Markus 15

Uit Christipedia

Markus 15 is een hoofdstuk van Evangelie naar Markus, een geschrift in de Bijbel, en telt 47 verzen.

Hoofdstukken van Evangelie naar Markus samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
Verzen van Markus 15 becommentarieerd: · 1 · 2 · 6 · 7 · 8 · 11 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 34 · 37 · 39

Samenvatting

1 De Raad beraadslaagt 's morgens vroeg en levert Jezus over aan Pilatus. 2-15 Jezus voor Pilatus. 2-5 Het verhoor door Pilatus. 6-15 Jezus ter dood veroordeeld. 16-20 Jezus bespot en vernederd door de legerafdeling. 21- De kruisiging

1

 15: 1 En terstond, ‘s morgens vroeg, beraadslaagden de overpriesters met de oudsten en schriftgeleerden en de hele Raad, en zij bonden Jezus en brachten Hem weg en leverden Hem over aan Pilatus.  (Telos)

De hele Raad. Vgl.

Markus 14: 55 De overpriesters nu en de hele Raad zochten een getuigenis tegen Jezus om Hem te doden, en zij vonden er geen. (Telos)

2

 15: 2 En Pilatus ondervroeg Hem: Bent U de koning der Joden? Hij nu antwoordde hem en zei: U zegt het.  (Telos)

En Pilatus ondervroeg Hem: Bent U de koning der Joden? De Raad stelde belang in de godsdienstige betekenis van Jezus, Pilatus in de politieke betekenis.

Hij nu antwoordde. Hij zweeg op beschuldigingen, Hij antwoordt op vragen naar wie Hij is.

Markus 14: 61 Hij echter zweeg en antwoordde niets. Opnieuw ondervroeg de hogepriester Hem en zei tot Hem: Bent U de Christus, de Zoon van de Gezegende? 62 Jezus nu zei: Ik ben het. En u zult de Zoon des mensen zien zitten aan [de] rechterhand van de kracht en zien komen met de wolken van de hemel. (Telos)

6

 15: 6 Nu liet hij hun op [elk] feest een gevangene los, die zij begeerden. (Telos)

Nu liet hij hun op [elk] feest een gevangene los. Dat was hij gewoon te doen (8).

Die zij begeerden. Vgl. vs. 15: "de menigte een genoegen doen".

7

 15: 7 Nu was er iemand, Barabbas geheten, gebonden met de oproermakers die in het oproer een moord hadden begaan. (Telos)

Barabbas geheten. De naam betekent "zoon van vader"; zie Barabbas. Zijn geestelijke vader evenwel was de duivel.

Johannes 8: 44 U bent uit uw vader, de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af en staat niet in de waarheid, omdat geen waarheid in hem is. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij uit het zijne, omdat hij een leugenaar is en de vader ervan.

Jezus daarentegen was de Zoon van de Vader in de hemel. Gebonden met de oproermakers die in het oproer... Daarentegen leerde de Heer Jezus om de keizer te geven wat des keizers is - en God wat Godes is.

Lukas 20: 25 Hij nu zei tot hen: Geeft dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.

De Heer was geen oproermaker.

Een moord begaan hadden. Barabbas was medeplichtig aan moord. Daarentegen was Jezus de Levensvorst, die zijn macht over de dood bewezen had door drie mensen uit de dood op te wekken en aan nabestaanden, hun geliefden, terug te geven.

8

 15: 8 En de menigte kwam naar voren en begon hem te vragen hun te doen zoals hij gewoon was. (Telos)

Zoals hij gewoon was. Namelijk een gevangene los te laten die zij begeerden; zie vs. 6.

11

 15: 11 De overpriesters echter zetten de menigte op, dat hij liever Barabbas voor hen moest loslaten. (Telos)

Welke argumenten hadden de overpriesters? Misschien was Barabbas een zeloot, een 'dolkman' (sicariër), die zich met geweld verzette tegen de Romeinse overheersing, en werd hij voorgesteld als een volksheld en Jezus van Nazareth als een volksmisleider. Het volk zou meer profijt hebben van Barabbas dan van Jezus. Jezus zou gevaarlijker dan zijn Barabbas. Het optreden van Jezus zou represailles door de Romeinen uitlokken!

Johannes 11: 48 Als wij Hem zo laten begaan, zullen allen in Hem geloven; en de Romeinen zullen komen en zowel onze plaats als ons volk wegnemen. 49 Maar een van hen, Kajafas, die in dat jaar hogepriester was, zei tot hen: 50 U weet niets, en u bedenkt niet, dat het nuttiger voor ons is dat een mens sterft voor het volk en niet de hele natie verloren gaat.

Johannes 7: 12 En er was veel gemompel over Hem onder de menigten. Sommigen zeiden: Hij is goed; maar anderen zeiden: Nee, maar Hij misleidt de menigte.

14

 15: 14 Pilatus nu zei tot hen: Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan? Zij nu riepen des te meer: Kruisig Hem! (Telos)

Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan. Pilatus had geen schuld in hem gevonden.

Lukas 23: 4 Pilatus nu zei tot de overpriesters en de menigten: Ik vind geen schuld in deze mens. (...) 23: 14 U hebt deze mens bij mij gebracht als Iemand die het volk afvallig maakt; en zie, ik heb Hem in uw bijzijn verhoord en heb in deze mens geen schuld gevonden aan datgene waarvan u Hem beschuldigt.

Johannes 19: 6 Toen dan de overpriesters en de dienaars Hem zagen, riepen zij aldus: Kruisig, kruisig Hem! Pilatus zei tot hen: Neemt u Hem en kruisigt Hem, want ik vind geen schuld in Hem.

15

 15: 15 Pilatus nu wilde de menigte een genoegen doen en liet hun Barabbas los; en Jezus leverde hij, na Hem gegeseld te hebben, over om gekruisigd te worden. (Telos)

De menigte een genoegen doen. Zie vs. 6: "die zij begeerden".

16

 15: 16 De soldaten nu leidden Hem in de voorhof, dat is het pretorium, en zij riepen de hele legerafdeling samen. (Telos)

De voorhof. De binnenplaats van de residentie van de stadhouder, die zijn hoofdkwartier in Caesarea had, maar het door Herodes gebouwde paleis in Jeruzalem bewoonde tijdens een verblijf in Jeruzalem.

Dat is het pretorium. Het pretorium in Jeruzalem was een prachtig gebouw en omvatte een ruim binnenplein (voorhof).

De hele legerafdeling. Drie menigten waren het, waarmee Jezus te maken had: de menigte van het Sanhedrin, die veroordeelde; de volksmenigte die om de vrijlating van een moorddadige oproermaker en om de kruisiging van Jezus riep; de menigte van soldaten, die hem bespotte en sloeg.

17

 15: 17 En zij deden Hem een purperen mantel om en na een doornenkroon gevlochten te hebben zetten zij Hem die op (Telos)

Een purperen mantel. Op andere plaatsen: “scharlaken”. Beide woorden werden gebruikt om een rood-/blauwachtige kleur aan te duiden. De mantel moest een koninklijk kledingstuk vertegenwoordigen. Bedenk dat de mantel over een bebloede rug kwam. De mishandeling en vernedering was immers al begonnen. Zie ook purper.

18

 15: 18 en begonnen Hem te begroeten: Gegroet, koning der Joden! (Telos)

Gegroet. De tweede valse, liefdeloze, begroeting. De eerste was van Judas Iskariot.

Mattheüs 26: 49 En terstond ging hij naar Jezus toe en zei: Gegroet, Rabbi! En hij kuste Hem innig.

19

 15: 19 En zij sloegen zijn hoofd met een rietstok en bespuwden Hem, en zij vielen op hun knieen en huldigden Hem. (Telos)

Een rietstok. Deze had als 'scepter' gediend ter bespotting.

Mattheüs 27: 29 en na een kroon van dorens gevlochten te hebben zetten zij die op zijn hoofd, en een rietstok in zijn rechterhand; en zij vielen op hun knieen voor Hem en bespotten Hem aldus: Gegroet, koning der Joden! 30 En zij spuwden op Hem, namen de rietstok en sloegen op zijn hoofd.

Bespuwden Hem. Dat gebeurde ook in de vergadering van het Sanhedrin.

Markus 14: 65 En sommigen begonnen Hem te bespuwen en zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaren sloegen Hem in het gezicht.

20

 15: 20 En toen zij Hem hadden bespot, deden zij Hem de purperen mantel af en deden Hem zijn kleren aan; en zij leidden Hem naar buiten om Hem te kruisigen. (Telos)

Naar buiten. De bespotting had zich afgespeeld in de voorhof van Pilatus’ residentie (16).

21

 15: 21 En zij dwongen een voorbijganger, een zekere Simon van Cyrene die van het veld kwam, de vader van Alexander en Rufus, om zijn kruis te dragen.  (Telos)

Om zijn kruis te dragen. Achter de Veroordeelde aan.

Lukas 23: 26 En toen zij Hem wegleidden, hielden zij een zekere Simon van Cyrene aan, die van het veld kwam, en legden hem het kruis op om het achter Jezus aan te dragen.

34

Mr 15:34  En op het negende uur riep Jezus met luider stem: Eloi, Eloi, lema sabachthani? - dat is vertaald: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? (Telos)

De Heiland haalde de woorden van David uit psalm 22 aan, die zei:

Psalm 22: 2 (22-3) Mijn God! Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet; en des nachts, en ik heb geen stilte.

Ps 22:2 Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, van de woorden mijns brullens? (SV)

In een ander psalm zei David:

Ps 37:25  Nun. Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood. (SV)

God zal de rechtvaardig niet blijvend, niet voor altijd verlaten. De Heiland werd door God verlaten, en God legde Hem in het stof van de dood, maar Hij wekte Hem ook weer op uit de dood. De Heer Jezus werd verlaten, opdat wij, die zonder God in de wereld waren, nabij gebracht zouden worden.

Efe 2:12  dat u in die tijd zonder Christus was, vreemd aan het burgerschap van Israel en vreemdelingen van de verbonden der belofte, terwijl u geen hoop had en zonder God was in de wereld. Efe 2:13  Maar nu, in Christus Jezus, bent u die vroeger veraf was, nabij gekomen door het bloed van Christus. (Telos)

37

Mr 15:37  Jezus nu liet een luide schreeuw horen en stierf. (Telos)

Blijkbaar had hij nog de kracht om zijn stem te verheffen. De Heer is dan ook, ofschoon in zwakheid gekruisigd, niet door zwakheid gestorven. Wat Job zei, geldt niet voor Jezus:

Job 14:10  Maar een man sterft, als hij verzwakt is, en de mens geeft den geest, waar is hij dan? (SV)

39

Mr 15:39  En de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende den geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon! (Telos)

Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon! Of: "een zoon van God".

Een evangelist gaf als commentaar: "Deze hoofdman kende ook een zoon van god. Apollo werd in de Romeinse en Griekse mythologie gezien als de zoon van god. Hij was een prachtige god met een stralend uiterlijk met gouden haren. Hij had een krachtige lichaamsbouw en was de god van de redding. Toen de hoofdman de Heer Jezus zag lijden, zag hij iemand waarvan staat in Jesaja: 'zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte'. En ook: 'Hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante dat wij hem zouden hebben begeerd'. Wat moet hij gezien hebben in deze ... man? Hoe kan het dat hij in deze man de Zoon van God zag? (...) Hij mocht door Gods genade iets zien van de kracht van God, door Jezus Christus heen."[1]

Voetnoot

  1. Bron: Info/contact, nieuwsbrief 2020-1. Nieuwsbrief van de evangelisten Johan Zwol en Bertus Span.