk. 6 : 48 tegenslag
Spr. 28 : 13 tegenspoed als gevolg van onbeleden kwaad
Spr. 27 : 10 tegenspoed de dag van uw -
Ps. 107 : 35 v tegenspoed en voorspoed opvolgend
Deut. 28 : 30 tegenspoed grote -
Pred. 7 : 14 tegenspoed ook de dag des -s door God gemaakt
2 Kron. 24 : 20 tegenspoed oorzaak: overtreden
Spr. 27 : 10 tegenspoed op de dag van - niet bij anderen komen
1 Sam. 30 : 6 tegenspoed reactie op -
Gen. 42 : 36 tegenspoed schijnbare -
Richt. 2 : 15 tegenspoed van Godswege: van Israël
Ruth 1 : 13 tegenspoed verstaan als tegenheid van Gods wege
Deut. 28 : 29 tegenspoed
Luk. 6 : 48 tegenspoed
Hebr. 6 : 16 tegenspraak beëindigen door eedzwering
Hand. 28 : 22 tegenspraak christenen waren een sekte die overal werd tegengesproken
Hebr. 12 : 3 tegenspraak door de zondaars: verdragen: door Jezus
Hebr. 12 : 3 tegenspraak door Jezus ondervonden
Matth. 12 : 32 tegenspraak een woord spreken tegen de Zoon des mensen
1 Kron. 21 : 3 tegenspraak mag tot bezinning stemmen
1 Sam. 23 : 3 tegenspraak oorzaak tot gebed
Joh. 12 : 34 tegenspraak schijnbare -
Matth. 27 : 57 tegenspraak schijnbare -: Christus niet 't eerst opgewekt?
2 Tim. 2 : 13 tegenspraak schijnbare -: in de Bijbel: zichzelf niet verloochenen
Filip. 2 : 14 tegenspreken doet alles zonder -
1 Sam. 20 : 3 tegenspreken door David
Hand. 13 : 45 tegenspreken door de tegenstanders van Paulus
Rom. 10 : 21 tegenspreken Israël is een -d volk
Matth. 15 : 27 tegenspreken Jezus tegengesproken door de Kananese vrouw
Tit. 2 : 9 tegenspreken niet –: door slaven
Tit. 1 : 9 tegenspreker weerleggen van -s
Jud : 11 tegenspreking van Korach
2 Tim. 4 : 16 tegenstaan woorden -
Hebr. 12 : 4 tegenstand bieden: in de strijd tegen de zonde
Matth. 27 : 43 tegenstand bij - op God vertrouwen: Christus
Hand. 13 : 8 tegenstand door een tovenaar
2 Tim. 4 : 15 tegenstand tegen de woorden van Paulus en de zijnen
Hand. 13 : 45 tegenstand van de zijde der Joden
Hand. 13 : 50 tegenstand van de zijde der Joden
Tit. 1 : 10 tegenstand vooral van Joodse zijde
Hand. 14 : 2 tegenstand
Rom. 8 : 31 tegenstander als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
Tit. 2 : 8 tegenstander beschamen
Filip. 1 : 28 tegenstander bij evangelisatie
1 Kon. 11 : 14 tegenstander door de HERE verwekt: vs. 23
1 Pe 5 : 8 tegenstander duivel is onze tegenpartij
1 Tim. 5 : 15 tegenstander geen aanleiding tot lasteren geven
1 Tim. 5 : 14 tegenstander geen enkele aanleiding tot lasteren geven
Ps. 108 : 14 tegenstander God zal onze wederpartijders vertreden
Jes. 1 : 24 tegenstander Gods -s
Luk. 13 : 17 tegenstander Jezus' -s werden allen beschaamd
Luk. 22 51 tegenstander liefde jegens -
Col. 2 : 14 tegenstander schuldbrief was onze -
2 Tim. 2 : 25 tegenstander terechtwijzenvan -s: met zachtmoedigheid
Hebr. 10 : 27 tegenstander van God
Ps. 119 : 157 tegenstander vele -s
1 Tim. 6 : 20 tegenstelling
1Jo 1 : 6 tegenstrijdigheid belijden versus wandel
1Jo 2 : 4 tegenstrijdigheid belijdenis versus wandel
Deut. 24 : 16 tegenstrijdigheid schijnbaar strijdig met Num 16:32 en zondvloed
Deut. 25 : 1 tegenstrijdigheid schijnbaar strijdig met rechtvaardiging van de zondaar
Spr. 12 : 21 tegenstrijdigheid schijnbare - : geval: geen leed voor de rechtvaardige, ctr. Job, Christus
Spr. 26 : 4 - 5 tegenstrijdigheid schijnbare - in de Bijbel
Ex. 23 : 7 tegenstrijdigheid schijnbare - in de Schrift: wel of niet rechtvaardigen goddeloze
Lev. 24 : 17 tegenstrijdigheid schijnbare -, vgl. vers 14
Deut. 11 : 17 tegenstrijdigheid schijnbare -, vs 15
Hebr. 11 : 17 tegenstrijdigheid schijnbare -: beloofde zoon offeren
Luk. 24 : 49 - 50 tegenstrijdigheid schijnbare -: blijft in de stad … Hij leidde hen uit; zie echter vs. 52
2 Tim. 2 : 23 tegenstrijdigheid schijnbare -: in de Bijbel: Paulus wierp zelf twistvraag op in Handelingen, in de raad
Richt. 3 : 8 ,10 tegenstrijdigheid schijnbare -: koning van wat?
Matth. 19 : 7 tegenstrijdigheid schijnbare -: niet scheiden en scheidbrief
Matth. 26 : 45 - 46 tegenstrijdigheid schijnbare -: slaapt en sta op
Jer. 10 : 19 tegenvaller
Joh. 10 : 21 tegenvoorbeeld
Ex. 14 : 25 tegenwerking door God
Rom. 9 : 19 tegenwerping
Rom. 8 : 38 tegenwoordig tegenwoordige dingen kunnen ons niet scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus
Rom. 8 : 38 tegenwoordig versus toekomstig
2 Cor. 9 : 7 tegenzin niet met - geven
Matth. 16 : 1 teken -en der tijden
Jer. 10 : 2 teken -en des hemels, zich ervoor ontzetten
Joh. 6 : 11 teken aan een menigte: wonderbare spijziging, vgl. 6:2, 14
1 Sam. 10 : 7 teken aan Saul, vs. 9
Matth. 26 : 48 teken aanwijzing
Ex. 4 : 30 teken Aäron deed de tekenen voor de ogen van het volk
1 Sam. 20 : 21 teken afspreken
Jes. 38 : 7 teken als bevestiging van een belofte
Joh. 2 : 11 teken begin van Jezus’ tekenen
1 Sam. 14 : 10 teken begrip
Mark. 14 : 44 teken begrip
Joh. 6 : 30 teken begrip
2 Kon. 20 : 7 teken begrip: bewijs
Luk. 21 7 teken begrip: voorbode
Richt. 6 : 17 teken begrip: wonderlijk bewijs
Hand. 4 : 16 teken bekend geworden aan alle inwoners van Jeruzalem
1 Sam. 20 : 7 teken bepalen: geval
Richt. 6 : 37 teken betekenis
Ps. 105 : 27 teken bevelen Zijner -en: door Mozes en Aaron gedaan
Mark. 16 : 20 teken bevestigt het woord dat gesproken is
Num. 17 : 5 teken bewijs
Ex. 12 : 13 teken bloed tot een – aan de huizen
2 Kon. 20 : 8 teken dat iets zal gebeuren
Joh. 2 : 18 teken de Joden zoeken tekenen
Opb. 16 : 14 teken demonische tekenen
Joh. 6 : 30 teken doen
Hand. 8 : 6 teken doen van -en: door Filippus: bij de prediking
Ex. 4 : 17 teken doen van tekenen met een staf
Richt. 6 : 17 teken doen: doe Mij een teken
Opb. 16 : 14 teken doen: door demonen
Hand. 7 : 36 teken doen: door Mozes
Ps. 135 : 9 teken door God gedaan in Egypte
Jes. 37 : 30 teken door God gesteld aan Sanherib
2 Kon. 19 : 29 teken door God: voor Hizkia
Joh. 21 : 6 teken door Jezus gedaan: wonderbare visvangst
Luk. 23 8 teken door Jezus: Jezus was bekend om zijn tekenen die Hij deed
Luk. 23 8 teken door Jezus: verlangen te zien: door Herodes
Matth. 24 : 24 teken door valse christussen en valse profeten grote -en
Num. 16 : 38 teken een voorwerp tot een - gesteld
Jes. 55 : 13 teken eeuwig –
Jes. 7 : 11 teken eisen van God: daartoe door God uitgenodigd
Deut. 6 : 22 teken en wonder
Deut. 26 : 8 teken en wonder
Ps. 135 : 9 teken en wonder
Jer. 32 : 20 teken en wonder
Dan. 4 : 2 teken en wonder
Mark. 13 : 22 teken en wonder
Hand. 4 : 30 teken en wonder
Hand. 7 : 36 teken en wonder
Hand. 14 : 3 teken en wonder
Hand. 15 : 12 teken en wonder
2 Cor. 12 : 12 teken en wonder en kracht
Rom. 15 : 19 teken en wonderen
Rom. 15 : 19 teken evangelisatie en -en
Ex. 4 : 8 teken functie van een -: gedachten veranderen
Ex. 10 : 2 teken functie: kennis bijbrengen
Hand. 4 : 30 teken gebeurt door de naam van Jezus
Joh. 20 : 30 teken gedaan door Christus: vele
Joh. 12 : 18 teken gedaan door Jezus: opwekking van Lazarus
Joz. 4 : 6 teken gedenkstenen
Gen. 4 : 15 teken gesteld aan Kain
Hand. 14 : 3 teken getuigenis van de Heer Jezus
Hand. 4 : 16 teken geval: genezingswonder
Hand. 8 : 7 teken geval: uitdrijving van boze geesten, genezingen
Deut. 34 : 10 teken gezonden om -en te doen: Mozes
Hand. 2 : 22 teken God deed door Jezus -en
Dan. 6 : 28 teken God doet tekenen en wonderen in de hemel en op de aarde
Jes. 7 : 14 teken God zal zelf een - geven
Num. 14 : 22 teken Gods -en zien
Deut. 6 : 8 teken Gods woord tot - gebonden op de hand
Richt. 6 : 17 teken grond van weten
Joh. 2 : 23 teken grond voor geloof
Joh. 6 : 14 teken grond voor geloof
Joh. 6 : 30 teken grond voor geloof
Opb. 12 : 1 teken groot -: in de hemel
Opb. 15 : 1 teken groot en wonderbaar
Hand. 15 : 12 teken grote -en door God gedaan door de apostelen
Matth. 24 : 24 teken grote tekenen
Opb. 13 : 13 teken grote tekenen doen: door de valse profeet
Joz. 24 : 17 teken grote tekenen: gedaan door God
Jes. 7 : 11 teken in de diepte of uit de hoogte
Opb. 15 : 1 teken in de hemel
Opb. 12 : 3 teken in de hemel: draak
Rom. 15 : 19 teken in de kracht van -en
Joh. 6 : 26 teken Jezus deed -en
Joh. 3 : 2 teken Jezus deed bijzondere of grote tekenen
Joh. 11 : 47 teken Jezus deed vele tekenen
1 Cor. 1 : 22 teken Joden begeren tekenen
Joh. 10 : 41 teken Johannes deed geen enkel -
2 Thess. 3 : 17 teken kenteken: geval
Hand. 2 : 22 teken krachten, wonderen en tekenen
1 Kron. 14 : 15 teken leiding door een - van Godswege
Ez. 9 : 6 teken mensen met – werden beschermd
Deut. 13 : 2 teken met oproep tot afgoderij
Opb. 19 : 20 teken misleiden door tekenen
Mark. 13 : 22 teken misleidend -
Ez. 4 : 3 teken niet altijd een wonder
Num. 14 : 11 teken ondanks alle -en niet geloven in God
Spr. 27 : 25 teken onderscheiden
Hebr. 2 : 4 teken onderscheiden van wonder
Ex. 13 : 9 teken op de hand
Ex. 13 : 16 teken op hand of voorhoofd
Deut. 11 : 18 teken op hand of voorhoofd
Ex. 13 : 9 teken op voorhoofd
Gen. 35 : 14 teken opgericht - door Jakob gesteld
Jes. 19 : 19 teken opgericht - zal God hebben in Egypte
2 Thess. 2 : 9 teken satanische -en
Joh. 12 : 30 teken stem uit de hemel
Ex. 4 : 8 teken stem van een - horen
Deut. 28 : 46 teken straffen tot een - en wonder
1 Cor. 14 : 22 teken talen zijn tot een -
Luk. 21 25 teken tekenen aan zon, maan en sterren
Ex. 4 : 28 teken tekenen bevolen door God
Jes. 44 : 25 teken tekenen der leugendichters: worden door God vernietigd
Joh. 6 : 2 teken tekenen doen aan de zieken: door Jezus
Deut. 26 : 8 teken tekenen door God gedaan ter bevrijding van Israël
Joh. 7 : 31 teken tekenen een grond voor geloof
Hand. 8 : 13 teken tekenen en grote krachten
Neh. 9 : 10 teken tekenen en wonderen
Ex. 4 : 28 teken tekenen en woorden door God gegeven
Deut. 4 : 34 teken tekenen in Egypte
Joh. 12 : 37 teken tekenen om geloof te wekken
Hand. 2 : 19 teken tekenen op de aarde
Ps. 65 : 9 teken tekenen van God: die op de einden wonen vrezen voor Uw -en
Mark. 16 : 20 teken tekenen volgden de prediking van het evangelie
Mark. 16 : 17 teken tekenen volgen de gelovigen
Joh. 6 : 2 teken tekenen zien
Joh. 6 : 26 teken tekenen zien
Ex. 10 : 1 teken tekenen: omstandigheden voorbereid door God
Num. 16 : 40 teken ter gedachtenis
2 Kon. 20 : 9 teken ter verkrijging van zekerheid
Jes. 20 : 3 teken tot een - wonder: Jesaja
Matth. 16 : 1 teken uit de hemel
Luk. 11 : 16 teken uit de hemel
Mark. 8 : 11 teken uit de hemel verlangen
Deut. 13 : 1 teken uit de koker van de duivel
2 Cor. 12 : 12 teken van de apostel
Rom. 4 : 11 teken van de besnijdenis als zegel van de gerechtigheid van het geloof
Mark. 13 : 4 teken van de vervulling van een voorzegging
Matth 24 : 3 teken van de voleinding van de eeuw
Matth. 24 : 30 teken van de Zoon des mensen
Hand. 4 : 22 teken van genezing
Gen. 17 : 11 teken van het verbond tussen God en Abraham: besnijdenis
Luk. 21 20 teken van Jeruzalems aanstaande verwoesting
Matth 24 : 3 teken van Jezus' komst
Matth. 16 : 4 teken van Jona
Luk. 11 : 29 teken van Jona
Num. 17 : 5 teken van verkiezing door God
Hand. 2 : 43 teken vele -en en wonderen gebeurden door de apostelen
Joh. 3 : 2 teken verklaren: uit God
Luk. 11 : 16 teken verlangen
Luk. 11 : 29 teken verlangen
Luk. 11 : 29 teken verlangen: door een boos geslacht
Joh. 2 : 18 teken verlangen: Joden
Ex. 7 : 3 teken vermenigvuldigen van -en: door God
2 Cor. 10 : 12 teken verrichten van -en
Richt. 6 : 15 teken verzoek om -: om zekerheid
Deut. 28 : 46 teken vloek (uitwerking) als -
Mark. 8 : 12 teken voor de Joden: niet door Christus gegeven
1 Sam. 2 : 34 teken voor iem.
Ex. 3 : 12 teken voor Mozes: dat God hem gezonden heeft
Richt. 6 : 37 teken vraag door Gideon om een –
Jes. 38 : 22 teken vraag naar een -
Luk. 1 : 18 teken vraag om een -
Richt. 6 : 17 teken vraag om een teken
Matth. 16 : 1 , 4 teken vraag om een teken
2 Kon. 20 : 7 teken vraag om een teken: Hizkia
Hand. 13 : 12 teken wekt geloof
Matth. 12 : 38 teken willen zien
Deut. 13 : 1 teken wonder vs. -
Ex. 4 : 8 teken wonder-
Ex. 4 : 9 teken wonder-
1 Kon. 13 : 3 teken wonder-
teken zie ook Bewijs
Joh. 6 : 14 teken zien: de wonderbare spijziging
Luk. 11 : 30 teken zijn: door de zoon des mensen: voor zijn geslacht
Luk. 11 : 30 teken zijn: door Jona: voor de Ninevieten
Luk. 21 28 v teken
Joh. 5 : 20 teken
Joh. 12 : 37 teken veel tekenen had Jezus gedaan
2 Thess. 3 : 14 tekenen tuchtmaatregel
Luk. 10 : 2 tekort van arbeiders
1 Cor. 6 : 7 tekortdoen zich tekort laten doen
Rom. 3 : 23 tekortkomen de mens
Luk. 18 22 tekortkomen één ding -
2 Sam. 23 : 5 tekortkoming besef van -: David
Rom. 3 : 23 tekortschieten de mens
Matth. 27 : 2 tekstvariant <Pontius>Pilatus
Rom. 4 : 1 tekstvariant <voor>vader
Matth. 27 : 24 tekstvariant deze <Rechtvaardige>
1 Sam. 15 : 4 Telaïm
Jes. 37 : 12 Telassar
Mark. 13 : 15 telefonie op het veld zien en horen van de gruwel (mogelijkheid)
Jes. 40 : 27 teleurstelling bij Israël
Luk. 7 : 19 , 23 teleurstelling bij Johannes
Luk. 19 7 teleurstelling over Jezus
Joh. 5 : 7 teleurstelling
Ez. 39 : 21 televisie (mogelijk)
Deut. 14 : 3 televisie geen gruwel tot je nemen
Spr. 4 : 17 televisie geweld: wijn der goddelozen (toepssing)
2 Pe 2 : 8 televisie kwade uitzendingen (toepassing)
Mark. 13 : 15 televisie thuis zijn en de gruwel zien (mogelijkheid)
Spr. 14 : 7 televisie wegzappen (toepassing)
Luk. 12 : 7 tellen door God
Job 31 : 4 tellen door God: al mijn treden
Ps. 56 : 9 tellen door God: Davids omzwervingen
1 Kron. 5 : 21 tellen Israëlieten konden tellen
Matth. 15 : 38 tellen mannen -
Luk. 9 : 14 telling mannen
1 Kron. 23 : 3 telling van de Levieten
Job 6 : 19 Tema
Jak. 3 : 7 temmen door de mens: dieren
Jer. 7 : 4 tempel aanwezigheid tempel geen waarborg voor vrede
Jes. 60 : 13 tempel aardse -: plaats van Gods voeten
Ps. 150 : 1 tempel activiteit in: lof aan God
Hos. 8 : 14 tempel afgodische -s
Jer. 32 : 34 tempel afgodische dingen in de tempel Gods
2 Kon. 21 : 7 tempel afgodsbeeld in -
2 Kon. 23 : 6 tempel afgodsbeeld uit - verwijderd
1 Kon. 6 : 2 v tempel afmetingen
2 Kron. 23 : 6 tempel alleen toegankelijk voor de priesters en de Levieten
Jes. 56 : 7 tempel bedehuis
2 Kron. 7 : 20 tempel bespot
1 Sam. 3 : 3 tempel bevatte: ark Gods
2 Kon. 25 : 18 tempel bewaking
Luk. 19 45 tempel binnengaan: door Jezus
Ezra 4 : 5 tempel bouw des -s verstoren
Zach. 6 : 12 tempel bouw: door Christus
Zach. 6 : 15 tempel bouwlieden: komen van verre
2 Kron. 34 : 11 tempel bouwmateriaal
Luk. 20 1 tempel Christus leerde in de -
Matth. 4 : 6 tempel dakrand van de -: Jezus stond hierop
Ef. 2 : 21 - 22 tempel de Gemeente is een -, een woonplaats van God in [de] Geest
Jer. 51 : 11 tempel de wraak Zijns tempels, vgl. 50.28
Hand. 3 : 2 tempel deur: de Schone geheten
1 Kron. 26 : 1 - 19 tempel dienst: poortiers
1 Kron. 26 : 20 - 28 tempel dienst: schatbewaarders
Ez. 24 : 21 tempel door God zelf ontheiligt
Mark. 11 : 11 tempel door Jezus bezien
Jer. 17 : 12 tempel een hoogheid sinds het begin
Hag. 2 : 3 tempel eerste - had groter heerlijkheid dan de tweede
Hand. 2 : 46 tempel eerste gelovigen dagelijks eendrachtig in de -
Jes. 6 : 1 tempel en Gods troon
Ezra 6 : 3 tempel en offerplaats
1 Kon. 5 : 17 tempel fundament
Zach. 8 : 8 tempel fundament van de - gelegd
Jes. 44 : 28 tempel fundering voorzegd: te voren bevolen door God aan Kores
2 Kron. 20 : 9 tempel gebed van het volk tot God
Luk. 18 10 tempel gebedshuis
2 Kron. 7 : 15 tempel gebedsplaats
1 Kon. 9 : 15 tempel gebouwd door uitschot
Hag. 1 : 8 tempel gebouwd van hout
1 Kon. 8 : 44 tempel gebouwd voor Gods naam
Matth 24 : 1 tempel gebouwen van de -
Matth. 4 : 5 tempel gebouwen, niet het tempelhuis
2 Kron. 36 : 14 tempel geheiligd door God te Jeruzalen
1 Kon. 9 : 7 tempel geheiligd door God voor Zijn naam
Mark. 11 : 15 tempel gemaakt tot rovershol
Matth. 21 : 14 tempel genezing door de Heer in de tempel
Jer. 7 : 10 tempel genoemd naar Gods naam
Jer. 7 : 14 tempel genoemd naar Gods naam
Jes. 66 : 6 tempel God spreekt uit de -
Hand. 17 : 24 tempel God woont niet in met handen gemaakte tempels
2 Kon. 21 : 7 tempel God zet daar zijn naam
2 Kron. 36 : 23 tempel Gods - bouwen: opdracht aan heidense koning
2 Cor. 6 : 16 tempel Gods - heeft geen overeenkomst met afgoden
2 Cor. 6 : 16 tempel Gods - zijn wij
Micha 1 : 2 tempel Gods -: - Zijn heiligheid
Jer. 7 : 30 tempel Gods -: afgoderij in Gods -
1 Kon. 9 : 3 tempel Gods aandacht gaat daar elke dag naar uit
Ez. 5 : 11 tempel Gods heiligdom ('Mijn heiligdom')
Jes. 63 : 18 tempel Gods heiligdom vertreden
Dan. 5 : 23 tempel Gods huis
Matth. 21 : 13 tempel Gods huis
1 Kon. 8 : 39 tempel Gods huis, maar de vaste plaats van Zijn woning is de hemel
1 Kon. 8 : 36 tempel Gods huis, maar Hij hoort in de hemel het gebed
1 Kon. 8 : 63 tempel Gods huis: 'huis des HEEREN'
1 Kon. 9 : 3 tempel Gods naam daar tot in eeuwigheid gezet
2 Kron. 20 : 9 tempel Gods naam in daarin
2 Kon. 23 : 27 tempel Gods naam zal daarin wezen
2 Kron. 36 : 15 tempel Gods woning
Opb. 3 : 12 tempel Gods: pilaar in
Mark. 13 : 1 v tempel grote stenen, grote gebouwen
Matth. 12 : 6 tempel groter dan de - is Jezus
Jer. 51 : 51 tempel heiligdommen van de –
Hand. 6 : 14 tempel heilige plaats
1 Kon. 9 : 3 tempel heiligen: door God gedaan
Ezra 4 : 23 tempel herbouw belet
Joh. 2 : 19 tempel herbouw: profetie (?)
Luk. 22 52 tempel hoofdlieden van de -
Hand. 4 : 2 tempel hoofdman van de -
1 Kron. 6 : 10 tempel huis
1 Kon. 9 : 7 tempel huis dat God Zijn naam geheiligd heeft
Jer. 34 : 15 tempel huis dat naar Gods naam genoemd is
1 Kon. 9 : 1 tempel huis des HEEREN
2 Kron. 36 : 18 tempel huis Gods
1 Kron. 6 : 32 tempel huis van de HEER
2 Kron. 36 : 14 tempel huis van de HEER
Ez. 11 : 1 tempel huis van de HEER
Joh. 2 : 16 tempel huis van de Vader
Matth. 21 : 13 tempel huis van gebed
Mark. 11 : 17 tempel huis van gebed
Luk. 19 45 tempel huis van gebed
Luk. 19 46 tempel huis van gebed
1 Kon. 8 : 42 tempel huis van gebed ook voor de niet-Israëliet
Jer. 51 : 51 tempel huis van God
Matth. 12 : 4 tempel huis van God
Luk. 6 4 tempel huis van God
Dan. 1 : 2 tempel huis van God of, in dit geval, van een andere god
Ps. 27 : 4 tempel huis van Goden
1 Kon. 8 : 10 tempel huis van Jahweh
Jer. 19 : 14 tempel huis van Jahweh
Luk. 24 53 tempel in de – zijn: de discipelen waren voortdurend in de - en prezen God
Mark. 13 : 14 tempel in de eindtijd
Jes. 6 : 2 tempel in de hemel
Opb. 14 : 17 tempel in de hemel
Opb. 15 : 5 tempel in de hemel
Opb. 15 : 6 tempel in de hemel: engelen kwamen uit de -
Opb. 16 : 17 tempel in de hemel: heeft een troon
Opb. 16 : 1 tempel in de hemel: stem kwam daaruit
Opb. 14 : 15 tempel in de hemel: uit de - kwam een engel
Opb. 15 : 8 tempel in de hemel: versperd tot de zeven plagen voleindigd waren
Hand. 22 : 17 tempel in de tempel in gebed
Ez. 37 : 26 tempel in de toekomst
Matth. 24 : 15 tempel in eindtijd
Ps. 29 : 9 tempel in Gods - zegt Hem een ieder eer
1 Kon. 8 : 63 tempel inwijding: door gebed en offers
Joh. 8 : 59 tempel Jezus ging uit de –
Luk. 19 47 tempel Jezus leerde dagelijks in de -
Matth. 26 : 55 tempel Jezus leerde dagelijks in de tempel
Mark. 12 : 35 tempel Jezus leerde in de -
Mark. 14 : 49 tempel Jezus leerde in de -
Joh. 7 : 14 tempel Jezus leerde in de -
Joh. 18 : 20 tempel Jezus leerde in de -
Joh. 8 : 20 tempel Jezus leerde in de –
Luk. 21 37 v tempel Jezus leerde overdag in de -
Matth. 21 : 12 tempel Jezus reinigt de tempel van koophandel
Matth 24 : 1 tempel Jezus vertrok van de -
Luk. 22 53 tempel Jezus was dagelijks in de -
Joh. 2 : 14 tempel koophandel in de –
Jer. 26 : 10 tempel lag hoger dan het huis van de koning
1 Sam. 3 : 3 tempel lamp Gods in de -
Ezra 6 : 3 tempel maten
Luk. 2 : 37 tempel niet uit de - wijken
2 Kron. 7 : 12 tempel offerhuis
Ps. 68 : 30 tempel omwille van de - te Jeruzalem zullen de koningen U geschenk toebrengen
Hand. 24 : 6 tempel ontheiligen
Jer. 51 : 51 tempel ontheiliging door de Babyloniërs
Ezra 1 : 2 tempel opdracht tot bouw -
Ef. 2 : 21 tempel opgroeien tot een heilige tempel in [de] Heer
Hand. 3 : 1 tempel Petrus en Johannes gingen op naar de tempel
Hand. 3 : 1 tempel plaats lag hoger: 'gingen op naar de tempel'
2 Kron. 7 : 16 tempel plaats waar God ogen en hart zijn
2 Kron. 3 : 1 tempel plaats: berg Moria
Jer. 20 : 2 tempel poort: de bovenste poort van Benjamin
Ez. 11 : 1 tempel poort: Oostpoort
Jer. 26 : 12 tempel profeteren tegen de -: door Jeremia
Jer. 7 : 11 tempel rovershol
Luk. 21 1 tempel schatkist in de -
Ez. 24 : 21 tempel schoon van aanzien
Luk. 21 5 tempel schoonheid
Ez. 7 : 20 tempel sieraad
Jer. 7 : 11 tempel spelonk van geweldplegers
Jes. 66 : 6 tempel stem uit de –
2 Kon. 12 : 4 tempel te Jeruzalem: herstelwerk
Zach. 14 : 20 v tempel toekomst
Jes. 56 : 7 tempel toekomst: bedehuis voor alle volken
Jes. 66 : 21 tempel toekomst: dienst van Levieten en priesters
Jes. 62 : 9 tempel toekomst: drinken in de voorhoven
Ez. 37 : 26 tempel toekomst: herstel
Jes. 60 : 7 tempel toekomst: huis Mijner heerlijkheid: God zal dit heerlijk maken
Hag. 2 : 8 tempel toekomst: met heerlijkheid vervuld
Micha 4 : 1 tempel toekomst: verheven
Jer. 31 : 23 tempel toekomst: woning der gerechtigheid, berg der heiligheid
Jes. 60 : 13 tempel toekomstige -
Hag. 2 : 10 tempel toekomstige -: groter heerlijkheid dan eerdere -
Jes. 60 : 7 tempel toekomstige –
2 Thess. 2 : 4 tempel toekomstige (herbouwde) -
2 Kron. 36 : 17 tempel toevlucht zoeken in de tempel: tevergeefs hier
Jer. 17 : 12 tempel troon der heerlijkheid
2 Kron. 36 : 23 tempel tweede -: bouw: opdracht tot
2 Kron. 36 : 23 tempel tweede -: te Jeruzalem
Mal. 3 : 1 tempel van Christus
2 Kron. 26 : 16 tempel van de HEER
Zach. 8 : 8 tempel van de Heer bouwen
Opb. 15 : 5 tempel van de tabernakel
Ez. 46 : 1 tempel van Ezechiël: poort van de binnenste voorhof: op zes werkdagen gesloten
Ez. 44 : 27 tempel van Ezechiel: zondoffer door de priester voor zichzelf
Opb. 7 : 15 tempel van God in de hemel
2 Thess. 2 : 4 tempel van God: daarin gaan zitten: door de mens der zonde
Opb. 11 : 19 tempel van God: in de hemel
Ps. 48 : 10 tempel van God: in het midden daarvan Gods weldadigheid gedenken
2 Thess. 2 : 4 tempel van God: in toekomst, ten tijde van de afval
Opb. 11 : 1 tempel van God: op aarde
Ps. 79 : 1 tempel van Gods heiligheid
2 Kron. 36 : 18 tempel vaten en schatten weggevoerd naar Babel
Jer. 27 : 22 tempel vaten van de -
2 Kron. 36 : 7 tempel vaten van de - geplaatst in een Babylonische tempel
Ezra 6 : 12 tempel veranderen of vernietiging: straf gevraagd hiervoor
2 Kron. 36 : 19 tempel verbrand
Jes. 64 : 11 tempel verbrand
Luk. 19 45 tempel vercommercialiseerd
2 Kron. 33 : 7 tempel verkoren door God
Ps. 79 : 1 tempel verontreinigd door heidenen
2 Kron. 36 : 14 tempel verontreinigen
Jer. 7 : 30 tempel verontreinigen: door afgoden
Jer. 32 : 34 tempel verontreinigen: door afgodische dingen
Jer. 7 : 14 tempel vertrouwen op de aanwezigheid van de -
Ez. 7 : 20 tempel verwoest: reden
1 Kon. 9 : 8 tempel verwoesting door God genoemd als gevolg ongehoorzaamheid
Matth 24 : 2 tempel verwoesting van - voorzegd
Jer. 7 : 14 tempel verwoesting voorzegd
Luk. 21 5 tempel verwoesting voorzegd
Ezra 6 : 12 tempel verwoesting: oorzaak: door volk erkend
Hebr. 8 : 12 tempel verwoesting: verband met verdwijning oude verbond (?)
Jer. 26 : 9 tempel verwoesting: voorzegd
Luk. 21 6 tempel verwoesting: voorzegd: door de Heer
2 Kron. 7 : 20 tempel verwoesting: wegwerping door God
Luk. 19 45 tempel verworden tot een rovershol
1 Kon. 9 : 7 tempel verworpen door God
2 Kon. 23 : 27 tempel verworpen door God
Opb. 11 : 2 tempel voorhof buiten de -
Jer. 19 : 14 tempel voorhof: plaats om te profeteren
Jes. 1 : 12 tempel voorhoven: 'Mijn voorhoven' (zegt God)
Jes. 66 : 1 tempel vraag naar de plaats van de -
Joh. 10 : 23 tempel wandelen in de –: door Jezus
2 Kron. 23 : 9 tempel wapens van David in de tempel bewaard
Jes. 44 : 28 tempel word gegrond!
Hand. 25 : 8 tempel zonde tegen de -
Hand. 3 : 11 tempel zuilengang van Salomo
Matth. 12 : 5 v tempel
2 Kron. 33 : 15 tempelberg altaren gebouwd op de -
Joel 2 : 1 tempelberg de 'berg Mijner heiligheid'
Ez. 20 : 40 tempelberg Gods heilige berg
Jer. 26 : 18 tempelberg onheilsprofetie aangaande de –
Jes. 2 : 2 tempelberg toekomstige -
Joh. 2 : 20 tempelhuis bouwtijd: 46 jaren
Matth. 23 : 17 tempelhuis door Jezus erkend
Matth. 23 : 16 tempelhuis goud van het -
Matth. 27 : 40 tempelhuis Jezus' lichaam
Joh. 2 : 19 v tempelhuis Jezus' lichaam
Luk. 1 : 9 tempelhuis van de Heer
Luk. 23 45 tempelhuis voorhangsel: scheurde doormidden
Matth. 23 : 21 tempelhuis woonstede Gods
Matth. 23 : 16 tempelhuis zweren bij het - of het goud daarvan
Deut. 23 : 18 tempelprostitutie tegen -
Rom. 2 : 22 tempelroof plegen
Joh. 10 : 22 tempelwijding feest van de –
Joz. 8 : 32 Tenach geschreven door Mozes
Joz. 8 : 32 Tenach kopie door Jozua gemaakt
Joz. 8 : 34 Tenach voorgelezen door Jozua al de woorden der wet
Joz. 8 : 31 Tenach
Hebr. 2 : 14 tenietdoen de duivel – : door Jezus
Col. 2 : 22 tenietgaan dingen die door het gebruik -
Ex. 30 : 17 tent der samenkomst
Joz. 18 : 1 tent der samenkomst opgericht na verovering land
Lev. 4 : 7 tent der samenkomst: daarin is de HEER
Ex. 33 : 9 tent der samenkomst: deur: wolkkolom hierin staand
Ex. 29 : 44 tent der samenkomst: heiligen
Ex. 33 : 7 tent der samenkomst: naamgeving: door Mozes
Ex. 33 : 9 tent der samenkomst: neerdaling van de wolkkolom
Ex. 40 : 6 - 7 tent der samenkomst: tabernakel
Lev. 1 : 5 tent der samenkomst: tabernakel
Ex. 33 : 7 tent der samenkomst: ver buiten het leger
Luk. 16 : 9 tent eeuwige tenten
2 Pe 1 : 13 - 14 tent fig. lichaam
1 Kron. 17 : 5 tent God heeft in een - gewoond
2 Sam. 7 : 6 tent God wandelde in een -: gelijk Christus
Ps. 27 : 5 tent Gods -
Ps. 27 : 5 tent Gods -: daarin offeranden van geklank offeren
Opb. 7 : 15 tent Gods – in de hemel
Ps. 69 : 26 tent in hun -en zij geen inwoner
Jes. 54 : 2 tent plaats van tenten wijd maken
Deut. 31 : 14 tent samenkomst: - der s
Jes. 33 : 20 tent Sion vergeleken met een vaststaande -
1 Kon. 2 : 28 tent van de HEER
Ps. 15 : 1 tent van God
Jer. 10 : 20 tent vernielde – van Jeremia
Hos. 12 : 10 tent wonen in -en: en wereldlijke soberheid
Hebr. 11 : 9 tent wonen in tenten: Abraham, met Izak en Jakob
Num. 7 : 89 tent der samenkomst aanspraakplaats
Ex. 40 : 34 v tent der samenkomst en tabernakel
Lev. 9 : 23 tent der samenkomst ingaan: door Mozes en Aäron
Num. 2 : 2 tent der samenkomst legering der stammen rondom de -
Num. 7 : 89 tent der samenkomst Mozes ging daarin om met God te spreken
Ex. 35 : 21 tent der samenkomst werk van de –
Ex. 27 : 21 tent der samenkomst
Joz. 24 : 2 Terach diende andere goden
Richt. 17 : 5 terafim maken: door Micha
Gen. 31 : 34 terafim verstopt door Rachel
Gen. 31 : 19 terafim
Ef. 6 : 1 terecht gehoorzaam zijn aan ouders is -
Luk. 23 : 40 terecht geoordeeld
Luk. 23 : 41 terecht ontvangen wat je daden waard zijn
Joh. 13 : 13 terecht zeggen iets zeggen
Job 6 : 24 terechtbrengen iem. - : door onderwijs
Hand. 25 : 20 terechtstaan te Jeruzalem
Hand. 25 : 9 v terechtstaan
Hand. 26 : 6 terechtstaan
Spr. 27 : 17 terechtwijzen (toepassing)
2 Thess. 3 : 15 terechtwijzen als een broeder
Col. 1 : 28 terechtwijzen doel
Hand. 20 : 31 terechtwijzen door Paulus
Col. 3 : 16 terechtwijzen elkaar - met liederen
1 Thess. 5 : 12 terechtwijzen erken hen die u -
Col. 1 : 28 terechtwijzen iedere mens -
Col. 3 : 16 terechtwijzen in alle wijsheid elkaar -
Hand. 20 : 31 terechtwijzen met tranen
2 Tim. 2 : 25 terechtwijzen tegenstander -, zachtmoedig
2 Thess. 3 : 15 terechtwijzen voorbeeld
Rom. 15 : 14 terechtwijzen voorwaarden: goedheid, kennis
1 Thess. 5 : 14 terechtwijzen wijst de ongereregelden terecht
1 Cor. 4 : 14 terechtwijzen
Gal. 5 : 26 tergen elkaar -
2 Sam. 16 : 7 tergen geval
1 Sam. 1 : 6 tergen geval van -
Deut. 31 : 20 tergen God -
1 Kon. 21 : 22 tergen God -
Jes. 65 : 3 tergen God -: door afgoderij
Num. 14 : 11 tergen God getergd door het volk Israël
Neh. 4 : 5 tergen
1 Kon. 21 : 22 terging
Deut. 28 : 22 tering God zal u slaan met -
Gen. 43 : 11 terpentijnnoot
Neh. 6 : 9 , 19 terrorisme associatie
2 Kron. 15 : 6 terrorisme en Gods oordeel (toepassing)
2 Kon. 24 : 2 terrorist (associatie)
Joh. 13 : 32 terstond verheerlijken
Rom. 16 : 22 Tertius schreef de brief die Paulus dicteerde
Hand. 24 : 1 Tertullus
1 Sam. 6 : 12 terugbrengen door koeien
Ex. 20 : 18 terugdeinzen door het volk: tegenover Gods donderslagen enz.
Joh. 18 : 6 terugdeinzen en op de grond vallen
2 Pe 3 : 2 terugdenken aan de woorden
Richt. 1 : 34 terugdringen Danieten: door de Amorieten
Luk. 9 : 42 teruggeven door Jezus: een eniggeboren zoon aan zijn vader -
Gen. 31 : 13 terugkeer Jakob s -: door God bevolen
Jer. 29 : 10 terugkeer naar Israël: uit de ballingschap: beloofd
Luk. 10 : 17 terugkeren door de zeventig
Neh. 9 : 17 terugkeren tot de dienstbaarheid
Jer. 11 : 10 terugkeren tot ongerechtigheid van voorvaderen
Zef. 1 : 6 terugkeren van achter de HEERE
Luk. 5 : 16 terugtrekken zich -
Luk. 9 : 10 terugtrekken zich -: door Jezus: met zijn leerlingen
Joh. 6 : 66 terugtrekken zich –: door discipelen: van Jezus
2 Kron. 24 : 18 terugval in afgoderij
Ef. 4 : 28 terugval voorkomen
Hebr. 11 : 15 terugval voorkomen: door te verlangen naar wat beter is
Jer. 11 : 10 terugval
2 Pe 2 : 20 terugval
2 Kon. 3 : 14 terwille van een ander toegeeflijk zijn aan een
Hebr. 9 : 17 testament geldt zodra de dood is ingetreden
Hebr. 9 : 17 testament kracht hebbend
2 Kon. 20 : 1 testament opstellen (toepassing)
Hebr. 9 : 16 testamentmaker dood van de –
Jes. 49 : 4 tevergeefs arbeiden: door de Messias
2 Cor. 6 : 1 tevergeefs de genade van God - ontvangen
Gal. 2 : 2 tevergeefs lopen
2 Pe 3 : 17 tevoren weten
Filip. 4 : 11 tevreden geleerd - te zijn met de omstandigheden
Filip. 4 : 11 tevreden met de omstandigheden waarin je bent
Gal. 1 : 10 tevreden stellen: mensen of God
Hebr. 13 : 5 tevreden weest - met wat u hebt
1 Tim. 6 : 6 , 8 tevredenheid deugd
Filip. 4 : 11 tevredenheid doet minder lijden
Richt. 1 : 27 Thaänach
Richt. 1 : 10 Thalmai
Matth. 1 : 3 Thamar
Ps. 50 : 8 Tharsis schepen van -: God verbreekt ze met een oostenwind
Richt. 9 : 50 Thebez ingenomen door Abimelech
Jer. 25 : 23 Thema
Ps. 139 : 18 theocentrisch David
Mark. 10 : 18 theocentrisch
1 Kron. 28 : 5 theocratie
Ef. 4 : 14 theologie elke wind van de leer
Job 42 : 7 - 8 theologie valse en ware -
Jer. 5 : 5 theologie vrijzinnige -
2 Kron. 2 : 11 theologisch theologische uitspraak
Mark. 11 : 32 theoloog -gen soms minder kennis dan leken
Jer. 8 : 8 theoloog vergeefse arbeid
1 Kon. 3 : 26 theorie afweging
Col. 1 : 17 theorie theory of all: Christus
Joh. 7 : 39 theorie wegen
2 Kon. 4 : 16 theorie weging: geval
Deut. 1 : 26 , 32 theorie weging: voorbeeld
Jer. 28 : 9 theoriekeuze (toepassing)
Jer. 27 : 9 theoriekeuze
Jer. 4 : 14 therapie cognitieve -
Jer. 9 : 6 therapie cognitieve -
Opb. 3 : 3 therapie cognitieve -
Hand. 17 : 1 Thessalonika synagoge was daar
Joh. 11 : 16 Thomas Didymus geheten
Hos. 2 : 22 Thomas uitroep van - : vergelijk "O mijn God" daarmee
Opb. 1 : 11 Thyatira
Opb. 2 : 18 Thyatira
Joh. 6 : 1 Tiberias
1 Kron. 18 : 8 Tibhath
Ex. 5 : 7 tichelsteen maken
Luk. 19 13 tien = 2 x 5
Ex. 26 : 1 tien gordijnen tabernakel
Dan. 1 : 14 tien tien dagen werden Daniel en zijn vrienden beproefd
Gen. 14 : 20 tiende aan Abraham geschonken: door Melchizedek
Hebr. 7 : 2 tiende door Abraham aan Melchizedek gegeven
Hebr. 7 : 4 tiende door Abraham aan Melchizedek gegeven
Deut. 26 : 12 tiende driejaarlijkse tienden voor Leviet, vreemdeling etc
Deut. 14 : 23 tiende eten in Jeruzalem: doel: God vrezen
Deut. 14 : 22 v tiende geboden
Gen. 28 : 22 tiende gelofte om -n te geven
Deut. 14 : 22 tiende getrouwelijk vertienen
Matth. 23 : 23 tiende geven
Mal. 3 : 10 tiende geven is lonend onder Gods voorzienigheid
Luk. 18 12 tiende geven: van al zijn inkomsten: door de Farizeeer
Deut. 26 : 13 tiende heilig
2 Kron. 31 : 5 v tiende inbrengen, met menigte
Hebr. 7 : 5 tiende nemen: door de Levieten: van het volk
Hebr. 7 : 9 tiende tienden voor de Levieten
Deut. 14 : 23 v tiende toepassing: eten in Jeruzalem
Lev. 27 : 30 tiende van het land, van het zaad en van de vrucht
Mal. 3 : 8 v tiende verwaarloosd
Deut. 14 : 27 tiende voor de Levieten, weduwen, wezen en vreemdelingen
Deut. 14 : 29 tiende zegen na tiende
Neh. 10 : 37 tiende
Neh. 13 : 12 tiende
Opb. 9 : 16 tienduizendtal twintigduizend -len
2 Cor. 6 : 2 tijd aangename tijd
Dan. 4 : 16 tijd aantal tijden: zoveel jaren
Gen. 17 : 21 tijd bepaling: door God
Opb. 9 : 15 tijd bepaling: jaar, maand, dag, uur
Ps. 90 : 4 tijd besef bij God
Dan. 7 : 22 tijd bestemde tijd
Dan. 4 : 32 tijd betekenis hier: jaar
2 Pe 3 : 8 tijd bij God anders dan bij ons mensen
Matth. 26 : 29 tijd boven de tijd: Jezus
Pred. 9 : 12 tijd boze -
Amos 5 : 13 tijd boze -
Micha 2 : 3 tijd boze -: door God bewerkstelligd hier
Matth. 16 : 27 tijd Christus besef van tijd, zie 'staat te komen' in verband van lijden en verherlijking op berg
Rom. 5 : 6 tijd Christus te rechter - voor goddelozen gestorven
2 Pe 3 : 18 tijd dag van eeuwigheid
Opb. 1 : 3 tijd de - is nabij
Mark. 1 : 15 tijd de tijd is vervuld
Luk. 18 30 tijd deze - versus toekomstige eeuw
Matth. 12 : 32 tijd deze -, deze eeuw
Pred. 9 : 11 tijd en toeval wedervaart aan allen
Dan. 10 : 13 tijd engel in de tijd
Luk. 19 44 tijd erkennen: niet erkennen
Opb. 2 : 21 tijd geven om zich te bekeren
2 Sam. 24 : 15 tijd gezette -
Hab. 2 : 3 tijd God bestemt de tijd voor iets
Jer. 40 : 1 tijd God bevrijdt te rechter tijd, op 'nippertje
Opb. 21 : 6 tijd God: voor God zijn toekomende dingen al gebeurd
1 Pe 5 : 6 tijd Gods -: God doet dingen op Zijn tijd
Tit. 1 : 3 tijd Gods eigen -
Jes. 54 : 7 tijd Gods tijdsbesef
Jes. 54 : 8 tijd Gods tijdsbesef
Opb. 8 : 1 tijd in de hemel
Jes. 52 : 4 tijd in vorige tijden
Mark. 11 : 11 tijd Jezus en de tijd: daar het al laat was
Joh. 7 : 6 tijd Jezus’ tijd was nog niet aangebroken
Rom. 13 : 11 tijd kennen
Joh. 14 : 19 tijd korte -
1 Pe 1 : 6 tijd korte -: ons leven op aarde
Opb. 20 : 3 tijd korte -: satan losgelaten
Hebr. 10 : 37 tijd korte -: zeer korte -: nog een zeer korte tijd tot de komst van de Heer
Joh. 12 : 35 tijd korte –
Opb. 6 : 11 tijd korte – te rusten
Joh. 13 : 33 tijd korte –: nog een korte – ben Ik bij jullie
Joh. 16 : 16 v tijd korte –: twee korte tijden noemt de Heer hier
1 Pe 5 : 10 tijd korte tijd: lijden
1 Kron. 29 : 15 tijd kortheid van het leven op aarde
Ps. 37 : 19 tijd kwade -
Jud : 18 tijd laatst van de –
1 Pe 1 : 5 tijd laatste -
Joh. 14 : 9 tijd lange –: Jezus was zo lange – bij Filippus
Jes. 38 : 5 tijd leeftijd: in Gods hand
Opb. 22 : 10 tijd nabij is de -
1 Pe 1 : 11 tijd navorsen
Hebr. 4 : 16 tijd op de juiste - hulp krijgen van God
Hebr. 12 : 10 tijd opvoeding: weinige dagen
Jes. 46 : 9 tijd oude -en
2 Kron. 15 : 5 tijd roerige -
Ps. 90 : 6 , 10 tijd snel voorbij
Ps. 131 : 2 tijd stille
Ps. 143 : 8 tijd stille -
Luk. 21 38 tijd stille -
Spr. 20 : 13 tijd stille -: des morgens
Spr. 6 : 22 tijd stille -: Gods woord spreekt tot ons
Jer. 7 : 25 tijd stille -: vroeg (toepassing)
Pred. 9 : 17 tijd stille -: waarom
Spr. 27 : 25 tijd te rechter -
Hebr. 11 : 32 tijd te weinig - hebben om iets te doen
Rom. 8 : 18 tijd tegenwoordige -
Hebr. 9 : 9 tijd tegenwoordige –
Gal. 4 : 10 tijd tijden onderhouden
2 Tim. 1 : 9 tijd tijden van de eeuwen
Luk. 21 24 tijd tijden van de volken: vervuld in de toekomst
1 Pe 1 : 20 tijd tijden: in het laatst van de -en: Christus mens geworden
2 Tim. 4 : 3 tijd toekomende tijd: gezonde leer niet kunnen verdragen
1 Pe 1 : 17 tijd van een gelovige in de wereld: de tijd van zijn bijwoning
Jes. 49 : 8 tijd van Gods welbehagen
Ps. 69 : 14 tijd van het welbehagen
Jud : 25 tijd verleden, heden, toekomst
1 Kron. 12 : 32 tijd verstaan
Luk. 1 : 57 tijd vervuld
Joh. 7 : 8 tijd vervullen: nog niet vervuld: Jezus' tijd
Ef. 1 : 10 tijd volheid der -en
Gal. 4 : 4 tijd volheid van de - was gekomen
Jud : 25 tijd voor alle eeuwen
Tit. 1 : 2 tijd voor de tijden van de eeuwen
Matth. 24 : 45 tijd voor voedsel
1 Pe 1 : 11 tijd wat voor –
Opb. 12 : 12 tijd weinig tijd voor de duivel
1 Pe 1 : 11 tijd welke –
Ex. 9 : 5 tijd zekere – bestemmen door God
2 Kron. 15 : 5 tijd zware -
2 Tim. 3 : 1 tijd zware -en
2 Cor. 4 : 18 tijdelijk tijdelijke dingen zijn de dingen die men ziet
Hebr. 11 : 25 tijdelijk tijdelijke genieting van de zonde
2 Cor. 4 : 18 tijdelijk versus eeuwig
Jak. 4 : 14 tijdelijkheid van ‘s mensen leven
1 Kron. 23 : 31 tijden
Ef. 2 : 2 tijdgeest van deze wereld
Spr. 25 : 25 tijding goede -
Joh. 17 : 11 tijdsbesef bij Jezus
Jes. 44 : 12 timmerman arbeid
Richt. 2 : 9 Timnath-Heres
2 Cor. 1 : 1 Timotheus de broeder
2 Tim. 4 : 5 Timotheus evangelist
1 Thess. 3 : 2 Timotheus Gods medearbeider in het evangelie
1 Tim. 1 : 2 Timotheus kind: van Paulus, in het geloof
1 Cor. 16 : 10 Timotheus
1 Tim. 6 : 20 Timotheüs aangesproken met zijn naam door Paulus
2 Tim. 1 : 8 Timotheüs en schaamte
2 Tim. 1 : 2 Timotheüs geliefd kind van Paulus
2 Tim. 1 : 5 Timotheüs grootmoeder: Loïs
Hebr. 13 : 23 Timotheüs losgelaten
Rom. 16 : 21 Timotheüs medearbeider van Paulus
2 Tim. 1 : 4 Timotheüs tranen
2 Tim. 1 : 7 Timotheüs vrees bij -
Jes. 25 : 4 tiran blazen der -nen is als een vloed tegen de wand
Jes. 49 : 25 tiran de vangst van de – zal ontkomen
Jes. 25 : 5 tiran gezang der -nen zal vernederd worden
Jes. 29 : 20 tiran heeft een einde
Job 15 : 20 v tiran lot van de -
Jer. 15 : 21 tiran verlossen uit de handpalm der -nen
Job 6 : 23 tiran verlost mij van de hand der -nen
Jes. 25 : 3 tiranniek
Matth. 23 : 8 titel afwijzing van -s
Matth. 23 : 7 titel ervan houden zich door de mens rabbi te laten noemen
Joh. 13 : 13 titel meester en heer: terecht gezegd van Christus
Mark. 14 : 45 titel rabbi
Luk. 22 25 titel weldoener
Matth. 5 : 18 tittel
Luk. 16 : 17 tittel
2 Cor. 8 : 23 Titus deelgenoot en medearbeider
2 Cor. 12 : 18 Titus
Jes. 44 : 5 toebehoren aan God: roemen daarin
Rom. 7 : 4 toebehoren wij behoren de opgewekte Heiland toe
Richt. 4 : 19 toedekken door Jaël: Sisera
Neh. 4 : 5 toedekken onrechtigheid
Jer. 13 : 25 toedelen straf
Gen. 21 : 25 toeëigenen wederrechtelijk een waterput nemen
Rom. 5 : 2 toegang door Jezus
Ef. 3 : 12 toegang tot God de Vader hebben: in Christus: door het geloof in hem
Luk. 23 45 toegang tot God: toen Christus stierf
2 Kon. 3 : 14 toegeeflijk aan iemand wegens een ander
Matth. 15 : 28 toegeeflijk Jezus hier -
Hebr. 5 : 2 toegeeflijk zijn jegens de onwetenden en dwalenden
1 Sam. 8 : 9 toegeven
Jer. 8 : 6 toehoren door God
1 Kon. 4 : 34 toekomst 1000-jarig rijk (toepassing)
Matth. 8 : 26 toekomst 1000-jarig rijk: rust
1 Cor. 15 : 27 toekomst aan de Zoon wordt alles onderworpen
Hag. 2 : 7 toekomst aardbeving
Jes. 13 : 13 toekomst aardbeving, beroering in de kosmos
Luk. 21 11 toekomst aardbevingen, grote (!)
Ps. 99 : 1 toekomst aarde beweegt
Ps. 102 : 27 toekomst aarde en hemel vergaan en veranderen
Matth. 5 : 18 toekomst aarde gaat voorbij
Hab. 2 : 14 toekomst aarde zal vervuld worden met kennis van Gods heerlijkheid
Hebr. 12 : 26 toekomst aarde: beven
Ps. 96 : 10 toekomst aarde: bevestigd, niet meer bewogen
Jes. 13 : 13 toekomst aarde: bewogen
Spr. 2 : 21 v toekomst aarde: bewoond alleen door de goeden
Jes. 11 : 4 toekomst aarde: door Christus geslagen met de roede van Zijn mond
Jes. 60 : 21 toekomst aarde: erfelijk bezit der rechtvaardigen
Ps. 96 : 13 toekomst aarde: gericht door God
Hag. 2 : 22 toekomst aarde: God zal de aarde bewegen
Jes. 66 : 22 toekomst aarde: nieuwe aarde
Luk. 21 25 toekomst aarde: op de aarde benauwdheid onder de volken
Jes. 11 : 9 toekomst aarde: vol van de kennis des HEEREN
Jes. 11 : 9 toekomst aarde: vol van de kennis des HEEREN
Ps. 67 : 7 toekomst aarde: vruchtbaar
1 Kron. 16 : 33 toekomst aarde: zal door God worden gericht
Jes. 2 : 20 toekomst afgoderij afgelopen
Ps. 97 : 7 toekomst afgoderij: beeldendienaars beschaamd
Matth. 25 : 21 v toekomst afrekening met de gelovigen
Matth. 25 : 10 toekomst afval
Jes. 56 : 7 toekomst altaar
Jes. 11 : 14 toekomst Ammon
Jes. 30 : 31 toekomst Assur: geoordeeld
Jes. 19 : 23 toekomst Assyrie: zal God dienen
Jes. 44 : 7 toekomst bekend bij God
Dan. 2 : 45 toekomst bekend gemaakt: door God: aan Nebukadnezar
Matth. 25 : 21 v toekomst beloning: beheer over de 's Heren bezittingen, vreugde
Ps. 57 : 2 toekomst bescherming gelovig overblijfsel
Joh. 17 : 22 toekomst besef: Christus' -
Hebr. 12 : 28 toekomst beweegreden: verre toekomst
Mark. 14 : 62 toekomst bewustzijn: bij Jezus
Job 3 : 26 toekomst bezorgd om de -
Jes. 56 : 7 toekomst bidden: in het bedehuis
Jes. 40 : 5 toekomst Bijbel betrouwbaar gebleken
Jes. 29 : 18 toekomst bijbel: gehoord
Jes. 62 : 11 toekomst boodschap van heil tot aan het einde der aard
Matth. 13 : 49 toekomst bozen worden afgescheiden
Opb. 19 : 7 toekomst bruiloft van het Lam
Rom. 8 : 18 toekomst christen: aan hem wordt een uitnemende heerlijkheid geopenbaard
Hebr. 13 : 17 toekomst christen: beoordeling
1 Pe 5 : 1 toekomst christen: deelgenoot van de heerlijkheid van Christus
2 Tim. 2 : 10 toekomst christen: eeuwige heerlijkheid
Dan. 12 : 3 toekomst christen: heerlijkheid
Rom. 8 : 18 toekomst christen: heerlijkheid
Hebr. 2 : 10 toekomst christen: heerlijkheid
Ef. 6 : 8 toekomst christen: loon voor het goede gedaan
2 Tim. 2 : 12 toekomst christen: mederegeren
2 Tim. 2 : 11 toekomst christen: met Hem leven
Rom. 8 : 19 toekomst christen: openbaring zonen van God
Opb. 2 : 26 toekomst christen: regeren met Christus
Opb. 2 : 27 toekomst christen: regeren met ijzeren staaf
1Jo 3 : 2 toekomst christen: wat we zijn zullen is nog onbekend
Mark. 12 : 25 toekomst christen: zijn als engelen in de hemelen
1 Thess. 5 : 4 toekomst christenen in de hemel tijdens de oordelen (toepassing)
Jes. 35 : 10 toekomst Christenen: eeuwige blijdschap (toepassing)
Opb. 3 : 4 toekomst christenen: sommigen speciale beloning
Opb. 6 : 9 toekomst christenen: vervolging
Jud : 24 toekomst christenen: vreugdegejuich
2 Tim. 4 : 4 toekomst christenheid: afkeer van de waarheid
Matth. 5 : 13 toekomst christenheid: afval?
2 Tim. 4 : 4 toekomst christenheid: fabelgeloof
2 Tim. 4 : 3 toekomst christenheid: gezonde leer niet verdragen
Jes. 32 : 2 toekomst Christus aanwezigheid een zegen
Jes. 25 : 9 toekomst Christus als God en Heiland erkend door de Joden
2 Sam. 5 : 1 toekomst Christus door Zijn volk als heerser erkend
Jes. 4 : 2 toekomst Christus heerlijkheid
2 Sam. 22 : 44 v toekomst Christus heerschappij
Jes. 16 : 5 toekomst Christus heerschappij: goedertierenheid en oordeel
2 Sam. 23 : 3 toekomst Christus koning
Jes. 41 : 2 toekomst Christus koning der wereld
Ez. 37 : 22 v toekomst Christus koning over Israël
1 Sam. 2 : 10 toekomst Christus verhoogd
Ps. 110 : 5 toekomst Christus vijanden verslagen door God
Ps. 98 : 2 toekomst Christus wederkomst: openbaring van heil en gerechtigheid
Dan. 7 : 27 toekomst Christus: alle heerschappijen zullen Hem eren
Micha 5 : 3 toekomst Christus: grootheid
Zach. 6 : 13 toekomst Christus: koning
Jer. 23 : 5 v toekomst Christus: naam: Jahweh onze gerechtigheid
Jes. 41 : 1 toekomst Christus: oordeelt de volken
1 Pe 5 : 1 toekomst Christus: openbaring van zijn heerlijkheod
Zach. 6 : 13 toekomst Christus: priester
Jes. 63 : 2 v toekomst Christus: straft de aarde
Micha 5 : 3 toekomst Christus' heerschappij
Jes. 32 : 1 toekomst Christus' rijk
Jes. 62 : 11 toekomst Christus’ wederkomst: arbeidsloon met Hem
Jes. 63 : 4 toekomst dag der wraak
Zach. 14 : 7 toekomst dag van Christus bij de HEERE bekend
Matth. 11 : 22 , 24 toekomst dag van het oordeel
Luk. 21 22 toekomst dagen van wraak zullen komen
Jes. 40 : 4 toekomst dalen verhoogd, bergen vernederd
Jes. 35 : 8 toekomst de heilige weg voor de verlosten
1 Cor. 15 : 28 toekomst de Zoon onderwerpt zich aan God
1Jo 3 : 2 toekomst deels verborgen
Jes. 43 : 20 toekomst dieren zullen God eren
Jes. 11 : 8 toekomst dierenrijk: adder ongevaarlijk voor kind
Jes. 11 : 7 toekomst dierenrijk: leeuw eet stro
Jes. 11 : 6 toekomst dierenrijk: vrede
Joh. 5 : 28 toekomst doden zullen de stem van de Zoon van God horen
Jes. 25 : 8 toekomst dood overwonnen
Opb. 21 : 4 toekomst dood: zal niet meer zijn
Jes. 48 : 2 toekomst door God verkondigd
Jes. 60 : 2 toekomst duisternis over de volken
Jes. 29 : 24 toekomst dwalenden van geest zullen tot verstand komen
Jes. 11 : 14 toekomst Edom
Joel 3 : 19 toekomst Edom: oordeel
Jes. 34 : 10 toekomst Edoms eeuwig oordeel
Joh. 14 : 20 toekomst eenheid met Christus
Opb. 21 : 4 toekomst eerste dingen gaan voorbij
1 Cor. 15 : 28 toekomst eeuwige toestand: God alles in allen
Jes. 19 : 20 toekomst Egypte: door Christus verlost
Joel 3 : 19 toekomst Egypte: oordeel
Jes. 2 : 4 toekomst einde der oorlogen en oorlogstoerusting
Ez. 7 : 26 toekomst eindtijd: gerucht op gerucht
Mark. 13 : 1 v toekomst eindtijdse gebeurtenissen
Matth. 17 : 11 toekomst Elia komt voor de Christus en zal alles herstellen
Matth. 13 : 30 toekomst engelen: rol der engelen (maaiers)
Jes. 12 : 4 toekomst evangelisatie
Jes. 11 : 14 toekomst Filistijnen
1 Cor. 13 : 11 toekomst geestelijke volwassenheid van de gelovige
Hebr. 11 : 20 toekomst geloof aangaande toekomstige dingen
Ef. 2 : 7 toekomst gelovige: betoning van de rijkdom van Gods genade aan ons
Rom. 14 : 10 toekomst gelovige: gesteld voor de rechterstoel van God
Opb. 2 : 17 toekomst gelovige: manna eten
Opb. 2 : 17 toekomst gelovige: niet alles weten van anderen
Opb. 2 : 17 toekomst gelovige: nieuwe naam
Luk. 21 17 toekomst gelovigen gehaat door allen
Luk. 20 36 toekomst gelovigen: aan engelen gelijk
Opb. 5 : 10 toekomst gelovigen: mederegeren met Christus over de aarde
Luk. 20 36 toekomst gelovigen: onsterfelijk
Luk. 20 36 toekomst gelovigen: zonen van God
Ps. 45 : 14 v toekomst gemeente
Joh. 17 : 24 toekomst gemeente: bij de Heer
Jud : 24 toekomst gemeente: gesteld voor God
Luk. 21 28 toekomst gemeente: hoofden oprichten
Ez. 8 : 3 toekomst gemeente: opname
Luk. 21 16 v toekomst gemeente: vervolging
Matth. 13 : 30 toekomst gemeente: verzameling
Luk. 21 31 toekomst gemeente: weet dan dat het kon. van God nabij is
Hebr. 12 : 28 toekomst gemeente: wij ontvangen een onwankelbaar koninkrijk
Jes. 35 : 6 toekomst genezingen
Ps. 98 : 9 toekomst gericht
Ps. 2 : 5 toekomst gericht der volkeren
Ps. 2 : 9 toekomst gericht der volkeren
Jes. 66 : 15 v toekomst gericht door God: met vuur en zwaard
Jes. 9 : 6 toekomst gericht en gerechtigheid door Christus
Joh. 17 : 22 toekomst gericht: Jezus, vgl. Paulus' "heeft hen verheerlijkt"
Ef. 3 : 21 toekomst geslachten
Ps. 102 : 19 toekomst geslachten zullen God loven
Luk. 21 9 toekomst gevaar van angst
Ps. 67 : 4 v toekomst God
Job 9 : 5 v toekomst God beroert de aarde (associatie)
Ps. 98 : 1 toekomst God doet wonderen
Ps. 86 : 10 toekomst God doet wonderwerken
Jes. 17 : 7 toekomst God geopenbaard
Deut. 30 : 9 toekomst God keert weder tot het bekeerde Israël
Jes. 48 : 8 toekomst God kende vooraf Israëls trouweloos handelen
Ps. 96 : 13 toekomst God komt om de aarde te richten
Ps. 98 : 9 toekomst God komt om de aarde te richten: reden tot vreugde
Zach. 14 : 9 toekomst God koning over de hele aarde
Opb. 21 : 5 toekomst God maakt alles nieuw
Ps. 98 : 2 toekomst God maakt Zijn heil bekend
Ps. 98 : 2 toekomst God openbaart zijn gerechtigheid
Ps. 99 : 1 v toekomst God regeert
Ps. 96 : 10 toekomst God regeert over de wereld
Ez. 39 : 29 toekomst God verbergt zich niet meer voor Israël
Ps. 46 : 11 toekomst God verhoogd onder de heidenen
Jes. 42 : 9 toekomst God verkondigt toekomstige dingen
Jes. 30 : 30 toekomst God verschijnt
Opb. 21 : 3 toekomst God woont bij de mensen
Ps. 102 : 23 toekomst God wordt gediend door de volken en de koninkrijken
Jes. 54 : 5 toekomst God zal de God van de hele aardbodem genoemd worden
Hag. 2 : 23 toekomst God zal de troon der koninkrijken omkeren
Ps. 96 : 10 toekomst God zal de volken richten
Jes. 31 : 4 toekomst God zal nederdalen om te strijden voor de berg Sions en haar heuvel
Hebr. 12 : 26 toekomst God zal spreken van de hemel
Jes. 30 : 29 toekomst God zal zijn stem doen horen
Opb. 19 : 6 toekomst God: aanvaardt Zijn koningschap
Jes. 11 : 9 toekomst God: aarde vol van de kennis des HEEREN
Ps. 138 : 4 toekomst God: alle koningen der aarde zullen U loven
Ps. 97 : 6 toekomst God: alle volken zien Zijn eer
Jes. 2 : 11 toekomst God: alleen Hij zal verheven zijn
Jer. 3 : 18 toekomst God: als Vader aangeroepen
Jes. 66 : 14 toekomst God: bekend worden aan zijn knechten en zijn vijanden
Ez. 38 : 16 toekomst God: doel: zich door de heidenen doen kennen
Jes. 66 : 24 toekomst God: doodt de overtreders
Zach. 14 : 9 toekomst God: één
Jes. 25 : 9 toekomst God: erkend en gekend
Jer. 33 : 9 toekomst God: geëerd op aarde
Jes. 66 : 23 toekomst God: geregelde aanbidding door de volken
Ps. 65 : 9 toekomst God: gevreesd
Jer. 33 : 9 toekomst God: gevreesd door de heidenen: om Zijn weldaden aan Israël
Jes. 35 : 4 toekomst God: komen: ter wrake met de vergelding Gods en tot verlossing van Israël
Jes. 66 : 15 toekomst God: komt met vuur
Zach. 14 : 8 toekomst God: koning over de aarde
Micha 4 : 7 toekomst God: Koning over Israël op de berg Sion
Jes. 64 : 1 v toekomst God: openbaring aan de volken (toepassing)
1 Kron. 16 : 31 toekomst God: regeert
1 Thess. 1 : 10 toekomst God: toorn over deze wereld
Opb. 11 : 18 toekomst God: toorn: zal komen
Ps. 65 : 3 toekomst God: tot Hem komt alle vlees
Jes. 60 : 21 toekomst God: verheerlijkt
Jes. 61 : 3 toekomst God: verheerlijkt
Jes. 33 : 10 toekomst God: verhoogd
Jes. 35 : 2 toekomst God: verschijning in heerlijkheid
Ps. 66 : 3 toekomst God: vijand onderwerpt zich geveinsdelijk
Ps. 66 : 3 toekomst God: vijanden: zullen zich geveinsdelijk aan Hem onderwerpen
Jes. 40 : 10 toekomst God: zal heersen
Jes. 40 : 11 toekomst God: zal zijn kudde weiden gelijk een herder
Jes. 35 : 2 toekomst God: zichtbare verschijning in heerlijkheid
Opb. 15 : 4 toekomst God: Zijn gerechtigheid openbaar
Ps. 102 : 17 toekomst God: zijn heerlijkheid zal verschijnen
Jes. 66 : 14 toekomst God: Zijn vijanden: Hij zal hen gram worden
Opb. 15 : 4 toekomst Gods gerechtigheden worden openbaar
Jes. 65 : 25 toekomst Gods heilige berg: geen kwaad of verderf door wolf, leeuw of slang
Job 9 : 5 v toekomst Gods oordelen m.b.t. de schepping (associatie)
Jes. 40 : 5 toekomst Gods openbaring
Jes. 42 : 14 toekomst Gods openbaring
Ps. 93 : 1 toekomst Gods regering
Ps. 149 : 9 toekomst Gods volk: oordeel over hun vijanden
Jes. 27 : 2 v toekomst Gods wijngaard
Jes. 54 : 15 toekomst Gog en Magog (einde 1000-jarig vrederijk; associatie)
Jes. 59 : 19 toekomst Gog: stroom
Hag. 2 : 6 toekomst heerlijkheid van de Messias
Opb. 6 : 2 toekomst heerschappij van de man op het witte paard
Micha 7 : 16 toekomst heidenen beschaamd
Micha 7 : 17 toekomst heidenen komen tot God
Jes. 64 : 2 toekomst heidenen: beven voor Gods aangezicht
Jes. 42 : 1 toekomst heidenen: Christus zal hun het recht voortbrengen, vgl. vers 3
Jes. 42 : 4 toekomst heidenen: de eilanden zullen naar Christus' leer wachten
Jes. 34 : 2 toekomst heidenen: Gods gericht over al de heidenen
Jes. 66 : 19 toekomst heidenen: Gods heerlijkheid onder hen verkondigd
Jer. 31 : 7 toekomst heidenen: hoofd der heidenen
Jes. 66 : 18 toekomst heidenen: komen en zien Gods heerlijkheid
Jes. 66 : 18 toekomst heidenen: vergaderd door God
Ez. 39 : 21 toekomst heidenen: zien Gods oordeel aan Gog
Hag. 2 : 8 toekomst heidenen: zullen allen beven
Ez. 38 : 16 toekomst heidenen: zullen God kennen
Jer. 16 : 19 toekomst heidenen: zullen tot God komen
Ez. 39 : 23 toekomst heidenen: zullen weten waarom God Israël geoordeeld heeft
Jer. 4 : 2 toekomst heidenen: zullen zich in God beroemen
Jes. 56 : 7 toekomst heilige berg Gods
Dan. 7 : 22 toekomst heiligen bezitten het rijk
Dan. 7 : 21 toekomst heiligen overwonnen door de Hoorn
Dan. 7 : 18 toekomst heiligen: regeren met Christus, vgl. vs. 14
Dan. 7 : 18 , 22 toekomst heiligen: zullen Koninkrijk ontvangen en bezitten
Hebr. 1 : 11 toekomst hemel en aarde vergaan
Matth. 5 : 18 toekomst hemel gaat voorbij
Jes. 13 : 13 toekomst hemel: beroerd
Hebr. 12 : 26 toekomst hemel: beven
Jes. 66 : 22 toekomst hemel: nieuwe hemel
Hag. 2 : 22 toekomst hemelen: God zal de hemelen bewegen
Jes. 34 : 4 toekomst hemelverschijnselen
Jes. 65 : 17 toekomst herinnering: vorige dingen zullen niet meer gedacht worden
Hebr. 2 : 5 toekomst het toekomstige aardrijk
Jes. 4 : 6 toekomst hitte
Luk. 21 11 toekomst hongersnoden, in verschillende plaatsen
Ez. 44 : 24 toekomst hoogtijden
Jes. 65 : 16 v toekomst huidige ellende vergeten
Jes. 65 : 20 toekomst huizen bouwen
Opb. 19 : 18 toekomst in de toekomst zijn er slaven en vrijen
Jes. 5 : 6 toekomst in Israël zal een hut zijn tot beschutting
Hebr. 6 : 19 toekomst ingaan tot binnen het voorhangsel
Zef. 3 : 8 toekomst Isaël: volkeren daar verzameld
Jes. 30 : 26 toekomst Israël genezen door God
Micha 7 : 17 toekomst Israël gevreesd door de heidenen
Matth. 17 : 27 toekomst Israël ontvangt schatten der wereld
Micha 7 : 16 toekomst Israël verlost van haar vijanden
Jes. 54 : 7 toekomst Israël zal worden vergaderd door God met grote ontfermingen
toekomst Israël, zie ook Israël: toekomst
Luk. 22 30 toekomst Israël: 12 stammen: geoordeeld
Jes. 60 : 21 toekomst Israël: aarde erfelijk bezit eeuwig
Jes. 31 : 7 toekomst Israël: afgoden verworpen
Jes. 60 : 21 toekomst Israël: allen rechtvaardigen
Micha 5 : 4 v toekomst Israël: Assur valt binnen en wordt verslagen
Ps. 110 : 3 toekomst Israël: bekering
Jes. 29 : 23 toekomst Israël: bekering
Hos. 3 : 5 toekomst Israël: bekering
Jes. 2 : 2 toekomst Israël: berg van het huis des HEEREN
Deut. 30 : 6 toekomst Israël: besnijdenis van het hart
Jes. 30 : 29 toekomst Israël: blijdschap om de verlossing
Jes. 35 : 5 toekomst Israël: blinden zien, doven horen e.d.
Jer. 33 : 7 toekomst Israël: bloei
Jer. 6 : 26 toekomst Israël: Christus bitterlijk beweend
Jer. 33 : 17 toekomst Israël: Davids koningshuis behouden
Jes. 65 : 25 toekomst Israël: dieren ander eetgedrag
Jes. 65 : 25 toekomst Israël: dieren vreedzaam
Jes. 61 : 7 toekomst Israël: dubbele vreugde voor dubbele schande
Amos 8 : 9 v toekomst Israël: duisternis, rouw
Micha 5 : 7 toekomst Israël: een leeuw onder de volken
Jes. 61 : 8 toekomst Israël: eeuwig verbond met God
Jes. 65 : 23 toekomst Israël: geen vergeefse arbeid
Jes. 12 : 1 toekomst Israël: geestelijk herstel
Jes. 25 : 9 toekomst Israël: geloof in Christus
Jes. 62 : 12 toekomst Israël: genoemd de verlosten des HEEREN
Jes. 62 : 12 toekomst Israël: genoemd het heilige volk
Mal. 3 : 5 toekomst Israël: geoordeeld door God
Jer. 33 : 9 toekomst Israël: gereinigd en welgedaan
Jer. 33 : 11 toekomst Israël: gevangenis gewend
Micha 7 : 14 toekomst Israël: geweid door God
Jes. 60 : 18 toekomst Israël: geweldloos
Jes. 61 : 9 toekomst Israël: gezegend
Jer. 23 : 8 toekomst Israël: God de bijeenvergaarder
Hos. 6 : 3 toekomst Israël: God kennen
Micha 4 : 7 toekomst Israël: God koning over Israël op de berg Sion
Ps. 67 : 8 toekomst Israël: God zal hen zegen
Jes. 24 : 23 toekomst Israël: God zal regeren te Jeruzalem
Jes. 65 : 19 toekomst Israël: God zal zich over ZIjn volk verheugen
Deut. 30 : 9 toekomst Israël: God zal zich weder over in verblijden
Jes. 27 : 6 toekomst Israël: heerlijkheid
Jes. 60 : 9 toekomst Israël: heerlijkheid
Ps. 47 : 4 toekomst Israël: heerschappij
Jes. 11 : 14 toekomst Israël: heerst over omringende volken
Jes. 62 : 2 toekomst Israël: heidenen zullen Sions gerechtigheid zien
Jes. 61 : 8 toekomst Israël: heiliging door God
Jer. 31 : 1 toekomst Israël: herstel
Jer. 31 : 12 v toekomst Israël: herstel
Jer. 33 : 14 toekomst Israël: herstel
Jer. 46 : 27 - 28 toekomst Israël: herstel
Ez. 11 : 17 v toekomst Israël: herstel
Ez. 28 : 25 v toekomst Israël: herstel
Hos. 14 : 5 toekomst Israël: herstel
Joel 2 : 1 v toekomst Israël: herstel
Amos 9 : 11 toekomst Israël: herstel
Micha 4 : 6 toekomst Israël: herstel
Hand. 15 : 17 toekomst Israël: herstel
Ps. 85 : 1 toekomst Israël: herstel en zegen
Ez. 34 : 23 v toekomst Israël: herstel onder de Koning-Herder
Mark. 9 : 12 toekomst Israël: herstel: door Elia
Deut. 4 : 31 toekomst Israël: herstel: door Gods trouw en barmhartigheid
Hos. 6 : 2 toekomst Israël: herstel: na 2 dagen
Jes. 60 : 4 toekomst Israël: hervergadering in het land
Jes. 61 : 6 toekomst Israël: het vermogen der heidenen eten
Jes. 65 : 22 toekomst Israël: hoe leeftijd
Zach. 8 : 3 toekomst Israël: Jeruzalem
Zach. 12 : 2 toekomst Israël: Jeruzalem belegerd
Jes. 62 : 12 toekomst Israël: Jeruzalem: genoemd de stad die niet verlaten is
Jes. 62 : 2 toekomst Israël: Jeruzalem: heerlijkheid
Jes. 62 : 1 toekomst Israël: Jeruzalem: licht der volken
Jes. 62 : 7 toekomst Israël: Jeruzalem: lof op aarde
Jes. 62 : 2 toekomst Israël: Jeruzalem: nieuwe naam krijgen
Jes. 62 : 12 toekomst Israël: Jeruzalem:genoemd de gezochte
Jes. 61 : 9 toekomst Israël: kinderen bekend onder de volken
Obadja : 21 toekomst Israël: koninkrijk: zal des HEEREN zijn
Zef. 3 : 8 toekomst Israël: land verteerd door het vuur van Gods ijver
Jes. 35 : 1 toekomst Israël: land: bloei
Jes. 35 : 6 toekomst Israël: land: bloei
Micha 4 : 7 toekomst Israël: machtig volk
Jes. 60 : 5 toekomst Israël: menigten uit de volken komen
Jes. 41 : 15 v toekomst Israël: middel tot oordeel
Ez. 38 : 1 v toekomst Israël: na herstel aangevallen door Gog en zijn benden
Amos 9 : 15 toekomst Israël: niet meer uit land uitgerukt
Jer. 31 : 31 toekomst Israël: nieuw verbond
Zef. 3 : 10 toekomst Israël: offeranden worden daar weer gebracht
Jes. 65 : 24 toekomst Israël: ogenblikkelijke verhoring
Matth. 2 : 6 toekomst Israël: onder hoede van koning Jezus
Micha 7 : 20 toekomst Israël: ontvangt Gods trouw en goedertierenheid
Micha 7 : 19 toekomst Israël: ontvangt weer Gods ontferming
Ez. 20 : 34 v toekomst Israël: oordeel
Ez. 39 : 25 v toekomst Israël: opnieuw wegvoering?
Jes. 30 : 25 toekomst Israël: overal beekjes en waterstromen
Micha 4 : 7 toekomst Israël: overblijfsel
Micha 5 : 6 toekomst Israël: overblijfsel als dauw en regenstralen
Micha 5 : 7 toekomst Israël: overblijfsel: sterk als een leeuw
Jes. 11 : 14 toekomst Israël: overheerst palestijnen
Jes. 66 : 20 toekomst Israël: overigen gebracht naar het land, hervergadering
Deut. 33 : 29 toekomst Israël: overwinning
Ez. 45 : 21 toekomst Israël: Pascha
Jer. 33 : 17 toekomst Israël: priesterdienst
Jes. 61 : 6 toekomst Israël: roemen in door volken gebrachte heerlijkheid
Matth. 8 : 26 toekomst Israël: roept zijn Heiland aan
Jes. 14 : 5 toekomst Israël: scepter der heersers verbroken
Jes. 25 : 8 toekomst Israël: smaadheid weggenomen
Mal. 3 : 3 toekomst Israël: spijsoffers
Matth. 24 : 30 toekomst Israël: stammen zullen weeklagen
Ez. 43 : 7 toekomst Israël: tempel: woonplaats God
Jes. 11 : 11 v toekomst Israël: terugkeer
Amos 9 : 14 toekomst Israël: terugkeer
Jer. 3 : 18 toekomst Israël: terugkeer in het land, vs 19
Jes. 60 : 9 toekomst Israël: terugkeer Joden
Luk. 21 23 toekomst Israël: toorn over het volk
Luk. 21 23 toekomst Israël: toorn over het volk
Jes. 61 : 5 toekomst Israël: uitlanders zullen dienen
Jes. 32 : 15 toekomst Israël: uitstoring van de Geest
Ez. 39 : 29 toekomst Israël: uitstorting van de Geest
Jes. 66 : 22 toekomst Israël: vaststaand
Micha 5 : 3 toekomst Israël: veilig en gerust wonen
Deut. 33 : 27 toekomst Israël: veilig en welvarend
Jes. 11 : 12 toekomst Israël: vergaderd Israël en Juda
Micha 7 : 19 toekomst Israël: vergeven
Deut. 26 : 19 toekomst Israël: verhoging
Micha 5 : 8 toekomst Israël: verhoogd boven tegenstanders
Jes. 35 : 4 toekomst Israël: verlossing
Jer. 23 : 5 v toekomst Israël: verlossing door Christus
Ps. 98 : 2 v toekomst Israël: verlossing door God
Ps. 97 : 8 toekomst Israël: verlossing door Gods gericht
Zach. 8 : 7 toekomst Israël: verlossing uit de landen
Matth. 1 : 21 toekomst Israël: verlossing van zonden
Jes. 44 : 23 toekomst Israël: verlost door God
Jer. 33 : 16 toekomst Israël: verlost ivm de Messias
Mark. 6 : 43 toekomst Israël: verzadiging door de Heer Jezus
Matth. 14 : 20 toekomst Israël: verzadiging door Jezus
Micha 5 : 8 toekomst Israël: vijanden uitgeroeid
Jes. 61 : 6 toekomst Israël: volk van priesters
Jer. 23 : 3 v toekomst Israël: volk: bijeenvergadering
Jes. 60 : 4 v toekomst Israël: volken stromen naar -
Jes. 60 : 6 toekomst Israël: volken uit het oosten zullen komen met geschenken en Godlof
Jes. 60 : 10 toekomst Israël: volken zullen dienen
Micha 4 : 8 toekomst Israël: voormalige heerschappij hersteld
Jes. 65 : 16 toekomst Israël: vorige benauwdheden vergeten
Jer. 33 : 9 toekomst Israël: vrede beschikt van God
Micha 5 : 4 toekomst Israël: vrede dankzij Christus
Jes. 32 : 18 toekomst Israël: vrede, zekerheid, stilte
Jes. 55 : 5 toekomst Israël: vreemde volken zullen komen tot Israël
Jes. 62 : 4 toekomst Israël: vrouw van God
Jes. 35 : 6 toekomst Israël: waterrijk
Deut. 4 : 30 toekomst Israël: wederkeer tot God
Ez. 39 : 25 toekomst Israël: wedervergaderd uit de volken
Jes. 27 : 13 toekomst Israël: wedervergadering: uit Assur en Egypte
Opb. 1 : 7 toekomst Israël: weeklacht onder de Christus
Ez. 39 : 22 toekomst Israël: weten dat God hun God is door het oordeel van Gog
Jes. 32 : 15 toekomst Israël: woestijn vruchtbaar
Jes. 41 : 18 v toekomst Israël: woestijn zal water krijgen en bloeien
Jes. 60 : 5 toekomst Israël: zal het zien
Micha 7 : 15 toekomst Israël: zal wonderen zien als bij de uittocht
Micha 5 : 6 toekomst Israël: zegen den heidenen
Zach. 8 : 13 toekomst Israël: zegen den heidenen
Ps. 102 : 29 toekomst Israël: zeker wonen
Hos. 2 : 17 toekomst Israël: zekerheid
1 Kon. 4 : 25 toekomst Israël: zekerheid en rust
Deut. 30 : 7 toekomst Israël: zijn vijanden geoordeeld
Deut. 30 : 1 v toekomst Israël:bekering en herstel
Zach. 12 : 3 toekomst Israël:Jeruzalem: alle volken zullen zich tegen haar verzamelen
Zach. 12 : 2 toekomst Israël:Jeruzalem: drinkschaal der zwijmeling allen volken rondom
Zach. 12 : 3 toekomst Israël:Jeruzalem: lastige steen allen volken
Zach. 12 : 6 toekomst Israël:Jeruzalem: omsingelende volken vernietigd
Dan. 12 : 1 toekomst Israël:tijd der benauwdheid
Jes. 41 : 11 v toekomst Israëls vijanden: beschaamd, te schande, als niets
Mark. 13 : 28 toekomst Israëls: voortekenen van herstel (toepassing)
Micha 4 : 7 toekomst Jahweh koning over Israël
Jes. 33 : 20 toekomst Jerualem: geruste woonplaats
Jes. 65 : 20 toekomst Jeruzalem
Micha 4 : 1 toekomst Jeruzalem
Jes. 31 : 4 toekomst Jeruzalem door God bevrijd
Jes. 40 : 2 toekomst Jeruzalem verlost
Jer. 3 : 17 toekomst Jeruzalem: al de heidenen vergaderd
Jes. 30 : 19 toekomst Jeruzalem: daarin zal het volk wonen
Jes. 1 : 26 toekomst Jeruzalem: gerechtigheid, trouw
Jes. 60 : 16 toekomst Jeruzalem: gevoed door de koningen
Jes. 60 : 19 toekomst Jeruzalem: God een eeuwig Licht
Zach. 14 : 3 toekomst Jeruzalem: God komt zijn volk strijdend te hulp
Jes. 40 : 8 toekomst Jeruzalem: God zal daar geopenbaard worden
Jes. 33 : 21 toekomst Jeruzalem: God zal er heerlijk zijn
Jes. 60 : 11 toekomst Jeruzalem: heir of vermogen der heidenen toegebracht
Jer. 33 : 10 v toekomst Jeruzalem: herstel
Ps. 102 : 16 toekomst Jeruzalem: herstel, na verschijning van Christus
Jes. 60 : 11 toekomst Jeruzalem: koningen worden tot u geleid
Zach. 14 : 8 toekomst Jeruzalem: levende wateren
Zach. 14 : 6 toekomst Jeruzalem: licht, geen nacht
Jes. 60 : 10 toekomst Jeruzalem: muren gebouwd door de vreemden
Jes. 60 : 18 toekomst Jeruzalem: muren genaamd Heil
Ez. 48 : 35 toekomst Jeruzalem: naam: DE HEERE IS ALDAAR
Jer. 3 : 17 toekomst Jeruzalem: naam: Des Heren Troon
Jes. 33 : 21 toekomst Jeruzalem: plaats van rivieren
Jes. 60 : 11 toekomst Jeruzalem: poorten blijven open
Jes. 60 : 18 toekomst Jeruzalem: poorten genaamd Lof
Jes. 33 : 20 toekomst Jeruzalem: rust en zekerheid
Jes. 60 : 19 toekomst Jeruzalem: sierlijkheid: van God
Jes. 60 : 13 toekomst Jeruzalem: tempel heerlijk
Jes. 65 : 18 toekomst Jeruzalem: vreugde
Ps. 101 : 8 toekomst Jeruzalem: werkers der ongerechtigheid worden uitgeroeid
Jes. 65 : 21 v toekomst Jeruzalem: zeker wonen
Jer. 33 : 16 toekomst Jeruzalem: zeker wonen, ivm Messias
Jes. 60 : 18 toekomst Jeruzalem: zonder geweld en verwoesting
Matth. 22 : 2 toekomst Jezus Christus: bruiloft
Dan. 7 : 14 toekomst Jezus Christus: Koning, eer, heerschappij
Matth. 26 : 29 toekomst Jezus drinkt de wijn nieuw
Joh. 17 : 12 toekomst Jezus leefde al in de - hier
Jes. 30 : 27 toekomst Jezus verschijnt ten oordeel
Opb. 12 : 5 toekomst Jezus zal alle naties hoeden met een ijzeren staf
1Jo 3 : 2 toekomst Jezus zal geopenbaard worden
Jes. 11 : 10 toekomst Jezus: de heidenen zullen naar hem vragen
Dan. 7 : 14 toekomst Jezus: eer der volken
Matth. 19 : 28 toekomst Jezus: koning
2 Kron. 9 : 14 toekomst Jezus: rijkdommen aan Hem toegebracht (toepassing)
2 Kron. 9 : 2 toekomst Jezus: verklaart alles voor de volken (toepassing)
Mark. 14 : 62 toekomst Jezus: wederkomst
Jes. 11 : 10 toekomst Jezus: zijn rust zal heerlijk zijn
2 Tim. 3 : 1 v toekomst kenmerken laatste dagen
Deut. 31 : 29 toekomst kennen
Matth. 26 : 2 toekomst kennen
Jer. 27 : 7 toekomst kennen: door God
Matth. 26 : 31 v toekomst kennen: door Jezus
Mark. 13 : 29 toekomst kennen: geboden
Jes. 44 : 7 toekomst kennen: ook door Jezus (associatie)
Hab. 3 : 3 toekomst komst van God
Opb. 21 : 24 toekomst koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid tot haar
Ps. 102 : 16 toekomst koningen: zullen Gods heerlijkheid vrezen
Jes. 60 : 10 toekomst koningen: zullen Israël dienen
Jes. 60 : 11 toekomst koningen: zullen tot Jeruzalem worden geleid
Dan. 2 : 44 toekomst koninkrijk Gods verwekt
Mark. 4 : 29 toekomst koninkrijk Gods: oogst
Jes. 32 : 1 toekomst koninkrijk van Christus
Ps. 102 : 23 toekomst koninkrijken: worden vergaderd om God te dienen
Luk. 21 26 toekomst krachten van de hemelen zullen wankelen
Jes. 35 : 6 toekomst kreupele: herstel
Dan. 2 : 28 toekomst laatste der dagen: gebeurtenis
Dan. 2 : 43 toekomst laatste koninkrijk: vermenging van mensen
Jes. 65 : 20 v toekomst leeftijd hoger
Jes. 65 : 22 toekomst leeftijd hoger
Matth. 8 : 11 toekomst maaltijd in het koninkrijk der hemelen
Jes. 24 : 23 toekomst maan schaamrood
Jes. 13 : 10 toekomst maan verduisterd
Jes. 66 : 23 toekomst maankalender
Jes. 32 : 1 toekomst mederegeerders van Christus (associatie)
Dan. 12 : 4 toekomst meerdere kennis van het boek Daniël
Hebr. 2 : 7 toekomst mens
Jes. 41 : 26 toekomst mens kan uit zichzelf de - niet kennen
Jes. 60 : 22 toekomst mens: hoge ouderdom (waarschijnlijk)
Jes. 60 : 22 toekomst mens: vruchtbaar
Jes. 2 : 19 toekomst mensen verbergen zich voor God
Rom. 14 : 11 toekomst mensen: alle knie zal voor God buigen en alle tong Hem belijden
Ez. 44 : 24 toekomst mensen: twistzaken komen nog voor
Jes. 13 : 12 toekomst mensheid uitgedund door Gods oordeel
Jes. 66 : 23 toekomst mensheid: alle vlees zal komen om God te aanbidden
Ps. 108 : 8 v toekomst Messias heerschappij
Jer. 33 : 15 toekomst Messias, zal recht en gerechtigheid doen
Ez. 47 : 8 toekomst milieu: herstel van de wateren
Luk. 17 : 23 toekomst misleiding door valse christussen en profeten
Luk. 21 8 toekomst misleiding door valse christussen en profeten
Jes. 11 : 14 toekomst Moab
1 Pe 3 : 9 toekomst motiveert ons in het heden
1 Cor. 15 : 24 toekomst na duizendjarig vrederijk
Opb. 15 : 4 toekomst naties: buigen voor God
Opb. 11 : 18 toekomst naties: worden toornig
Jes. 55 : 12 toekomst natuur vrolijk
Jes. 55 : 13 toekomst natuur: paradijselijk
Opb. 16 : 8 toekomst natuurramp
Jes. 56 : 7 toekomst offerdienst
Jes. 60 : 7 toekomst offerdienst
Zach. 14 : 21 toekomst offerdienst
Jes. 19 : 21 toekomst offers
Opb. 16 : 9 toekomst onbekeerlijkheid van mensen
Pred. 3 : 22 toekomst onbekend
Pred. 6 : 12 toekomst onbekend
Mal. 1 : 11 toekomst onder de heidenen zal God overal worden vereerd
Jes. 2 : 18 toekomst ondergang der afgoden
Mal. 3 : 18 toekomst onderscheid tussen de rechtvaardige en de goddeloze zal duidelijk gezien worden
Jes. 29 : 20 toekomst ongerechtigen uitgeroeid
Pred. 8 : 7 toekomst onzeker
Joel 3 : 13 toekomst oogst
Opb. 14 : 14 toekomst oogst der aarde
Matth. 13 : 30 toekomst oogst, scheiding en verzameling
Matth. 13 : 48 toekomst oogst, vgl. volheid der volken ingaand (Rom.)
2 Tim. 4 : 1 toekomst oordeel
Jes. 2 : 19 v toekomst oordeel der aarde
Hag. 2 : 6 toekomst oordeel der aarde
Hag. 2 : 23 toekomst oordeel der heidenen
Matth. 8 : 26 toekomst oordeel der volken
Jes. 13 : 5 toekomst oordeel der wereld
1 Sam. 2 : 10 toekomst oordeel Gods
Matth. 19 : 28 toekomst oordeel over de 12 stammen van Israël
Matth. 12 : 36 toekomst oordeel over de mensen
Jes. 66 : 16 toekomst oordeel van God
Hand. 2 : 19 toekomst oordeel: bloed en vuur en rookwalm
Opb. 19 : 11 toekomst oordeel: door Christus
Col. 3 : 6 toekomst oordeel: toorn van God komt
Opb. 16 : 9 toekomst oordeelstijd: besef van Gods oordelen
Ps. 97 : 8 toekomst oordelen (associatie)
Luk. 22 30 toekomst oordelen door de heiligen
Hand. 2 : 18 toekomst oordelen: als wonderen en tekenen
2 Kron. 20 : 23 toekomst oorlog: volk tegen volk, onderling
Luk. 21 8 toekomst oorlogen en onlusten
Jes. 51 : 5 toekomst op God zullen de eilanden wachten
1Jo 2 : 28 toekomst openbaring van de Heer Jezus
1 Cor. 1 : 7 toekomst openbaring van onze Heer Jezus Christus
1 Cor. 6 : 2 toekomst opname van de gemeente voor het oordeel der wereld (argument)
Ps. 2 : 1 v toekomst opstand der volken tegen God
2 Cor. 4 : 14 toekomst opstanding, dan voor God gesteld worden
Jes. 24 : 23 toekomst oudsten: heerlijkheid voor hen
Ps. 102 : 1 v toekomst overblijfsel (gelovig): lijden en uitredding
Jes. 3 : 5 toekomst overleveren: elkaar
Opb. 19 : 18 toekomst paarden ingezet in de oorlog
Luk. 21 11 toekomst pest, in verschillende plaatsen
Jer. 33 : 18 toekomst priesterdom: herstel
Ps. 96 : 10 toekomst psalm over - lijkt het
Micha 4 : 3 toekomst rechtspraak te Jeruzalem
Mal. 3 : 18 toekomst rechtvaardige: loon, onrechtvaardige: straf
Rom. 5 : 17 toekomst regeren door de gelovige
Opb. 21 : 4 toekomst rouw: zal niet meer zijn
Jes. 56 : 4 toekomst sabbat geboden
Jes. 66 : 23 toekomst sabbat onderhouden
Jes. 27 : 1 toekomst satan geoordeeld
Matth. 13 : 49 toekomst scheiding: bozen UIT de rechtvaardigen afgescheiden, vgl. vers 25 midden
Jes. 65 : 17 toekomst schepping van nieuwe hemelen en aarde
Ps. 96 : 10 v toekomst schepping: vreugde
Jes. 25 : 6 toekomst Sion
Jes. 62 : 11 toekomst Sion: haar heil komt
Jes. 66 : 13 toekomst Sion: troost door God
Jes. 59 : 20 toekomst Sion: Verlosser zal tot Sion komen
Jes. 29 : 20 toekomst spotternij afgelopen
Jud : 18 toekomst spotters
Jes. 35 : 1 toekomst steppe: juichen
Jes. 13 : 10 toekomst sterren lichten niet
Jes. 35 : 6 toekomst stomme: herstel
Jes. 66 : 19 toekomst teken: door God gezet
Luk. 21 25 toekomst tekenen aan zon, maan en sterren
1Jo 2 : 18 toekomst tekenen van het laatste uur: antichristen
Ez. 39 : 21 toekomst televisie (?)
Jes. 56 : 7 toekomst tempel
Micha 4 : 1 toekomst tempel
2 Thess. 2 : 4 toekomst tempel herbouwd
Mark. 13 : 14 toekomst tempel in Jeruzalem in eindtijd
Hag. 2 : 8 toekomst tempel: met heerlijkheid vervuld
Jes. 66 : 21 toekomst tempel: priesters en Levieten
Dan. 12 : 11 toekomst tijden: 1290 dagen
Jes. 29 : 20 toekomst tiran heeft een einde
Rom. 8 : 38 toekomst toekomstige dingen kunnen ons niet scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus
1 Cor. 13 : 10 toekomst toestand van volmaaktheid voor de gelovigen
Matth. 3 : 7 toekomst toorn Gods
Jer. 30 : 24 toekomst toorn van God werkt
Jes. 25 : 8 toekomst tranen afgewist door God
Dan. 7 : 9 toekomst tronen in de hemel gezet
Matth. 19 : 28 toekomst twaalf apostelen: tronen
Joel 2 : 28 toekomst uitstorting Geest
Luk. 21 8 toekomst valse profeten spreken over einde
Luk. 22 22 toekomst vast (dood) en onvast (door wie)?
Hebr. 12 : 27 toekomst verandering van de wankelbare dingen
Jes. 56 : 4 toekomst verbond van God: vasthouden aan Zijn verbond
Opb. 21 : 4 toekomst verdriet door God gestild
Jes. 25 : 8 toekomst verdriet getroost
Joh. 16 : 13 toekomst verkondigen: door de Heilige Geest: toekomstige dingen
Jes. 44 : 7 toekomst verkondigen: door God
Jes. 2 : 12 toekomst vernedering der hoogmoedigen
Jes. 2 : 11 toekomst vernedering door God
Ps. 71 : 21 toekomst vertroosting door God
Luk. 21 12 toekomst vervolging der christenen
2 Pe 3 : 14 toekomst verwachting: en onze wandel in het heden
Zef. 3 : 8 toekomst verzameling en oordeel der heidenvolken
Jes. 65 : 20 toekomst vloek op een zondaar
Ps. 47 : 4 toekomst voken: onderwerping
Matth. 13 : 49 toekomst voleinding van de eeuw
Luk. 21 9 toekomst volgorde gebeurtenissen
Luk. 21 12 toekomst volgorde gebeurtenissen
Luk. 21 28 toekomst volgorde gebeurtenissen
Matth. 13 : 30 toekomst volgorde gebeurtenissen: eerst verzameling onkruid
2 Thess. 2 : 3 toekomst volgorde: eerst afval, dan dag van de Heer
2 Thess. 2 : 7 toekomst volgorde: eerst wegneming van de Wederhouder, dan openbaring van de mens der zonde
Jes. 60 : 12 toekomst volk dat Israël niet dient, zal vergaan
Jes. 60 : 3 toekomst volken zullen tot Israëls licht (=Christus) gaan
Ps. 67 : 8 toekomst volken: alle einden der aarde zullen God vrezen
Hand. 15 : 17 toekomst volken: bekering
Luk. 21 25 toekomst volken: benauwdheid, angst
Ps. 67 : 5 toekomst volken: blijdschap, gejuich over God
Luk. 21 24 toekomst volken: de tijden van de volken zullen worden vervuld
Jes. 60 : 2 toekomst volken: donkerheid zal hen bedekken
Opb. 2 : 26 toekomst volken: door christenen geregeerd
Ps. 67 : 5 toekomst volken: door God geleid
Jes. 60 : 2 toekomst volken: duisternis zal ze bedekken
Jer. 33 : 9 toekomst volken: eren God om zijn goedheid jegens Israël
Opb. 2 : 27 toekomst volken: gehoed met een ijzeren staf
Micha 4 : 2 toekomst volken: gehoorzaam
Micha 4 : 3 toekomst volken: gericht
Ps. 96 : 10 toekomst volken: gericht door God
Jes. 2 : 4 toekomst volken: God richt hen
Ps. 7 : 8 toekomst volken: God zal de vergadering der volken richten
Jes. 51 : 5 toekomst volken: Gods armen zullen de volken richten
Jes. 30 : 29 toekomst volken: Gods gericht
Jes. 2 : 3 toekomst volken: heengaan om van God te leren
Ps. 110 : 5 toekomst volken: hun koningen verslagen
Ps. 138 : 5 toekomst volken: hun koningen zullen Gode psalmzingen
1 Kon. 10 : 24 toekomst volken: komen om Gods wijsheid te horen
Ps. 47 : 10 toekomst volken: komen tot Israël
Ps. 138 : 4 toekomst volken: koningen zullen God loven
Jes. 25 : 7 toekomst volken: krijgen zicht op God
Ps. 45 : 18 toekomst volken: loven Christus
Ps. 67 : 4 , 6 toekomst volken: loven God
Micha 4 : 1 toekomst volken: naar Jeruzalem
Jer. 3 : 17 toekomst volken: niet meer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart]
Matth. 8 : 32 toekomst volken: ondergang door demonen
2 Sam. 22 : 44 toekomst volken: onderworpen
Ps. 67 : 5 toekomst volken: oordeel
Jes. 30 : 28 toekomst volken: oordeel
1 Kon. 10 : 13 toekomst volken: opkomende volken ontvangen zegen (toepassing)
Jer. 16 : 19 toekomst volken: valse godsdiensten ontmaskerd
Opb. 2 : 27 toekomst volken: verbrijzeling van ongehoorzame volken
Ps. 67 : 7 toekomst volken: vrezen God
Ps. 102 : 23 toekomst volken: worden vergaderd om God te dienen
Ps. 98 : 2 toekomst volken: zien Gods heil en gerechtigheid
Jes. 64 : 1 v toekomst volken: zullen beven bij Gods openbaring
Jes. 60 : 6 toekomst volken: zullen God loven
Ps. 102 : 16 toekomst volken: zullen God vrezen
Dan. 7 : 14 toekomst volken: zullen Jezus eren
Jes. 11 : 10 toekomst volken: zullen naar Jezus vragen
Ez. 37 : 28 toekomst volken: zullen weten dat God Israël heiligt
Zef. 3 : 9 toekomst volkeren: God aanroepen
Jes. 63 : 6 toekomst volkeren: oordeel over
Micha 4 : 3 toekomst volkeren: vrede
Hebr. 11 : 40 toekomst volmaaktheid
Jes. 41 : 22 v toekomst voor mensen niet te kennen
Jes. 44 : 8 toekomst voorzegd door God
Jes. 48 : 5 toekomst voorzeggen: door God: reden
Mark. 13 : 19 toekomst voorzegging in dit geval: wat niet weer zal gebeuren
Gen. 49 : 1 v toekomst voorzegging: door Jakob
Zach. 9 : 10 toekomst vrede
Luk. 21 11 toekomst vreselijke dingen en grote tekenen van de hemel
Hag. 2 : 7 toekomst vreselijke gebeurtenissen in de natuur
Jes. 29 : 18 v toekomst ware godsdienst openbaar
Jes. 40 : 4 toekomst wat hobbelachtig is, zal tot een vallei gemaakt worden
Jes. 40 : 4 toekomst wat krom is zal recht worden
Hab. 3 : 3 v toekomst wederkomst van Christus
Mal. 4 : 2 toekomst wederkomst van Christus
Jes. 4 : 5 toekomst wederom wolk- en vuurkolom
Mal. 4 : 2 toekomst welvaart en groei voor de vromen
Jes. 59 : 19 toekomst wereld zal de heerlijkheid van Jahweh vrezen
Jes. 59 : 19 toekomst wereld zal de naam van Jahweh vrezen
Ps. 93 : 1 toekomst wereld: bevestigd
Ps. 96 : 10 toekomst wereld: bevestigd
Ps. 96 : 13 toekomst wereld: gericht door God
Zach. 14 : 8 toekomst wereld: God koning
Ps. 46 : 1 v toekomst wereld: oordeel
1 Thess. 1 : 10 toekomst wereld: toorn van God komt
Opb. 3 : 10 toekomst wereld: uur van de verzoeking
Jes. 49 : 26 toekomst wereld: zal gewaar worden dat Jahweh de Heiland van Israël is
Luk. 21 10 toekomst wereldoorlog
Opb. 6 : 4 toekomst wereldoorlog
Joh. 14 : 20 toekomst weten door ons: dat Jezus in de Vader is en wij en hem en hij in ons
Matth. 24 : 33 toekomst weten wanneer iets nabij is
Joh. 16 : 13 toekomst weten: door de Heilige Geest
Micha 4 : 2 toekomst wetgeving uit Jeruzalem
Jes. 2 : 3 toekomst wetgeving: uit Jeruzalem uitgaand
Jes. 65 : 20 toekomst wijngaard bouw
Jes. 35 : 9 toekomst wilde dieren niet op de heilige weg
Jes. 43 : 20 toekomst wildernis: God zal rivieren in de wildernis geven
Jes. 35 : 1 v toekomst wildernis: jubelen en bloeien
Jes. 43 : 19 toekomst wildernis: rivieren in de wildernis
Jes. 43 : 19 toekomst woestijn: een weg in de woestijn
Jes. 43 : 20 toekomst woestijn: God zal in de woestijn wateren geven
Joel 2 : 28 toekomst wondertekenen
toekomst zie ook Eindtijd
Jes. 30 : 26 toekomst zon en maan zullen veel meer licht geven
Jes. 24 : 23 toekomst zon schaamrood
Opb. 7 : 14 toekomst zon valt op mensen, hitte
Jes. 65 : 20 toekomst zondaar: pas in hoge ouderdom vervloekt
Jes. 29 : 20 toekomst zonde uitgeroeid
Jes. 13 : 10 toekomst zonsverduistering
2 Pe 3 : 13 toekomst
Hebr. 6 : 5 toekomstig toekomstige eeuw
Hebr. 10 : 1 toekomstig toekomstige goederen
Rom. 8 : 38 toekomstig versus tegenwoordig
Jes. 35 : 1 toekomstige woestijn: juichen
1 Kron. 16 : 21 toelaten door God: niet -: dat men Israël onderdrukte
Ex. 12 : 23 toelaten door God: niet –: de verderver
1 Sam. 30 : 1 toelaten door God: verwoesting van Ziklag
Mark. 5 : 13 toelaten door Jezus
Luk. 4 : 41 toelaten door Jezus: niet toelaten
Matth. 23 : 13 toelaten niet - binnen te komen
Hand. 16 : 7 toelaten niet -: door de Geest van Jezus
Gen. 31 : 7 toelaten niet -: door God: dat Laban kwaad deed aan Jakob
Ps. 55 : 23 toelaten niet -: door God: dat rechtvaardige wankelt
Joh. 18 : 15 v toelaten Petrus en Johannes bij de hogepriester
Ex. 8 : 25 toelating beperkte –: in Egypteland offeren
Deut. 21 : 15 toelating God: polygamie
1 Cor. 7 : 6 toelating versus bevel
Rom. 12 : 13 toeleggen legt u toe op de gastvrijheid
Tit. 3 : 14 toeleggen leren zich toe te leggen op goede werken
Tit. 3 : 8 toeleggen zich toe te leggen op goede werken
Jer. 6 : 10 toeluisteren
Spr. 1 : 5 toename in wijsheid
Hand. 16 : 5 toenemen door de gemeenten: in aantal
Gal. 1 : 14 toenemen fig. -: Paulus onder zijn volksgenoten
1 Sam. 2 : 26 toenemen fig. groeien: Samuel
1 Thess. 3 : 12 toenemen in de liefde
1 Thess. 4 : 1 toenemen in goede wandel en behagen van God
Spr. 9 : 9 toenemen in leer
Spr. 9 : 9 toenemen in wijsheid
2 Kron. 17 : 12 toenemen Josafat nam toe
2 Thess. 1 : 3 toenemen liefde tot elkaar neemt toe
2 Tim. 2 : 17 toeneming van goddeloosheid
2 Sam. 19 : 19 toerekenen iemand zijn misdaad wel of niet -
2 Tim. 4 : 16 toerekenen moge het hun, die Paulus hebben verlaten, niet toegerekend worden
Rom. 5 : 13 toerekenen zonde -: niet - als er geen wet is
Jer. 6 : 23 toerusten ten oorlog: toegerust als een man ten oorlog
2 Tim. 3 : 17 toerusting tot alle goed werk
Dan. 12 : 9 toesluiten woorden -
Matth. 19 : 8 toestaan door Mozes
Joh. 19 : 38 toestaan door Pilatus: dat het lichaam van Jezus zou worden weggenomen door Jozef van Arimathea
Mark. 5 : 37 toestaan niet -: door Jezus
Mark. 5 : 19 toestaan niet: door Jezus
1 Thess. 5 : 14 toestand persoonlijke geestelijke - verschillend
Joh. 12 : 34 toetsen aan Schrift
Jer. 20 : 12 toetsen door God: de rechtvaardige
Gal. 2 : 2 toetsen Paulus toetste zijn evangelie in Jeruzalem
Filip. 1 : 10 toetsen
Joh. 7 : 27 toetssteen overtuiging als -
Num. 3 : 39 toeval ? Zie vs. 43
2 Kron. 18 : 33 toeval en Gods bestuur: geval
Ruth 2 : 3 toeval en Gods leiding
Pred. 9 : 11 toeval en tijd wedervaart aan allen
Richt. 7 : 13 toeval goddelijk –
Luk. 2 : 38 toeval goddelijk toeval
1 Sam. 6 : 9 toeval versus beschikking
Luk. 10 : 31 toevallig
1 Pe 4 : 19 toevertrouwen aan God: hun zielen aan God toevertrouwen met goeddoen
Rom. 3 : 2 toevertrouwen woorden van God zijn toevertrouwd aan de Joden
Joh. 2 : 24 toevertrouwen zich aan iemand –
Ruth 2 : 12 toevlucht bij God
Jes. 30 : 3 toevlucht genomen: bij Egypte: schande
Ps. 61 : 4 toevlucht God een -
Spr. 14 : 26 toevlucht God een -
Jes. 25 : 4 toevlucht God een - tegen de vloed
Ps. 94 : 22 toevlucht God een steenrots mijner -
Ps. 91 : 9 toevlucht God is mij een -
Jer. 17 : 17 toevlucht God is mijn - ten dage des kwaads
Jer. 16 : 19 toevlucht God is mijn – ten dage der benauwdheid
Ps. 71 : 7 toevlucht God is mijn sterke -
Ps. 62 : 9 toevlucht God is ons een -
Ps. 59 : 17 toevlucht God mij een -
2 Sam. 22 : 3 toevlucht God mijn -
Ps. 91 : 2 , 9 toevlucht God mijn -
Ps. 142 : 6 toevlucht God mijn -
Spr. 14 : 26 toevlucht God: voor Zijn kinderen
Ps. 62 : 8 toevlucht mijn - is in God
Hebr. 6 : 18 toevlucht nemen om de voorgestelde hoop aan te grijpen
Ps. 118 : 8 toevlucht nemen tot den HERE
Ps. 57 : 2 toevlucht tot God
Joz. 20 : 3 toevlucht
Richt. 13 : 7 toevoegen aan het woord van de engel: schijnbaar -
Hand. 11 : 24 toevoegen een aanzienlijke menigte werd de Heer toegevoegd
Joh. 4 : 9 toevoeging mogelijke – (tekstkritiek)
Joh. 4 : 17 toevoeging mogelijke – (tekstkritiek)
Rom. 6 : 13 toewijding aan God of aan de zonde
1 Kon. 11 : 4 toewijding Davids -
2 Kron. 25 : 2 toewijding gebrekkige - aan God
Ps. 119 : 38 toezegging bevestig Uw -
Ex. 19 : 8 toezegging door het volk: aan God
Ps. 119 : 50 toezegging Gods - maakt levend
Neh. 13 : 19 toezicht
Hebr. 12 : 15 toezien taak van ons allemaal
1 Thess. 5 : 15 toezien ziet toe dat niet iemand een ander kwaad met kwaad vergeldt
Hebr. 3 : 12 toezien Ziet toe, broeders, dat niet misschien iemand van u …
Jer. 19 : 12 Tofeth betekenis: brandende
Jer. 7 : 31 Tofeth hoogten van –
Jer. 7 : 32 Tofeth voorzegging aangaande –
Gen. 10 : 3 Togarma kleinzoon van Jafeth
Deut. 23 : 12 toilet buiten de legerplaats
2 Kon. 10 : 27 toilet toiletten maken van het afgebroken huis van Baal
Rom. 13 : 7 tol betalen
Richt. 10 : 1 Tola richter
Luk. 5 : 27 tolhuis
Gen. 42 : 23 tolk 'taalman'
Luk. 15 : 1 tollenaar al te -s kwamen telkens tot Hem om Hem te horen
Luk. 5 : 29 tollenaar een grote menigte van -s lag met Jezus en de zijnen aan
Luk. 7 : 29 tollenaar gedoopte -s
Matth. 11 : 19 tollenaar had slecht imago
Mark. 2 : 15 tollenaar Jezus at met de -s
Luk. 5 : 27 tollenaar Levi
Luk. 7 : 29 tollenaar onder het gehoor van Jezus bevonden zich -s
Luk. 19 2 tollenaar oppertollenaar
Matth. 5 : 46 tollenaar slechterik
Mark. 2 : 15 tollenaar tollenaars en zondaars
Luk. 15 : 1 tollenaar tollenaars en zondaars
Luk. 7 : 29 tollenaar tollenaars rechtvaardigden God
Luk. 7 : 34 tollenaar vriend van -s: Jezus dusgenaamd
Luk. 3 : 12 v tollenaar vrucht van de bekering (vgl. vers 8)
Matth. 18 : 17 tollenaar werd gemeden
Luk. 18 10 v tollenaar
Matth. 9 : 10 tollenaars en zondaars
Rom. 2 : 15 tonen dat het werk van de wet in de harten geschreven staat
Luk. 6 : 47 tonen door de Heer Jezus
Jes. 28 : 11 tong -entaal
Jes. 66 : 18 tong alle heidenen en tongen zal God vergaderen
Jes. 45 : 23 tong alle tong zal Gode zweren
Ps. 57 : 5 tong als zwaard
Rom. 3 : 13 tong bedrog plegen met de –
Jak. 3 : 3 v tong beheersen
Spr. 29 : 8 tong blaast aan brand: door spot
Spr. 10 : 20 tong de - van de rechtvaardige is uitgelezen zilver
Jak. 3 : 6 tong de wereld van de ongerechtigheid
Spr. 10 : 31 tong der verkeerdheden: zal uitgeroeid worden
Jes. 59 : 3 tong dicht onrecht
Jak. 3 : 8 tong dodelijk venijn
Jak. 3 : 6 tong een vuur
Jer. 9 : 8 tong fig. moordpijl
Job 5 : 21 tong gesel der -
Spr. 18 : 21 tong geweld der -: dood en leven
Jak. 3 : 8 tong kwaad: onberekenbaar kwaad
Ps. 140 : 12 tong kwade -
Jak. 3 : 5 tong macht der -
Spr. 15 : 4 tong medicijn der -
Jak. 1 : 26 tong niet in toom houden
Jak. 3 : 8 tong ontembaar door de mens
Ps. 140 : 4 tong scherpen als een slang
Jer. 18 : 18 tong slaan met de –
Jer. 9 : 3 tong spannen als een boog tot leugen
Jes. 3 : 8 tong tegen Jahweh
Hand. 2 : 3 tong tongen als van vuur
Jes. 57 : 4 tong uitsteken
Ps. 109 : 2 tong valse -
Spr. 21 : 6 tong valse -
Spr. 26 : 28 tong valse -: kan verbrijzelen
Spr. 6 : 17 tong valse tong: gehaat door God
Spr. 15 : 2 tong van de wijzen: maakt de wetenschap goed
Spr. 16 : 27 tong vuur: - van de nietswaardige
Hand. 2 : 26 tong zich verheugen
1 Pe 3 : 10 tong zijn - weerhouden van het kwaad
Ps. 52 : 4 tong zonde van de -
Ex. 4 : 10 tong zwaar van –
Hand. 2 : 8 tongentaal functie
Jak. 3 : 2 toom in – houden: zijn tong, zijn lichaam
Jes. 30 : 28 toom misleidende - in de kinnebakken van de volkeren
Ex. 40 : 23 toonbroden schikking
Ex. 26 : 35 toonbrodentafel plaats
Mark. 2 : 26 toonbrood alleen de priester mochten de -en eten
Matth. 12 : 4 toonbrood eten van -en
Num. 4 : 7 v toontafel vervoer
Job 32 : 2 toorn aanleiding
Gen. 4 : 5 toorn aanleiding: niet aangezien worden
Col. 3 : 8 toorn af te leggen
Spr. 29 : 8 toorn afkeren: doen de wijzen
Richt. 8 : 3 toorn aflaten van iemand
Matth. 2 : 16 toorn als motief
Jak. 1 : 20 toorn bewerkt Gods gerechtigheid niet
1 Tim. 2 : 8 toorn bidden zonder -
2 Sam. 6 : 8 toorn bij David nav van Gods slaan van Uza
1 Kron. 13 : 11 toorn bij David: jegens God
1 Sam. 17 : 28 toorn bij Eliab: gebaseerd op onjuiste denkbeelden over David
Matth. 22 : 7 toorn bij God
Zach. 1 : 12 toorn bij God: gedurende 70 jaren
Jes. 57 : 16 toorn bij God: niet altoos
Jer. 3 : 5 toorn bij God: niet eeuwig
Hos. 11 : 9 toorn bij God: niet uitgevoerd
2 Kon. 17 : 18 toorn bij God: over Israël: reden
1 Kon. 11 : 9 toorn bij God: reden: afgoderij
Zach. 1 : 2 toorn bij God: tegen mensen
Mark. 3 : 5 toorn bij Jezus
Ex. 11 : 8 toorn bij Mozes
Ex. 16 : 20 toorn bij Mozes
1 Sam. 15 : 11 toorn bij Samuel
2 Kon. 23 : 26 toorn brand van zijn grote -
Ex. 15 : 7 toorn brandende – van God verteerde hen als een stoppel
Jes. 30 : 27 toorn brandt
Opb. 6 : 17 toorn dag van 'hun toorn' (die van God en het Lam)
Rom. 2 : 5 toorn dag van Gods -
2 Sam. 13 : 21 toorn Davids - ontstak over de zonde van Ammon
Richt. 3 : 8 toorn des HEEREN ontstak: na zonde Israël
Spr. 19 : 19 toorn die groot is van grimmigheid zal straf dragen
Ez. 21 : 3 toorn die ook de rechtvaardige treft
Pred. 11 : 10 toorn doe de -igheid wijken van uw hart
1 Sam. 20 : 30 v toorn doet verkeerd spreken
Gen. 49 : 6 toorn doodslag in –
Spr. 30 : 33 toorn drukking van de toorn brengt twist voort
2 Kon. 13 : 19 toorn Elisa's - uit teleurstelling
Mark. 3 : 5 toorn en droefheid
1 Sam. 11 : 6 toorn en Geest Gods
Ps. 90 : 1 v toorn en goedertiernheid: bij God
Jes. 10 : 25 toorn en gramschap
Spr. 27 : 4 toorn en grimmigheid
Spr. 27 : 4 toorn en nijdigheid
Deut. 32 : 22 toorn en vuur
Jak. 1 : 19 toorn geoorloofd
1 Sam. 20 : 34 toorn gerechtvaardigde -: Jonathan
Matth. 2 : 16 toorn gevaar van -
Jer. 10 : 24 toorn gevaar: te ver gaan
Matth. 22 : 7 toorn geval: oorzaak: misjegening van de slaven
1 Thess. 5 : 9 toorn God heeft ons niet bestemd tot -
Micha 7 : 18 toorn God houdt Zijn - niet in eeuwigheid: reden
Richt. 2 : 12 toorn God tot - verwekken: door afgoderij
Deut. 9 : 20 toorn God vertoornt zich tegen een persoon
Jer. 32 : 31 toorn God: Jeruzalem heeft Gods – geprikkeld
Jer. 6 : 11 toorn Gods -
Opb. 11 : 18 toorn Gods - : zal komen
Ez. 5 : 13 toorn Gods - blijft op iem.
Jer. 17 : 4 toorn Gods - brandt tot in eeuwigheid
Rom. 1 : 18 toorn Gods - geopenbaard, van de hemel
2 Kron. 28 : 25 toorn Gods - gewekt: door afgoderij
2 Sam. 6 : 7 toorn Gods - ontstak en God sloeg
2 Kon. 13 : 3 toorn Gods - ontstak tegen Israël
2 Kron. 28 : 11 toorn Gods - over een volk
2 Sam. 24 : 1 toorn Gods - tegen Israël
1 Sam. 28 : 18 toorn Gods - uitrichten tegen: door Saul
Joz. 9 : 20 toorn Gods - voorkomen willen
Ex. 32 : 7 v toorn Gods -: afwenden
Jer. 4 : 4 toorn Gods -: als een verterend vuur
Rom. 5 : 9 toorn Gods -: daarvan behouden worden
1 Thess. 1 : 10 toorn Gods -: de komende toorn
Jer. 7 : 20 toorn Gods -: een verterend, onuitblusbaar vuur
Jes. 64 : 9 toorn Gods -: ertegen pleiten
Ex. 4 : 14 toorn Gods -: gewekt door kleingeloof van Mozes
2 Kron. 30 : 8 toorn Gods -: hitte van Zijn toorn
Ps. 69 : 25 toorn Gods -: hittigheid
2 Kron. 30 : 8 toorn Gods -: keert af na bekering en gehoorzaamheid
Zach. 1 : 15 toorn Gods -: mate: zeer grote -, of kleine -
Jes. 9 : 17 toorn Gods -: niet afgewend
Jer. 4 : 4 toorn Gods -: om de boosheid van handelingen
Rom. 2 : 5 toorn Gods -: ophopen voor jezelf
Ef. 5 : 6 toorn Gods -: over de zonen van de ongehoorzaamheid
Zach. 1 : 15 toorn Gods -: tegen geruste heidenen
Ex. 4 : 14 toorn Gods -: tegenover Mozes
2 Kron. 12 : 7 toorn Gods -: uitgegoten door de hand van een mens (Sisak)
Jer. 3 : 12 toorn Gods -: vallen op mensen
Ex. 32 : 7 v toorn Gods -: Zijn spreken in
Rom. 1 : 18 toorn Gods – over goddeloosheid en ongerechtigheid
Jer. 15 : 14 toorn Gods – over Juda
Rom. 3 : 5 toorn Gods – over ons gebracht
Jer. 23 : 20 toorn Gods – zal zich niet afwenden, totdat …
Opb. 14 : 10 toorn Gods –: drinkbeker van Gods toorn
Jer. 15 : 14 toorn Gods –: een vuur in Mijn toorn
Hebr. 4 : 3 toorn Gods –: Hij zwoer in Zijn –
Jer. 25 : 37 toorn Gods –: hittigheid van de – van Jahweh
Jer. 21 : 5 toorn Gods –: strijden met –: door God
Jer. 18 : 23 toorn Gods –: ten tijde van Uw toorn
Deut. 31 : 17 toorn Gods toorn ontsteken tegen Israël
Deut. 31 : 17 toorn Gods toorn: voorzegd door God
Jes. 5 : 24 toorn Gods-: aanleiding tot
Richt. 2 : 20 toorn Gods: ontsteken: reden: zonde
Jer. 23 : 19 v toorn Gods: op iem. blijven
Jes. 64 : 5 , 9 toorn Gods: reden: ons zondigen
2 Kon. 3 : 27 toorn grote - ontstak in Israël
Lev. 10 : 6 toorn grote – over de hele vergadering: voorkomen
Spr. 14 : 17 toorn haastig tot -: dwaasheid doen
Deut. 29 : 24 toorn heeft aanleiding
Gen. 49 : 7 toorn heftige –
2 Kron. 28 : 11 , 13 toorn hitte van Gods toorn over Israël
Jes. 13 : 13 toorn hittige -: van Jahweh
Num. 32 : 14 toorn hittigheid van des HEEREN toorn vermeerderen
Ex. 11 : 8 toorn in hitte des -s
Jer. 6 : 11 toorn inhouden vs. uitstorten
Ps. 106 : 32 toorn Jahweh tot - verwekken
2 Kon. 23 : 19 toorn Jhwh tot - verwekken
Jer. 7 : 29 toorn kinderen van de -
Ef. 2 : 3 toorn kinderen van de - waren wij van nature
Jes. 54 : 8 toorn kleine -
Matth. 3 : 7 toorn komende -
Luk. 3 : 7 toorn komende - voorzegd door Johannes de Doper
1 Thess. 1 : 10 toorn komende -: Jezus redt ons daarvan
Ps. 37 : 8 toorn laat af van -
Lev. 19 : 18 toorn laat je - varen, niet behouden
Ps. 37 : 8 toorn leidt makkelijk tot kwaad doen
Hand. 19 : 28 toorn met - vervuld
2 Kron. 26 : 19 toorn misplaatste -
2 Kon. 5 : 11 toorn Naamans -
Spr. 15 : 1 toorn omgaan met -
Ef. 4 : 26 toorn omgaan met eigen -
2 Sam. 12 : 5 toorn onstak bij David
Pred. 5 : 16 toorn onstuimige -
Spr. 24 : 18 toorn ontsteek u niet over de boosdoeners
Gen. 45 : 5 toorn ontsteke niet in uw ogen
Richt. 6 : 39 toorn ontsteken: ‘Uw – ontsteke niet tegen mij’, zei Gideon
Deut. 31 : 17 toorn ontsteken: bij God
Gen. 39 : 19 toorn ontsteken: bij Potifar, over Jozef
Richt. 9 : 30 toorn ontsteken: bij Zebul
Jona 4 : 4 toorn ontsteken: billijk of niet
Gen. 44 : 18 toorn ontsteken: laat uw toorn tegen uw knecht niet ontsteken
Richt. 14 : 19 toorn ontsteken: van Simson
Luk. 3 : 7 toorn ontvluchten
1 Kon. 21 : 4 toorn oorzaak: dwarsboming
2 Kron. 18 : 23 toorn op belediging
2 Sam. 6 : 7 v toorn over Gods handelen, God begrijpt het: beide toornen hier samen vermeld!
Luk. 21 23 toorn over Israël
Spr. 27 : 4 toorn overloping van -: is wreedheid
Jak. 1 : 21 toorn overmatige toorn
Matth. 2 : 16 toorn reden
Pred. 7 : 9 toorn rust in de boezem der dwazen
Spr. 21 : 14 toorn stillen: door een geschenk
Richt. 8 : 3 toorn stillen: geval
Ef. 4 : 31 toorn tegen -
Gen. 30 : 2 toorn tegen echtgenote: geval: Jakob
Ps. 106 : 32 toorn tot - verwekken: Jahweh
Jak. 1 : 19 toorn traag tot -; reden
Jer. 2 : 34 toorn vals menen dat Gods toorn is afgekeerd
Jes. 63 : 3 toorn van de Zoon van God
Jes. 63 : 6 toorn van de Zoon van God
Spr. 27 : 3 toorn van dwaas: zeer zwaar
Deut. 13 : 17 toorn van God
Richt. 10 : 7 toorn van God ontstak
2 Kron. 25 : 15 toorn van God ontstak tegen Amazia om diens afgoderij
Deut. 29 : 20 toorn van God: aanleiding: afgoderij
Jes. 12 : 1 toorn van God: afgekeerd
Rom. 9 : 22 toorn van God: betonen
Jer. 44 : 6 toorn van God: brandende in de steden van Juda
Jes. 30 : 27 toorn van God: brandt
Hebr. 3 : 11 toorn van God: Hij zwoer in Zijn –
Hos. 11 : 9 toorn van God: hittigheid ervan
1 Thess. 2 : 16 toorn van God: is over de Joden tot het einde toe
Rom. 12 : 19 toorn van God: laat plaats voor de –
Jes. 48 : 9 toorn van God: langer uitstellen
Col. 3 : 6 toorn van God: om welke dingen
Joh. 3 : 36 toorn van God: op de zondaars
Job 36 : 13 toorn van God: opleggen door de huichelaars
Spr. 24 : 18 toorn van God: over de goddeloze
Hos. 14 : 5 toorn van God: van iem. gekeerd
Hebr. 3 : 10 toorn van God: vertoornd op Israël
Deut. 29 : 24 toorn van God: vraag naar waarom
Richt. 2 : 14 toorn van Gods: ontstak tegen Israël
Opb. 6 : 16 toorn van het lam
Rom. 10 : 19 toorn van Israël: opwekken: door God
Jer. 12 : 12 toorn van Jahweh: hittigheid
Ex. 32 : 19 toorn van Mozes ontstak op het zien van het kalf en de reien
2 Kron. 25 : 10 toorn vanwege teleurstelling of vergeefse moeite
Rom. 9 : 22 toorn vaten van -
Spr. 26 : 18 toorn veinzen: verkeerd
Deut. 9 : 7 toorn ver-en: God
Deut. 9 : 22 toorn ver-en: God -
Job 40 : 6 toorn verbolgenheden van zijn - uitstrooien
Rom. 2 : 8 toorn vergelding voor ongerechtigheid
Ef. 4 : 26 toorn verhoogt kans op zonde
2 Kron. 16 : 10 toorn verkeerde -
Matth. 5 : 22 toorn verkeerde -
Deut. 13 : 17 toorn versus barmhartigheid
Jes. 54 : 8 toorn versus goedertierenheid
Jer. 3 : 12 toorn versus goedertierenheid
Jak. 1 : 21 toorn versus zachtmoedigheid
Spr. 19 : 11 toorn vertraagt: door verstand
Gen. 49 : 7 toorn vervloekt zij hun -
Luk. 4 : 28 toorn vervuld met -
Deut. 31 : 29 toorn verwekken bij God: door kwaad te doen
1 Sam. 20 : 34 toorn verwekken: bij Jonathan: door Saul
Deut. 29 : 20 toorn vs. vergeven
Pred. 7 : 9 toorn weest niet haastig tot -
Gal. 5 : 20 toorn werk van het vlees
Jes. 57 : 17 toorn zie ook Verbolgen
Amos 1 : 11 toorn zondige -
Ps. 112 : 10 toorn zondige -: uit nijd
2 Cor. 12 : 20 toorn
Jes. 54 : 9 toornen door God
Pred. 5 : 5 toornen door God: om uw stem
Ps. 7 : 12 toornen God toornt te allen dage
2 Kron. 16 : 10 toornig Asa werd - tegen de ziener
Zach. 1 : 15 toornig een weinig -: God was een weinig -
Luk. 15 : 28 toornig en afgunst
Ps. 60 : 3 toornig God
Jes. 12 : 1 toornig God - op Israël
Jes. 47 : 6 toornig God was zeer – op Israël
1 Sam. 1 : 6 toornig iem. bewust - maken
Spr. 19 : 3 toornig jegens God: door dwaasheid
Spr. 29 : 22 toornig man verwekt gekijf
Spr. 29 : 22 toornig man: veelvoudig in overtreding
Matth. 5 : 22 toornig op zijn broeder – zijn
Spr. 14 : 16 toornig oplopend -
Neh. 5 : 6 toornig worden
Matth. 18 : 34 toornig worden: de koning
Luk. 14 : 21 toornig worden: door de heer des huizes
Ef. 4 : 26 toornig wordt - en zondigt niet
Neh. 4 : 1 toornig zeer - worden
2 Kon. 5 : 11 toornig zeer - worden: door Naäman
Jes. 8 : 21 toornig zeer - zijn
Matth. 2 : 16 toornig zeer –: Herodes
Spr. 14 : 16 toornig zot is oplopend - en zorgeloos
Gen. 40 : 2 toornig Zeer – worden: door Farao: tegen twee hovelingen
2 Kron. 24 : 18 toornigheid Gods - over Juda en Jeruzalem
2 Kron. 32 : 25 - 26 toornigheid over Jehizkia en over Jeruzalem
2 Kron. 19 : 3 toornigheid over Josafat, van het aangezicht van Jhwh
Job 28 : 18 topaas van Morenland
2 Kron. 34 : 14 Torah door de hand van Mozes geschreven
2 Sam. 22 : 51 toren God is een toren der verlossingen van zijn koning
Ps. 61 : 4 toren God mij een sterke - voor de vijand
Jes. 2 : 15 toren hoge -: tegen alle hoge toren
Ps. 61 : 4 toren sterke -: God voor mij
Richt. 9 : 51 toren sterke – : toevlucht
Jer. 8 : 7 tortelduif neemt tijd van zijn aankomst waar
Rom. 11 : 36 tot God zijn alle dingen
1 Kron. 18 : 9 Toü koning van Hamath
Jes. 3 : 24 touw versus gordel
Jer. 27 : 9 tovenaar bij de volken: hoort niet naar uw -s
Opb. 22 : 15 tovenaar buiten zijn de -s
Gen. 41 : 8 tovenaar onvermogen van de -s om de dromen uit te leggen
Ex. 8 : 18 tovenaar onvermogen van de Egyptische tovenaars om luizen uit stof voort te brengen
Ex. 9 : 11 tovenaar onvermogen van de tovenaars van Egypte
Dan. 4 : 9 tovenaar overste der -s: Daniel
Jes. 29 : 4 tovenaar spraak
Mal. 3 : 5 tovenaar toekomst: in Israël door God geoordeeld
Gen. 41 : 24 tovenaar tovenaars van Egypte: konden de dromen niet verklaren
Dan. 1 : 20 tovenaar
Hand. 13 : 6 tovenaar
Opb. 21 : 8 tovenaar
Ex. 22 : 18 toveres doodstraf voor -
Hand. 8 : 9 toverij bedrijven: door Simon
Hand. 8 : 11 toverij door Simon
Jes. 47 : 12 toverij functie: voordeel behalen, sterkte krijgen
Micha 5 : 11 toverij geen -en meer in toekomstig Israël
2 Kon. 9 : 22 toverij Izebels -en waren vele
Opb. 18 : 23 toverij misleidende -
Jes. 47 : 12 toverij toverijen in Babel
Hand. 8 : 9 v toverij uitwerking op het volk
Jes. 47 : 9 toverij veelheid van -en in Babel
Gal. 5 : 20 toverij werk van het vlees
Opb. 9 : 21 toverij zich niet bekeren van -
1 Sam. 15 : 23 toverij zonde
Hand. 19 : 19 toverkunst bedrijven
Luk. 24 : 25 traag - van hart: om niet te geloven
Hebr. 5 : 11 traag in het horen
Ps. 119 : 60 traag in het onderhouden van Gods geboden
Jak. 1 : 19 traag om te spreken
Jak. 1 : 19 traag tot toorn
Rom. 12 : 11 traag weest niet - in de ijver
Hebr. 6 : 12 traag worden: opdat u niet - wordt
Spr. 23 : 21 traag
2 Pe 3 : 9 traagheid
Jer. 31 : 16 traan bedwing uw ogen van tranen
2 Kon. 20 : 5 traan God zag de tranen van Hizkia
Jes. 25 : 8 traan God zal de tranen van alle aangezichten afwissen
Opb. 7 : 17 traan God zal elke traan van hun ogen afwissen
Opb. 21 : 4 traan God zal elke traan van hun ogen afwissen
2 Tim. 1 : 4 traan iemands tranen herinneren: Paulus die van Timotheüs
Hebr. 5 : 7 traan Jezus vergoot tranen
Ps. 56 : 9 traan leg mijn tranen in uw fles
Hand. 20 : 31 traan met - en terechtwijzen
Ps. 42 : 4 traan mijn tranen zijn mij tot spijs
Pred. 4 : 1 traan tranen der verdrukten
Jes. 38 : 5 traan tranen gezien door God
Hebr. 12 : 17 traan tranen van Ezau
Ps. 126 : 5 traan zaaien met -en
Luk. 3 : 1 Trachonitis
Jer. 6 : 16 traditie afkeer van overgeleverde goede wegen
Spr. 22 : 28 traditie bewaren
Filip. 3 : 16 traditie bewaren van goede -
Jud : 3 traditie goede – vast te houden
Richt. 2 : 22 traditie goede wandel van de voorouders bewaren
Gal. 1 : 14 traditie ijveraar voor -s: Paulus vroeger
Matth. 5 : 43 traditie leer: veranderen: door Christus
Hand. 21 : 21 traditie niet langer in acht nemen
Ez. 20 : 18 traditie tegen verkeerde -s
Matth. 9 : 16 v traditie tijdelijke waarde
Col. 2 : 8 traditie verkeerde
Amos 2 : 4 traditie verkeerde -
1 Thess. 4 : 1 traditie waardevolle -
traditie zie ook Overlevering
1 Cor. 11 : 2 traditie
2 Tim. 2 : 2 traditie
Matth. 15 : 2 traditionalisme
Hand. 20 : 19 tranen dienen onder -en
Ps. 116 : 8 tranen God redt mijn ogen van tranen
Hebr. 13 : 21 transformatie christen: door God
Mark. 4 : 22 transparantie
Deut. 28 : 32 trauma kind afgenomen
Deut. 28 : 34 trauma
Deut. 22 : 5 travestie tegen -
Gen. 39 : 1 trawant overste der -en
Spr. 30 : 29 tred goede -
Job 31 : 4 trede mijn treden: God telt ze alle
Jer. 31 : 3 trekken door God: Israël: met goedertierenheid
Richt. 4 : 7 trekken door God: krijgsoverste Sisera
Hgl 1 : 4 trekken door Jezus
Joh. 6 : 44 trekken mensen –: door de Vader
Pred. 7 : 3 treuren beter dan het lachen
Jak. 4 : 9 treuren bevolen
Mark. 16 : 10 treuren door de discipelen
Matth. 5 : 4 treuren gelukkig zij die -
Dan. 10 : 2 treuren langdurig - door Daniel
Luk. 6 : 25 treuren versus lachen
2 Cor. 7 : 7 treuren
2 Cor. 12 : 21 treuren
Opb. 18 : 19 treuren
Matth. 5 : 4 treurende treurenden zullen worden vertroost
Mark. 10 : 22 treurig worden: door de rijke
Neh. 2 : 1 v treurig zijn: Nehemia
Jes. 61 : 3 treurige treurigen van Sion
Jes. 61 : 2 treurige troosten
Job 29 : 22 treurige vertroosten
Jes. 57 : 18 treurigen behoeven vertroosting
Jes. 61 : 3 treurigheid behandeling: vreugdeolie
Neh. 2 : 2 treurigheid van het hart
Klg. 5 : 15 treurigheid vreugde heeft plaatsgemaakt voor –
Jes. 60 : 20 treuring de dagen van uw – zullen een einde nemen
Jes. 29 : 2 treuring in Jeruzalem
Jes. 51 : 11 treuring zal wegvlieden
2 Cor. 2 : 14 triomf
Hand. 16 : 10 Troas
Luk. 11 : 25 troep bij bezetenheid
Jes. 66 : 12 troetelen kinderen getroeteld, figuurlijk hier
Jer. 31 : 4 trommel versierd met -s
1 Sam. 18 : 6 trommel
2 Kron. 13 : 12 trompet alarmgeklank
2 Pe 3 : 12 trompet functie
2 Pe 3 : 12 trompet trompetten van het geklank
Ps. 98 : 6 trompet
2 Kron. 13 : 14 trompetten in de strijd
Opb. 4 : 4 troon 24 tronen rondom de troon van God
1 Kon. 9 : 5 troon bevestigd afhankelijk van gehoorzaamheid van de koning
Spr. 16 : 12 troon bevestigd door gerechtigheid
1 Kron. 17 : 12 troon bevestigen: door God
Matth. 25 : 31 troon Christus' - : de zoon des mensen zal zitten op de - van zijn heerlijkheid
Luk. 22 30 troon de discipelen zullen op tronen zitten ten gerichte
Jer. 17 : 12 troon der heerlijkheid: de plaats van ons heiligdom
1 Kron. 29 : 23 troon des HEREN, Salomo op de
1 Kron. 29 : 23 troon des HEREN: zo zat Salomo op de -
Ps. 103 : 19 troon God heeft zijn troon in de hemelen gevestigd
Opb. 21 : 5 troon God op de -
Ps. 97 : 2 troon Gods -
Opb. 5 : 13 troon Gods -
Opb. 19 : 5 troon Gods -: een stem ging uit van de troon: waarschijnlijk de stem van Jezus
Opb. 4 : 2 troon Gods -: eerst gezien in de hemel
Hebr. 8 : 1 troon Gods -: gezeten aan de rechterzijde is Jezus
Opb. 5 : 6 troon Gods -: in het midden hiervan
2 Kron. 9 : 8 troon Gods -: Salomo erop
Jes. 66 : 1 troon Gods – is de hemel
Opb. 20 : 11 troon grote, witte -
Opb. 20 : 4 troon heiligen op de tronen
Opb. 16 : 17 troon in de hemel: in de tempel
Spr. 29 : 14 troon in eeuwigheid bevestigd
Opb. 21 : 3 troon stem vanuit de -
Dan. 7 : 9 troon tronen in de hemel gezet
Col. 1 : 16 troon tronen zijn door en tot de Heer geschapen
Matth. 19 : 28 troon twaalf tronen
Opb. 3 : 21 troon van Christus
Jer. 17 : 25 troon van David
Hebr. 4 : 16 troon van de genade
Opb. 2 : 13 troon van de satan
Opb. 3 : 21 troon van de Vader
Ps. 89 : 15 troon van God
Opb. 1 : 4 troon van God
Opb. 7 : 15 troon van God
Opb. 12 : 5 troon van God
Opb. 22 : 1 troon van God en van het Lam
Opb. 22 : 3 troon van God en van het Lam
Hebr. 12 : 2 troon van God: aan rechterzijde zit Jezus
Dan. 7 : 9 troon van God: als vuurvonken
Opb. 4 : 5 troon van God: bliksemstralen e.d.
Opb. 4 : 6 troon van God: ervoor glazen zee, kristal gelijk
Opb. 4 : 5 troon van God: ervoor zeven vurige fakkels: zeven Geesten van God
2 Kron. 18 : 18 troon van God: Hem zien zittende op Zijn troon
Opb. 4 : 6 troon van God: in het midden en rondom: 4 levende wezens
Opb. 7 : 17 troon van God: in het midden is het Lam
Opb. 7 : 9 troon van God: menigte uit de grote verdrukking vóór de troon
Opb. 4 : 3 troon van God: regenboog: aanzien smaragd gelijk
Opb. 4 : 3 troon van God: rondom een regenboog
Dan. 7 : 9 troon van God: troonwagen
Dan. 7 : 10 troon van God: vurige rivier van voor Hem uitgaande
2 Kron. 23 : 20 troon van het koninkrijk
2 Kron. 9 : 17 troon van Salomo
Opb. 3 : 21 troon zitten met Christus op Zijn troon
Jes. 22 : 4 troost afgewimpeld
Ez. 5 : 13 troost der wraak
Jes. 25 : 8 troost door God
Ps. 119 : 50 troost door Gods speciale woord
Jer. 31 : 16 troost geven: door God
Luk. 6 : 24 troost hebben: door de rijken
Col. 4 : 11 troost tot - zijn
Jes. 57 : 18 troost van God
Filip. 2 : 1 troost van liefde
Flm. : 7 troost veel troost hebben door liefde
2 Cor. 7 : 4 troost vervuld met -: Paulus
Gen. 37 : 35 troost weigeren: door Jakob
troost zie ook Vertroosten
troost zie ook Vertroosting
Jer. 16 : 7 troostbeker te drinken geven uit de –
Jes. 12 : 1 troosten door God
Jes. 66 : 13 troosten door God
Opb. 7 : 17 troosten door God
Opb. 7 : 17 troosten door God
Jer. 31 : 13 troosten door God: bedroefden van Israël
2 Cor. 7 : 6 troosten door God: de nederigen
Jes. 51 : 3 troosten door God: Sion
Ps. 119 : 76 troosten door Gods goedertierenheid
Gen. 50 : 21 troosten geval: Jozef zijn broers
Ruth 2 : 13 troosten geval: Ruth getroost
2 Sam. 10 : 2 troosten God troost door ons
Jes. 51 : 12 troosten Israël: door God
Gen. 37 : 35 troosten Jakob zoeken te -: door al zijn kinderen
Jer. 16 : 7 troosten met voedselverstrekking
Joh. 11 : 19 troosten over het overlijden van een broer
Ruth 2 : 13 troosten Ruth getroost door Boaz
2 Cor. 7 : 6 troosten Titus' komst had Paulus getroost
Jes. 40 : 1 troosten troost Gods volk
2 Cor. 13 : 11 troosten weest getroost
Jer. 31 : 15 troosten weigeren zich te laten –
Jes. 1 : 24 troosten zich - door wraak: bij God
Gen. 27 : 42 troosten zich - met een voorgenomen moord
2 Sam. 13 : 39 troosten zich -: door David: over de dood van zijn zoon Ammon
Gen. 38 : 12 troosten zich -: door Juda
Ps. 119 : 52 troosten zich -: door te denken aan Gods oordelen
Gen. 5 : 29 troosten
Pred. 4 : 1 trooster zonder -
Neh. 9 : 16 trots handelen
Neh. 9 : 10 trots handelen: door de Egyptenaren tegen Israël
Deut. 17 : 12 trots trots handelen en niet gehoorzamen
Spr. 30 : 13 trots
Spr. 21 : 4 trotsheid van het hart: zonde
Obadja : 3 trotsheid vernederd
1 Kon. 19 : 18 trouw aan God: door God bewerkt
1 Tim. 1 : 12 trouw achten: iemand - achten: door de Heer
Joz. 2 : 14 trouw bewijzen
2 Tim. 2 : 13 trouw Christus' -
Hand. 16 : 15 trouw de Heer - zijn: Lydia
2 Thess. 3 : 3 trouw de Heer is -
Col. 4 : 7 trouw dienaar
Spr. 16 : 6 trouw door - (onder meer) wordt de misdaad verzoend
2 Thess. 3 : 2 trouw en geloof
Hos. 4 : 1 trouw gemis
Ruth 1 : 16 trouw geval: Ruth aan Naomi
Hebr. 11 : 11 trouw God – achten
Ps. 146 : 6 trouw God houdt - in eeuwigheid
Ex. 3 : 16 trouw God is –
Ps. 105 : 42 trouw Gods - : blijk
Ps. 117 : 2 trouw Gods - is tot in eeuwigheid
Gen. 32 : 10 trouw Gods -: door Jakob erkend
Tit. 2 : 10 trouw goede - bewijzen
Ex. 34 : 6 trouw groot van – is God
3Jo : 5 trouw handelen
1 Tim. 3 : 11 trouw in alles - moeten de vrouwen van dienaars zijn
Luk. 19 17 trouw in het geringste
Deut. 32 : 20 trouw in iemand ontbrekend
Spr. 14 : 22 trouw is voor degenen die goed stichten
1 Kon. 2 : 4 trouw jegens God
Hebr. 2 : 17 trouw Jezus een – hogepriester
Hebr. 3 : 2 trouw Jezus is - jegens Hem die hem heeft aangesteld
Opb. 2 : 10 trouw loon
Spr. 20 : 6 trouw man: trouwe man: zeldzaam
2 Tim. 2 : 2 trouw mens: trouwe mensen
Hebr. 3 : 5 trouw Mozes was – in heel Gods huis
2 Thess. 3 : 2 trouw niet bij allen
1 Pe 4 : 19 trouw Schepper: trouwe Schepper
Matth. 25 : 21 trouw slaaf
Matth. 24 : 45 trouw slaaf: -e slaaf
1 Cor. 4 : 17 trouw Timotheus
1 Pe 5 : 12 trouw trouwe broeder: Silvanus
Opb. 2 : 13 trouw trouwe getuige van Christus: Antipas
Rom. 3 : 3 trouw van God: wordt niet tenietgedaan door het ongeloof van sommige Joden
2 Sam. 15 : 22 trouw van Ithai aan David
1 Tim. 1 : 12 trouw vereiste
Spr. 3 : 3 trouw verlate u niet
Neh. 9 : 33 trouw versus goddeloos
Luk. 16 : 10 trouw versus onrechtvaardig
Gal. 5 : 22 trouw vrucht van de Geest
Opb. 2 : 10 trouw wees - tot de dood
Spr. 28 : 20 trouw zegent
Opb. 19 : 11 trouw zie ook Getrouw
trouw zie ook Getrouwheid
Matth. 25 : 21 trouw zijn over weinig te beheren geld
Luk. 16 : 10 trouw zijn: in het minste
Col. 4 : 7 , 9 trouw
Hos. 6 : 7 trouweloos begrip: verbond overtredend
Jes. 33 : 1 trouweloos handelen
Jer. 5 : 11 trouweloos handelen tegen God
Hos. 6 : 7 trouweloos handelen tegen God
Richt. 9 : 23 trouweloos handelen tegen iemand
Jer. 12 : 6 trouweloos handelen: door broers
Ex. 21 : 8 trouweloos handelen: door een vrouw niet te huwen
Jes. 48 : 8 trouweloos handelen: door Israël
Jer. 3 : 20 trouweloos handelen: tegen God
Deut. 32 : 20 trouweloos Israël
Ps. 59 : 6 trouweloos ongerechtigheid bedrijven
Jer. 3 : 20 trouweloos scheiden van een vriend (echtgenoot)
Zef. 3 : 4 trouweloos trouweloze mannen waren de profeten in Jeruzalem
Jer. 9 : 2 trouweloos volk: het volk was een -ze hoop
Rom. 1 : 31 trouweloos
Jer. 12 : 1 trouweloosheid bedrijven
Hos. 5 : 7 trouweloosheid jegens God
Jer. 3 : 7 trouweloze Juda de –
Spr. 2 : 22 trouweloze oordeel: ze zullen van de aarde uitgerukt worden
Jer. 12 : 1 trouweloze rust der -n
Spr. 21 : 18 trouweloze versus oprechte
Spr. 11 : 6 trouweloze wordt gevangen in zijn verkeerdheid
Spr. 22 : 12 trouweloze zaken der -n: door God omgekeerd
Spr. 11 : 3 trouweloze zijn verkeerdheid verwoest hem
Mark. 10 : 11 trouwen andere -
1 Tim. 5 : 14 trouwen bevel om te -
Ruth 1 : 13 trouwen door een vrouw: een man nemen
Luk. 16 : 18 trouwen en overspel plegen
Mark. 12 : 25 trouwen en uithuwelijken: niet in de opstanding
Jer. 3 : 14 trouwen God was getrouwd met Israël (tienstammenrijk)
Luk. 17 : 27 trouwen in de dagen van Noach
Luk. 16 : 18 trouwen met een andere vrouw
Deut. 22 : 29 trouwen moeten trouwen
1 Tim. 5 : 11 trouwen ongepast -
1 Tim. 5 : 11 trouwen willen
trouwen zie Huwelijk
Jes. 62 : 5 trouwen
Opb. 2 : 13 trouwheid aan Christus: tot in de dood
Rom. 16 : 12 Tryfena
Rom. 16 : 12 Tryfosa
Richt. 8 : 5 Tsalmuna koning der Midianieten
Richt. 7 : 22 Tseredath
Luk. 21 25 tsunami in de eindtijd schijnen -s voor te vallen
Gen. 10 : 2 Tubal zoon van Jafeth
Ez. 32 : 26 Tubal
2 Kron. 28 : 5 tucht aan Achaz geoefend
Richt. 20 : 13 tucht aan familie is moeilijk te aanvaarden
Opb. 2 : 22 tucht aankondigen: door Christus
Zef. 3 : 7 tucht aannemen
Zef. 3 : 2 tucht aannemen: nalaten dit te doen
Jer. 7 : 28 tucht aannemen: niet
Jer. 2 : 30 tucht aannemen: niet aannemen: door Israël
Jer. 32 : 33 tucht aannemen: niet aannemen: door Israël
Jer. 5 : 3 tucht aannemen: weigeren de - aan te nemen: Israël
Deut. 17 : 9 tucht anderen raadplegen over -
2 Cor. 1 : 23 tucht apostolische -
Spr. 13 : 18 tucht begrip: bestraffing
Spr. 5 : 23 tucht behoedt
Ps. 141 : 5 tucht bestraffing
Spr. 15 : 5 tucht bestraffing
Spr. 6 : 23 tucht bestraffingen der -: weg des levens
Spr. 4 : 13 tucht bewaar ze: want zij is uw leven
Spr. 10 : 17 tucht bewaren: ten leven
Deut. 13 : 9 tucht boze gemeenschappelijk veroordelen
Deut. 13 : 9 tucht boze persoonlijk veroordelen
Jer. 6 : 29 tucht boze wegdoen
Deut. 13 : 4 tucht boze wegdoen uit gemeente
Deut. 13 : 10 tucht boze wegdoen: beweegreden
Deut. 13 : 10 tucht boze wegdoen: doel
Deut. 13 : 12 - 17 tucht boze wegdoen: stad
Spr. 16 : 22 tucht der dwazen: dwaasheid
Jer. 6 : 8 tucht doel
2 Thess. 3 : 14 tucht doel: beschaming
2 Thess. 3 : 15 tucht doel: beschaming en verbetering
Ps. 141 : 5 tucht door de Heer (toepassing)
Spr. 13 : 24 tucht door de roede: noodzakelijk
Hos. 2 : 8 v tucht door God
Num. 12 : 14 tucht door God, als een vader toegepast
Richt. 3 : 12 tucht door God: overheersing door anderen
2 Kron. 6 : 36 tucht door God: overleveren aan vijand
Spr. 3 : 12 tucht door God: uit liefde
Jer. 5 : 3 tucht en bekering
Spr. 12 : 1 tucht en bestraffing
Spr. 13 : 1 tucht en bestraffing
Spr. 15 : 10 tucht en bestraffing
Spr. 15 : 32 tucht en bestraffing
Spr. 6 : 23 tucht en gebod, wet
Spr. 3 : 11 tucht en kastijding
Spr. 13 : 24 tucht en liefde
Spr. 27 : 5 tucht en liefde
Gal. 3 : 4 tucht en lijden
Deut. 13 : 14 tucht en onderzoek
Ef. 6 : 4 tucht en vermaning
2 Sam. 7 : 14 tucht en zoonschap
Lev. 19 : 17 tucht geboden
Spr. 29 : 15 tucht geeft wijsheid
Jud : 12 tucht geen - in de gemeente
2Jo : 10 tucht geen dwaalleer ontvangen noch begroeten
Opb. 2 : 2 tucht gemeente-: bozen niet verdragen
2 Thess. 3 : 14 tucht gemeente-: tekenen van iem.
Richt. 20 : 13 tucht gemeente: kwaad wegdoen door doodstraf
Matth. 18 : 17 tucht gemeentelijke -
Ps. 101 : 7 tucht gemeentetucht (toepassing)
2 Thess. 3 : 14 tucht gemeentetucht: geen omgang
Ps. 141 : 5 tucht gepaste of ingehouden -
Dan. 9 : 14 tucht God: de HERE waakt over het kwade om het te gelegener tijd over ons te brengen
1 Thess. 4 : 6 tucht Gods -: als wraak
2 Sam. 7 : 14 tucht Gods -: middelen
Richt. 3 : 8 tucht Gods -: overheersing door anderen
Richt. 4 : 2 tucht Gods -: overheersing door anderen
Ez. 14 : 21 tucht Gods vormen van -: boze gerichten
Spr. 4 : 13 tucht grijp de - aan, laat niet af
Spr. 5 : 12 tucht haten: spijt erover
Spr. 8 : 33 tucht hoort de - en wordt wijs
Spr. 4 : 1 tucht hoort de - van vader
Spr. 1 : 8 tucht horen
Spr. 13 : 1 tucht horen of niet -
2 Thess. 3 : 14 tucht iem. tekenen en omgang mijden
Ef. 6 : 4 tucht in - van de Heer
1 Cor. 5 : 1 v tucht in de gemeente
3Jo : 10 tucht in de gemeente
1 Cor. 5 : 7 tucht in de gemeente: nut, doel
2 Cor. 2 : 6 tucht in de gemeente: straf
3Jo : 10 tucht in de gemeente: vleselijke -
Spr. 8 : 10 tucht is meer dan zilver
Spr. 4 : 13 tucht is uw leven
Job 9 : 34 tucht Job ervoer zijn lijden als tucht
1 Kon. 15 : 13 tucht koningin afgezet om haar afgoderij
Spr. 12 : 1 tucht liefhebben: en wetenschap liefhebben
Joh. 9 : 22 tucht maatregel: uit de synagoge bannen
2 Sam. 7 : 15 tucht met goedertierenheid
1 Tim. 1 : 20 tucht middel: satan
Opb. 2 : 19 tucht nalaten: Izebel laten begaan
Spr. 8 : 10 tucht neemt mijn - aan
Jer. 17 : 23 tucht niet aannemen
Spr. 22 : 15 tucht nut
Spr. 19 : 25 tucht nut van -
Spr. 4 : 1 tucht nut van vaderlijke -: verstand krijgen
Luk. 1 : 20 tucht om ongeloof
Spr. 15 : 10 tucht onaangenaam voor degene die het pad verlaat
Deut. 17 : 4 tucht onderzoek kwaad gerucht
Spr. 19 : 20 tucht ontvang -
Deut. 13 : 9 tucht op primair persoon: zelf eerst uitoefenen
Spr. 27 : 5 tucht openbare - (toepassing)
Jer. 9 : 7 tucht opvoeren
Spr. 29 : 19 tucht reactie op -: niet antwoorden
2 Sam. 7 : 14 tucht roede
Spr. 22 : 15 tucht roede der -
Jes. 1 : 5 tucht slaan
Ps. 141 : 5 tucht slaan door de rechtvaardige
1 Thess. 4 : 6 tucht soms wraak door God?
Spr. 5 : 23 tucht sterven omdat hij zonder - geweest is
2 Kron. 15 : 16 tucht tegen familie
Job 36 : 10 tucht ter - openbaren
1 Tim. 5 : 20 tucht terechtwijzing in het openbaar
Jes. 57 : 17 tucht tevergeefs
Tit. 3 : 10 tucht toenemend in zwaarte
Joh. 16 : 2 tucht uitsluiten: onterecht -
Joh. 16 : 2 tucht uitsluiten: uit de synagoge
Deut. 13 : 5 tucht uitsluiting: afvalspreker
Num. 5 : 3 tucht uitsluiting: doel voorkomen verontreiniging
Deut. 17 : 12 tucht uitsluiting: ongehoorzame
Deut. 17 : 6 tucht uitsluiting: twee of drie getuigen
Spr. 15 : 33 tucht van de wijsheid: de vreze des HEEREN is de - der wijsheid
Luk. 11 : 42 tucht van God: uit liefde
Spr. 1 : 7 tucht verachten
1 Thess. 4 : 8 tucht verachten
Gal. 3 : 4 tucht vergeefs
Jes. 1 : 5 tucht vergeefse -
Jer. 5 : 3 tucht vergeefse -
Jer. 2 : 30 tucht vergeefse – door God
Tit. 3 : 10 tucht vermanen, verwerpen
Lev. 26 : 18 tucht vermeerderen
Spr. 13 : 18 tucht verrwerpen: gevolg: armoede en schande
Spr. 15 : 5 tucht versmaden
Ps. 141 : 5 tucht versus iemand breken
Spr. 3 : 11 tucht verwerp de tucht der HEEREN niet
Spr. 8 : 33 tucht verwerpen: niet doen
Spr. 15 : 31 tucht verwerpen: ziel versmaden
Spr. 15 : 32 tucht verwerpen: ziel versmaden
Lev. 20 : 4 tucht verzuim van -: kinderofferaar
1 Sam. 3 : 13 tucht verzuimen - uit te oefenen
Ez. 21 : 10 tucht verzwaren
Deut. 25 : 9 tucht voorbeeld van tekenen
Jer. 2 : 30 tucht vorm: slaan: door God toegepast
2 Kron. 26 : 21 tucht wegdoen vanwege melaatsheid
Lev. 18 : 29 tucht wegdoen: om sexuele zonde
2 Kron. 26 : 21 tucht wegdoen: van het huis des Heeren afgesneden
Deut. 13 : 11 tucht werkt preventief
Spr. 1 : 2 tucht weten
2 Thess. 3 : 6 tucht zich ontrekken: aan de ongeregelden
Jes. 57 : 17 tucht zie ook Slaan
Spr. 10 : 13 tucht zie ook Straf
Deut. 13 : 8 tucht zonder ontferming
Deut. 13 : 8 tucht zonder verberging
1 Sam. 3 : 13 tucht zuur aanzien
Luk. 12 : 47 tucht
Jer. 6 : 29 tuchtigen doel: bozen uitzuiveren
Hos. 7 : 12 tuchtigen door God
Ps. 119 : 75 tuchtigen door God: door verdrukking
Lev. 26 : 18 tuchtigen door God: hoe, waarom
Lev. 26 : 28 tuchtigen door God: Israëlieten: over hun zonden
Jer. 9 : 7 tuchtigen door God: smelten en beproeven
Hebr. 12 : 10 tuchtigen door God: tot ons nut
Hebr. 12 : 10 tuchtigen door God: tot onze heiliging
Jer. 5 : 3 tuchtigen door God: vorm: verteren, slaan
Hebr. 12 : 6 tuchtigen door God: wien Hij liefheeft
Hos. 7 : 15 tuchtigen door God: zonder resultaat
Jer. 31 : 18 tuchtigen Efraïm door God getuchtigd
Ps. 94 : 12 tuchtigen en onderrichten
Ps. 94 : 10 tuchtigen en straffen
Hebr. 12 : 10 tuchtigen gedurende weinige dagen
Ps. 94 : 10 tuchtigen God tuchtigt de heidenen
Jer. 6 : 2 tuchtigen laat u -!
Jer. 6 : 8 tuchtigen laat u –, Jeruzalem!
2 Cor. 6 : 10 tuchtigen lijfstraf toedienen
Spr. 29 : 19 tuchtigen met woorden -
2 Cor. 6 : 10 tuchtigen niet ten dode
Lev. 26 : 18 tuchtigen over iem. zonden
Spr. 9 : 7 tuchtigen spotter -: schande behalen
Spr. 29 : 17 tuchtigen tuchtig uw zoon
Opb. 3 : 19 tuchtigen uit liefde
Lev. 26 : 23 tuchtigen vergeefs -: door God
Ps. 94 : 12 tuchtigen welgelukzalig is hij dien U tuchtigt
Spr. 19 : 18 tuchtigen zijn zoon -: wanneer: als er nog hoop is
Hebr. 12 : 8 tuchtiging aan – van Godswege hebben alle gelovigen deel
Spr. 27 : 6 tuchtiging door de liefhebber
Hebr. 12 : 6 tuchtiging en liefde
Hebr. 12 : 5 tuchtiging gering achten: de tuchtiging van de Heer niet gering achten
Hebr. 12 : 11 tuchtiging gevolg: droefheid
Lev. 26 : 27 tuchtiging graden van -
1 Cor. 4 : 21 tuchtiging middel: roede
Hebr. 12 : 7 tuchtiging normaal
Hebr. 12 : 11 tuchtiging oefening door -
Jes. 26 : 16 tuchtiging over Israël
Hebr. 12 : 11 tuchtiging reden tot droefheid
Hebr. 12 : 11 tuchtiging resultaat
Spr. 7 : 22 tuchtiging van de boeien
Hebr. 12 : 7 tuchtiging verdragen
2 Kron. 20 : 9 tuchtiging vormen: zwaarte. epidemie, honger
Zach. 8 : 10 tuchtiging wegens nalatigheid in de bouw van de tempel
Hebr. 12 : 9 tuchtiging wekt ontzag
Gal. 3 : 24 tuchtmeester de wet onze - geweest tot op Christus
Hos. 5 : 2 tuchtmeester God een -
Pred. 2 : 5 tuin aanleggen
Jer. 29 : 5 tuin legt -en aan
Pred. 2 : 5 tuinieren
Hand. 21 : 34 tumult in Jeruzalem om Paulus
Hand. 20 : 1 tumult
Ex. 40 : 14 tuniek van de priesters
Ez. 1 : 16 turkoois
Hebr. 7 : 25 tussenbeide treden: door Jezus: voor ons
Spr. 13 : 20 tv omgaan met - (toepassing)
Jak. 1 : 21 tv tegen verkeerd - kijken
Luk. 9 : 12 twaalf de - kwamen naar Hem toe
Joh. 6 : 13 twaalf handkorven met overgeschoten brokken brood
Ex. 24 : 4 twaalf kolommen naar de – stammen van Israël
Matth. 14 : 20 twaalf korven met overschot
Luk. 9 : 17 twaalf korven vol overgschoten brokken
Mark. 6 : 43 twaalf korven vol waren over
Hand. 19 : 7 twaalf mannen ontvingen de Heilige Geest
Jak. 1 : 1 twaalf stammen Israëls
Opb. 22 : 2 twaalf vruchten: gedragen door de boom van het leven
Opb. 21 : 16 twaalfduizend stadiën: de maten van het Nieuwe Jeruzalem
Gen. 41 : 32 twee betekenis: vastbesloten, zeker
Pred. 4 : 9 twee beter dan één
Luk. 23 32 twee boosdoeners met Jezus weggeleid en gekruisigd
Joh. 11 : 6 twee dagen bleef Jezus op die plaats buiten Judea
Joh. 4 : 40 , 43 twee dagen: bleef de Heiland bij de Samaritanen
Luk. 24 4 twee engelen verkondigden de opstanding van de Heer Jezus
Hebr. 10 : 28 twee of drie getuigen
Hand. 1 : 10 twee twee engelen verschenen en spraken
Luk. 22 38 twee zwaarden: genoeg
Luk. 10 : 35 Twee denaren voor de verzorging tot aan de werderkomst
Mark. 14 : 13 Twee discipelen weggezonden ter voorbereiding van het pascha
Hos. 6 : 2 Twee na - dagen herstel Israël
Mark. 6 : 6 Twee twee aan twee werden de discipelen uitgezonden
Mark. 15 : 27 Twee twee rovers met Jezus gekruisigd
Rom. 16 : 16 tweedracht verwekken
Rom. 16 : 17 tweedracht verwekken
Gal. 5 : 20 tweedracht werk van het vlees
Opb. 13 : 5 tweeënveertig maanden
Gen. 27 : 11 tweeling onderling verschillende tweelingen
Gen. 38 : 26 tweeling
Gen. 38 : 27 tweeling
1 Tim. 3 : 8 tweetongig
Matth. 17 : 10 twijfel door de opvatting van geleerden
Joh. 13 : 22 twijfel in - over wie Hij dat zei
Dan. 3 : 24 twijfel over eigen waarneming
Luk. 7 : 22 twijfel overwinnen: door bewijzen
Luk. 20 7 twijfel zie ook Onzekerheid
Jak. 1 : 6 twijfelaar kenmerk
Hand. 11 : 12 twijfelen bevel om niet te twijfelen
Matth. 11 : 3 twijfelen door Johannes de Doper
Rom. 4 : 20 twijfelen door ongeloof
Matth. 21 : 46 twijfelen en geloven
Jak. 1 : 6 twijfelen geheel zonder te –
Matth. 14 : 31 twijfelen geval: Petrus: hij zonk
Jud : 22 twijfelen sommigen die -: heb medelijden met hen
Matth. 21 : 21 twijfelen versus geloven
Mark. 11 : 23 twijfelen vs. geloven
Matth. 28 : 17 twijfelen
Rom. 14 : 23 twijfelen
2 Kron. 31 : 17 twintig jaren oud en daarboven: de Levieten
Spr. 26 : 21 twist -ziekte
Deut. 21 : 5 twist beslechten door de priester
1 Tim. 2 : 8 twist bidden zonder -
Gal. 5 : 15 twist bijt, opeet, verslinden
Spr. 20 : 3 twist blijf van - af
Micha 6 : 2 twist des Heren
Ex. 17 : 2 v twist geval: volk met Mozes
1 Sam. 24 : 16 twist God twist je twist
Micha 7 : 9 twist God twist mijn -
1 Sam. 25 : 39 twist God twist onze -
Jer. 51 : 36 twist God zal Israëls – twisten
Hos. 12 : 3 twist hebben: door God, met Juda
Jak. 5 : 8 twist herstel: wijzen op oordeel
Jak. 4 : 1 v twist in de gemeente: oorzaak
Jer. 15 : 10 twist Jeremia steeds in -
Gen. 26 : 20 v twist om waterputten
Deut. 19 : 16 v twist omgaan als derde met twist
Deut. 19 : 18 twist onderzoek nodig
Spr. 26 : 21 twist ontsteken
Spr. 30 : 33 twist oorzaak: gedrukte toorn
Jak. 4 : 1 v twist oorzaak: hartstochten
Gen. 13 : 7 twist oorzaak:overbevolking
1 Tim. 6 : 4 twist ootzaak van -: andere leer en woordenstrijd
Deut. 25 : 1 twist richten in een -
Tit. 3 : 9 twist sommige -en vermijden
Spr. 15 : 18 twist stillen: door lankmoedigheid
2 Tim. 2 : 24 twist tegenover vriendelijk zijn
Spr. 26 : 20 twist tot rust brengen: oorblazer uitschakelen
Filip. 1 : 15 twist uit - prediken
Spr. 26 : 17 twist van anderen: houd je erbuiten
Jes. 58 : 4 twist vasten tot –
Spr. 18 : 6 twist vatbaarheid voor -: bij de zot
Jes. 58 : 4 twist verkeerd
Spr. 6 : 14 twist veroorzaken, vs 19
Spr. 6 : 19 twist verwekken
Spr. 16 : 28 twist verwekken
Spr. 15 : 18 twist verwekken: door grimmigheid
2 Tim. 2 : 23 twist verwekken: nalaten
1 Cor. 3 : 3 twist vleselijk
Rom. 1 : 29 twist vol - zijn
Rom. 13 : 13 twist wandel niet in –
Gal. 5 : 20 twist werk van het vlees
Ex. 21 : 18 - 27 twist wetten over -
Spr. 30 : 33 twist zelfbeheersing bij -
Spr. 20 : 3 twist zich in - mengen
Ex. 2 : 13 twist zich mengen in een twist
Jak. 5 : 8 twist zucht niet tegen elkaar, broeders
Ex. 17 : 7 twist
Lev. 24 : 10 twist
Spr. 17 : 1 twist
2 Cor. 12 : 20 twist
Jer. 2 : 9 twisten door God
Jes. 49 : 25 twisten door God: met uw twisters
Ps. 103 : 9 twisten door God: niet altoos
Jes. 57 : 16 twisten door God: niet eeuwiglijk
Num. 20 : 2 twisten door het volk: met Mozes
Joh. 6 : 52 twisten door Joden: onder elkaar
Neh. 13 : 25 twisten door Nehemia
Neh. 5 : 7 twisten door Nehemia: met de overheden en de edelen
Ex. 2 : 13 twisten door twee Hebreeuwse mannen
Jes. 51 : 22 twisten God zal de zaak van zijn volk –
Gen. 31 : 36 twisten Jakob twistte met Laban
Matth. 12 : 19 twisten Jezus zou niet – of schreeuwen
Neh. 13 : 17 twisten met de edelen van Juda: door Nehemia
Neh. 13 : 11 twisten met de overheden
Hos. 4 : 4 twisten met de priester
Richt. 8 : 1 twisten met Gideon
Job 39 : 35 twisten met God
Jes. 45 : 9 twisten met God
1 Sam. 2 : 10 twisten met God -
Jer. 12 : 1 twisten met God: waarom's
Jes. 50 : 8 twisten met Jezus: wie zal met Mij –?
2 Tim. 2 : 24 twisten niet -
Spr. 25 : 9 twisten niet per se verkeerd
Neh. 5 : 7 twisten om 's Heeren wil: geval: Nehemia
Spr. 25 : 9 twisten regels voor -
Jer. 2 : 29 twisten tegen God: door Israël
Spr. 25 : 8 twisten tijdig stoppen
Ps. 43 : 1 twisten twist Gij mijn twistzaak
Spr. 3 : 30 twisten twist niet zonder oorzaak
Ps. 119 : 154 twisten twist U mijn twistzaak
Richt. 6 : 31 twisten voor de Baäl
Jak. 4 : 2 twisten
Jes. 49 : 25 twister met uw -s zal Ik twisten
Jer. 18 : 19 twister twisters van Jeremia
Richt. 12 : 2 twistig zijn met de kinderen Ammons
Gen. 13 : 8 twisting
2 Tim. 2 : 23 twistvraag dwaze en ongerijmde -en verwerpen
1 Tim. 1 : 4 twistvraag oorzaken
Hand. 25 : 18 twistvraag over de godsdienst
Tit. 3 : 9 twistvraag vermijd dwaze -en
Hand. 15 : 2 twistvraag
Jer. 11 : 20 twistzaak bekendmaken bij God
Matth. 10 : 35 twistzaak Christus een -
Jes. 1 : 17 twistzaak der weduwe: behandelt die
Deut. 31 : 19 twistzaak God met Israël
Spr. 22 : 23 twistzaak God zal de - van de arme en van de ellendige twisten
Jes. 51 : 22 twistzaak God zal de zaak van zijn volk twisten
Jer. 20 : 7 v twistzaak Jeremia's -
Ez. 44 : 24 twistzaak richten
Deut. 17 : 8 twistzaak te zware -
Ps. 43 : 1 twistzaak twist Gij mijn -
Ps. 119 : 154 twistzaak twist U mijn -
Klg. 3 : 58 twistzaak twistzaken mijner ziel twisten door God
Ex. 23 : 6 twistzaak van de arme: diens recht niet buigen
Klg. 3 : 36 twistzaak verongelijken in een –
Jes. 41 : 21 twistzaak voorbrengen
Spr. 18 : 17 twistzaak
Jer. 20 : 12 twistzaak
1 Tim. 3 : 3 twistziek niet -
Tit. 3 : 2 twistziek wees niet -
Rom. 2 : 8 twistziek
1 Tim. 6 : 4 twistziekte en woordenstrijd
1 Tim. 6 : 4 twistziekte lijden aan -
Jak. 3 : 15 twistzucht demonisch
Jak. 3 : 16 twistzucht gaat gepaard met wanorde en kwade praktijk
Jak. 3 : 14 twistzucht in het hart
Jak. 3 : 16 , 17 twistzuchtig versus vreedzaam
Ef. 6 : 21 Tychicus
Col. 4 : 7 Tychicus
Tit. 3 : 12 Tychicus
Rom. 5 : 14 type Adam een - van Christus
Opb. 15 : 3 type doortocht door de rode zee, overwinningslied
Hebr. 11 : 26 type Mozes - van Christus
Col. 2 : 16 type of schaduw
Hebr. 11 : 19 type
Joh. 6 : 50 typologie manna
Col. 2 : 16 typologie
Opb. 11 : 8 typologie
Job 27 : 13 tyran erve der tyrannen bij God
Jes. 25 : 4 tyran
Jer. 27 : 3 Tyrus God laat boodschap aan - brengen
Hos. 9 : 13 Tyrus in liefelijke woonplaats
1 Kron. 14 : 1 Tyrus koning van -: Hiram
Jer. 25 : 22 Tyrus koningen van –
Amos 1 : 9 Tyrus oordeel over
Jes. 23 : 1 v Tyrus profetie over de verwoesting en het herstel van -
Ez. 26 : 1 v Tyrus profetie tegen -