Leviticus 16

Uit Christipedia

Leviticus 16 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages ervan worden becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of verzen ervan becommentarieerd:
Leviticus: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27.

Samenvatting

De verzoendag. 1-2 God gelast Mozes, Aäron te verbieden niet altijd het allerheiligste binnen te gaan. 3-4 Hij schrijft de offers voor die hij brengen moet wanneer hij het moet binnentreden, en de hierbij vereiste kleding. 5-10 De offerdieren. Van twee bokken worde door het lot de een als zondoffer aan Jahweh toegewezen en de ander voor de algehele wegdoening der zonden bestemd. 11-14 Aäron bewerke door de var ten zondoffer verzoening voor zich en zijn huisgezin, brenge reukwerk in het allerheiligste, zodat de walm van het reukwerk het verzoendeksel bedekt, en sprenkele dan bloed van de var op en voor het verzoendeksel. 15-17 Daarna slachte hij de bok van het zondoffer voor het volk en sprenkele het bloed ervan op en voor het verzoendeksel. Geen mens mag bij de hogepriester in de tent der samenkomst tegenwoordig zijn als de hogepriester zijn verzoeningswerk doet voor zichzelf en zijn gezin en voor het volk. 18-19 Daarna reinige hij het grote altaar met het bloed van de var en van de bok. 20-22 Hij legge zijn handen op de kop van de bok en spreke belijdenis uit van al de zonden van het vol, waarna de bok ter wegdoening wordt weggezonden in de woestijn. 23-26 Na zich verkleed en gebaad te hebben, drage Aaron het brandoffer voor zich en dat voor het volk op en ontsteke het vet van het zondoffer. 26-28 Hoe de man die de zondebok heeft weggebracht zich moet reinigen, en waar de lijken van de zondoffers moeten verbrand worden en hoe de man die verbrandt heeft zich moet reinigen. 39-34 Op de tiende dag van de zevende maand vaste men en houde men sabbat, omdat het verzoendag is; op die dag moet de hogepriester in de linnen kleren de verzoening doen voor het heiligdom, de tent, het altaar, de priesters en al het volk. Deze jaarlijkse verzoening is een eeuwige inzetting.

18

18 Daarna zal hij tot het altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN is, uitkomen, en verzoening voor hetzelve doen; en hij zal van het bloed van den var, en van het bloed van den bok nemen, en doen het rondom op de hoornen des altaars. (SV) 

Het altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN is. Het brandofferaltaar. Zie vs. 20, 33.

20

20 Als hij nu zal geëindigd hebben van het heilige, en de tent der samenkomst, en het altaar te verzoenen, zo zal hij dien levenden bok toebrengen. (SV)  

Het altaar. Het brandofferaltaar. Zie vs. 18, 33.

30

30  Want op dien dag zal hij voor u verzoening doen, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden. (SV)

Hij. Dat is de hogepriester.

32

32  En de priester die men gezalfd en wiens hand men gevuld zal hebben om voor zijn vader het priesterambt te bedienen, zal de verzoening doen, als hij de linnen klederen, de klederen der heiligheid, zal aangetrokken hebben. (CP[1])

De priester die men gezalfd en wiens hand men gevuld zal hebben. Te weten, de hogepriester.

33

33 Zo zal hij het heilige heiligdom verzoenen, en de tent der samenkomst, en het altaar zal hij verzoenen; desgelijks voor de priesteren, en voor al het volk der gemeente zal hij verzoening doen. (SV) 

Het altaar. Het brandofferaltaar, zie vs. 16-20.

Bron

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Lev. 16 is onder wijziging verwerkt op 26 nov. 2022.

Voetnoot

  1. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.