Onderwerpenregister bij de Bijbel/T

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 22 feb 2021 om 14:38 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Onderwerpenregister}} {| class="wikitable" |Ex. |29 |: |1 | | |taak |cluster van werkzaamheden |- |Num. |3 |: |31 | | |taak |verdeling |- |Luk. |16 |: |2 | | |taa...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Onderwerpenregister bij de Bijbel > T

T: lijst van onderwerpen die beginnen met de letter T.

A B C D E F G H I J K L M N O P R S T U V W Z

Let op: de lijst wordt periodiek in zijn geheel vervangen en bijgewerkt. Tussentijdse aanpassingen gaan verloren en hebben daarom geen zin.

Ex. 29 : 1 taak cluster van werkzaamheden
Num. 3 : 31 taak verdeling
Luk. 16 : 2 taak ontslaan van - wegens wanprestatie
Hand. 26 : 16 taak Paulus' -
Gal. 2 : 7 taak verdeling: Paulus en Petrus
Gal. 2 : 8 taak onze taak in de gemeente: door God gewerkt: Paulus, Petrus
Ex. 18 : 20 taakverdeling
Gen. 10 : 20 , 31 taal verscheidenheid van talen
Gen. 10 : 31 taal verscheidenheid van talen
Gen. 11 : 1 , 6 taal aanvankelijk één taal
Gen. 11 : 6 taal enerlei - op de aarde
Gen. 11 : 7 taal ontstaan der verscheidene talen
1 Sam. 18 : 17 taal godsdienstige taal bij goddeloosheid
Neh. 13 : 24 taal verliezen
Esth. 3 : 12 taal meertalig rijk
Ps. 114 : 1 v taal vreemde -
Jes. 3 : 3 taal kloek ter -
Jer. 5 : 15 taal vreemde - niet verstaan
Dan. 1 : 4 taal leren: Chaldeeuws
Dan. 6 : 14 taal gebruik: om iemand geringer voor te stellen
Mark. 16 : 17 taal in talen spreken
Mark. 16 : 17 taal teken
Mark. 16 : 17 taal volgt als teken de gelovigen
Hand. 2 : 4 taal spreken in andere -en
Hand. 10 : 46 taal spreken in -en
Hand. 19 : 6 taal spreken in talen: nadat de Heilige Geest op hen kwam
1 Cor. 13 : 8 taal talen zullen ophouden
1 Cor. 14 : 20 v taal spreken in -en
1 Cor. 14 : 22 taal spreken in -en: teken voor de ongelovigen
1 Cor. 14 : 23 taal spreken in -en: gelijk wartaal, in de oren van onkundigen
1 Cor. 14 : 26 taal hebben
1 Cor. 14 : 27 taal spreken in een -: regels
1 Cor. 14 : 39 taal spreken in -en: niet verhinderen
Ef. 5 : 4 taal lichtzinnige - vermijden
Col. 2 : 4 taal overredende taal waarmee iemand kan misleiden
Col. 3 : 8 taal vuile - uit uw mond: legt dat af
1 Thess. 2 : 5 taal vleiende -
2 Pe 2 : 18 taal gezwollen -
2 Pe 2 : 18 taal vruchteloze -
Matth. 8 : 2 taaldaad verzoek of expressie
2 Cor. 8 : 8 taaldaad bevel hier
Matth. 12 : 10 taalhandeling
Ex. 25 : 8 tabernakel woonplaats van God
Ex. 26 : 26 v tabernakel begrip
Ex. 31 : 3 - 11 tabernakel onderdelen en voorwerpen
Ex. 35 : 5 v tabernakel materialen en onderdelen opgesomd
Ex. 35 : 21 tabernakel tent der samenkomst
Ex. 36 : 8 v tabernakel gordijnen
Ex. 36 : 13 tabernakel begrip: tent
Ex. 39 : 33 v tabernakel en al zijn toebehoren
Ex. 40 : 1 v tabernakel oprichting van de -
Ex. 40 : 6 - 7 tabernakel tent der samenkomst
Ex. 40 : 9 tabernakel zalving der -
Ex. 40 : 17 tabernakel oprichtingdatum: 2e jaar 1e van 1e mnd
Ex. 40 : 21 tabernakel voorhang: functie: bedekken van de ark er getuigenis
Ex. 40 : 31 tabernakel wasvat: tot wassing van handen en voeten
Ex. 40 : 33 tabernakel onderscheiden van voorhof
Lev. 6 : 16 tabernakel voorhof: heilige plaats
Lev. 7 : 26 v tabernakel voorhof: heilige plaats
Lev. 16 : 2 tabernakel heilige der heiligen: toegang beperkt
Lev. 26 : 11 tabernakel God zal Zijn - in het midden van u zetten
Num. 1 : 50 tabernakel der getuigenis
Num. 2 : 2 tabernakel middelpunt
Num. 4 : 1 tabernakel vervoer onderdelen
Num. 7 : 1 tabernakel geheiligd
Num. 7 : 1 tabernakel gezalfd
Joz. 22 : 29 tabernakel altaar voor de -
Joz. 22 : 29 tabernakel tent, niet de omheining
Joz. 22 : 29 tabernakel van God: de tentwoning
2 Sam. 7 : 6 tabernakel God wandelde in een -: gelijk Christus
1 Kron. 6 : 32 tabernakel van de tent der samenkomst
1 Kron. 6 : 48 tabernakel van het huis van God
1 Kron. 17 : 5 tabernakel God heeft in een - gewoond
1 Kron. 21 : 29 tabernakel te Gibeon
1 Kron. 23 : 26 tabernakel vervoer: eindigde op bevel van David
2 Kron. 1 : 3 tabernakel plaats: Gibeon
2 Kron. 29 : 6 tabernakel van God: de rug toekeren
Ez. 37 : 27 tabernakel in de toekomst
Mark. 2 : 26 tabernakel huis van God: binnengaan: door David
Hebr. 4 : 14 tabernakel inwendige afdelingen zinnebeeld van de hemelen
Hebr. 8 : 2 tabernakel ware -
Hebr. 9 : 2 v tabernakel eerste en tweede
Hebr. 9 : 7 tabernakel tweede -
Hebr. 9 : 11 tabernakel hemelse -
Opb. 13 : 6 tabernakel van God: in de hemel
Opb. 15 : 5 tabernakel in de hemel
Opb. 15 : 5 tabernakel van het getuigenis
Opb. 21 : 3 tabernakel van God is bij de mensen
Opb. 21 : 3 tabernakel van God: bij de mensen
Ps. 89 : 13 Tabor juicht in Gods naam
Ex. 32 : 15 tafel tafels der getuigenis waren aan beide zijden beschreven
Ex. 32 : 16 tafel tafels der getuigenis: door God gemaakt en beschreven
Ex. 32 : 19 tafel tafels der getuigenis verbroken
Ex. 34 : 1 tafel stenen -s: door God beschreven
Lev. 17 : 7 tafel des HEEREN: vs. tafel der demonen
Deut. 5 : 22 tafel stenen tafels: daarop schreef God
2 Sam. 8 : 14 tafel van de Heer: deelname: genade
2 Kron. 29 : 18 tafel der toerichting
Spr. 7 : 3 tafel van uw hart: daarop Gods geboden te schrijven
Ez. 39 : 20 tafel Gods -
Ez. 42 : 22 tafel houten reukaltaar in de nieuwe tempel – genoemd
Ez. 44 : 16 tafel Gods -
Hab. 2 : 2 tafel schrijven op -s
Mal. 1 : 7 tafel van de Heer: verachten
Mal. 1 : 12 tafel van Jahweh
Luk. 22 30 tafel Jezus' -: 'mijn tafel'
1 Cor. 10 : 21 tafel van de Heer
2 Cor. 3 : 3 tafel stenen -en
1 Kon. 9 : 28 talent voorbeeld van gewicht
1 Kron. 20 : 3 talent voorbeeld gewicht
Matth. 25 : 14 talent bezitting van Christus: geld hier
Matth. 25 : 15 talent naar bekwaamheid
Matth. 25 : 15 talent onderscheiden van bekwaamheid
Luk. 15 : 12 talent mogelijkheden, bekwaamheden
Ps. 112 : 10 tand knersen met -en
Spr. 30 : 14 tand zwaarden van tanden
Hgl 4 : 2 tand mooie -en
Hgl 6 : 6 tand tanden als een kudde schapen
Matth. 13 : 42 tandengeknars in de vuuroven
Matth. 13 : 50 tandengeknars in de vuuroven
Matth. 24 : 51 tandengeknars
Hand. 7 : 55 tandknarsen tegen Stefanus
1 Kon. 22 : 49 Tarsis
Jes. 2 : 15 Tarsis schepen van -
Jes. 2 : 15 Tarsis toekomst
Hand. 11 : 25 Tarsus Saulus te -
Matth. 3 : 12 tarwe versus kaf
Luk. 3 : 17 tarwe fig. gelovigen
Luk. 3 : 17 tarwe versus kaf
Ex. 34 : 22 tarwenoogst
Ruth 2 : 21 tarwenoogst en gerstenoogst
Jes. 3 : 22 tasje
Hebr. 12 : 18 tastbaar hemelse dingen voor ons niet -
Lev. 19 : 28 tatoeage tegen -
Esth. 4 : 16 tautologie schijnbare -
Spr. 14 : 24 tautologie schijnbare -
Joh. 3 : 31 tautologie schijnbare
Matth. 27 : 9 taxatie geval
2 Cor. 7 : 2 te gronde richten wij hebben niemand te gronde gericht
Jes. 47 : 1 tedere Babel genoemd de –
Gen. 42 : 25 teerkost voor onderweg
Gen. 45 : 21 teerkost voor onderweg
Richt. 2 : 15 tegen God tegen Israël, ten kwade
Jes. 3 : 8 tegen God
Luk. 9 : 50 tegen iemand zijn: wie niet tegen u is, is voor u
Luk. 11 : 23 tegen Jezus zijn
tegenargument zie Weerleggen
Hebr. 9 : 24 tegenbeeld van het ware heiligdom
1 Pe 3 : 21 tegenbeeld
Luk. 22 51 tegenhouden verder geweld –: door Jezus
Gal. 5 : 7 tegenhouden vgl. 1 Th. 2?
2 Cor. 12 : 19 tegenover God: spreken - God in Christus
Matth. 5 : 25 tegenpartij wees spoedig welgezind jegens uw –
Luk. 12 : 58 tegenpartij
Luk. 18 3 tegenpartij
Joz. 7 : 5 tegenslag oorzaak: zonde
Luk. 6 : 48 tegenslag
Gen. 42 : 36 tegenspoed schijnbare -
Deut. 28 : 29 tegenspoed
Deut. 28 : 30 tegenspoed grote -
Ruth 1 : 13 tegenspoed verstaan als tegenheid van Gods wege
1 Sam. 30 : 6 tegenspoed reactie op -
2 Kron. 24 : 20 tegenspoed oorzaak: overtreden
Ps. 107 : 35 v tegenspoed en voorspoed opvolgend
Spr. 27 : 10 tegenspoed de dag van uw -
Spr. 27 : 10 tegenspoed op de dag van - niet bij anderen komen
Spr. 28 : 13 tegenspoed als gevolg van onbeleden kwaad
Pred. 7 : 14 tegenspoed ook de dag des -s door God gemaakt
Luk. 6 : 48 tegenspoed
1 Sam. 23 : 3 tegenspraak oorzaak tot gebed
1 Kron. 21 : 3 tegenspraak mag tot bezinning stemmen
Matth. 12 : 32 tegenspraak een woord spreken tegen de Zoon des mensen
Matth. 27 : 57 tegenspraak schijnbare -: Christus niet 't eerst opgewekt?
Joh. 12 : 34 tegenspraak schijnbare -
Hand. 28 : 22 tegenspraak christenen waren een sekte die overal werd tegengesproken
2 Tim. 2 : 13 tegenspraak schijnbare -: in de Bijbel: zichzelf niet verloochenen
Hebr. 6 : 16 tegenspraak beeëindigen door eedzwering
Hebr. 12 : 3 tegenspraak door de zondaars: verdragen: door Jezus
Hebr. 12 : 3 tegenspraak door Jezus ondervonden
1 Sam. 20 : 3 tegenspreken door David
Matth. 15 : 27 tegenspreken Jezus tegengesproken door de Kananese vrouw
Hand. 13 : 45 tegenspreken door de tegenstanders van Paulus
Filip. 2 : 14 tegenspreken doet alles zonder -
Tit. 2 : 9 tegenspreken niet –: door slaven
Tit. 1 : 9 tegenspreker weerleggen van -s
Jud : 11 tegenspreking van Korach
2 Tim. 4 : 16 tegenstaan woorden -
Matth. 27 : 43 tegenstand bij - op God vertrouwen: Christus
Hand. 13 : 8 tegenstand door een tovenaar
Hand. 13 : 45 tegenstand van de zijde der Joden
Hand. 13 : 50 tegenstand van de zijde der Joden
Hand. 14 : 2 tegenstand
2 Tim. 4 : 15 tegenstand tegen de woorden van Paulus en de zijnen
Tit. 1 : 10 tegenstand vooral van Joodse zijde
Hebr. 12 : 4 tegenstand bieden: in de strijd tegen de zonde
1 Kon. 11 : 14 tegenstander door de HERE verwekt: vs. 23
Ps. 108 : 14 tegenstander God zal onze wederpartijders vertreden
Ps. 119 : 157 tegenstander vele -s
Jes. 1 : 24 tegenstander Gods -s
Luk. 13 : 17 tegenstander Jezus' -s werden allen beschaamd
Luk. 22 51 tegenstander liefde jegens -
Rom. 8 : 31 tegenstander als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
Filip. 1 : 28 tegenstander bij evangelisatie
Col. 2 : 14 tegenstander schuldbrief was onze -
1 Tim. 5 : 14 tegenstander geen enkele aanleiding tot lasteren geven
1 Tim. 5 : 15 tegenstander geen aanleiding tot lasteren geven
2 Tim. 2 : 25 tegenstander terechtwijzenvan -s: met zachtmoedigheid
Tit. 2 : 8 tegenstander beschamen
Hebr. 10 : 27 tegenstander van God
1 Pe 5 : 8 tegenstander duivel is onze tegenpartij
1 Tim. 6 : 20 tegenstelling
Ex. 23 : 7 tegenstrijdigheid schijnbare - in de Schrift: wel of niet rechtvaardigen goddeloze
Lev. 24 : 17 tegenstrijdigheid schijnbare -, vgl. vers 14
Deut. 11 : 17 tegenstrijdigheid schijnbare -, vs 15
Deut. 24 : 16 tegenstrijdigheid schijnbaar strijdig met Num 16:32 en zondvloed
Deut. 25 : 1 tegenstrijdigheid schijnbaar strijdig met rechtvaardiging van de zondaar
Richt. 3 : 8 ,10 tegenstrijdigheid schijnbare -: koning van wat?
Spr. 12 : 21 tegenstrijdigheid schijnbare - : geval: geen leed voor de rechtvaardige, ctr. Job, Christus
Spr. 26 : 4 - 5 tegenstrijdigheid schijnbare - in de Bijbel
Matth. 19 : 7 tegenstrijdigheid schijnbare -: niet scheiden en scheidbrief
Matth. 26 : 45 - 46 tegenstrijdigheid schijnbare -: slaapt en sta op
Luk. 24 : 49 - 50 tegenstrijdigheid schijnbare -: blijft in de stad … Hij leidde hen uit; zie echter vs. 52
2 Tim. 2 : 23 tegenstrijdigheid schijnbare -: in de Bijbel: Paulus wierp zelf twistvraag op in Handelingen, in de raad
Hebr. 11 : 17 tegenstrijdigheid schijnbare -: beloofde zoon offeren
1Jo 1 : 6 tegenstrijdigheid belijden versus wandel
1Jo 2 : 4 tegenstrijdigheid belijdenis versus wandel
Rom. 9 : 19 tegenwerping
Rom. 8 : 38 tegenwoordig tegenwoordige dingen kunnen ons niet scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus
2 Cor. 9 : 7 tegenzin niet met - geven
Gen. 4 : 15 teken gesteld aan Kain
Gen. 17 : 11 teken van het verbond tussen God en Abraham: besnijdenis
Gen. 35 : 14 teken opgericht - door Jakob gesteld
Ex. 4 : 8 teken de stem van een - horen
Ex. 4 : 8 teken functie van een -: gedachten veranderen
Ex. 4 : 8 teken wonder-
Ex. 4 : 9 teken wonder-
Ex. 4 : 28 teken tekenen en woorden door God gegeven
Ex. 13 : 9 teken op de hand
Ex. 13 : 9 teken op voorhoofd
Num. 14 : 11 teken ondanks alle -en niet geloven in God
Num. 14 : 22 teken Gods -en zien
Num. 16 : 38 teken een voorwerp tot een - gesteld
Num. 16 : 40 teken ter gedachtenis
Num. 17 : 5 teken bewijs
Num. 17 : 5 teken van verkiezing door God
Deut. 4 : 34 teken tekenen in Egypte
Deut. 6 : 8 teken Gods woord tot - gebonden op de hand
Deut. 6 : 22 teken en wonder
Deut. 11 : 18 teken op hand of voorhoofd
Deut. 13 : 1 teken uit de koker van de duivel
Deut. 13 : 1 teken wonder vs. -
Deut. 13 : 2 teken met oproep tot afgoderij
Deut. 26 : 8 teken en wonder
Deut. 26 : 8 teken tekenen door God gedaan ter bevrijding van Israël
Deut. 28 : 46 teken straffen tot een - en wonder
Deut. 28 : 46 teken vloek (uitwerking) als -
Deut. 34 : 10 teken gezonden om -en te doen: Mozes
Joz. 4 : 6 teken gedenkstenen
Joz. 24 : 17 teken grote tekenen: gedaan door God
Richt. 6 : 15 teken verzoek om -: om zekerheid
Richt. 6 : 17 teken begrip: wonderlijk bewijs
Richt. 6 : 17 teken vraag om een teken
Richt. 6 : 37 teken betekenis
Richt. 6 : 37 teken vraag om een -
1 Sam. 2 : 34 teken voor iem.
1 Sam. 10 : 7 teken aan Saul, vs. 9
1 Sam. 14 : 10 teken begrip
1 Sam. 20 : 7 teken bepalen: geval
1 Sam. 20 : 21 teken afspreken
1 Kon. 13 : 3 teken wonder-
2 Kon. 19 : 29 teken door God: voor Hizkia
2 Kon. 20 : 7 teken begrip: bewijs
2 Kon. 20 : 7 teken vraag om een teken: Hizkia
2 Kon. 20 : 8 teken dat iets zal gebeuren
2 Kon. 20 : 9 teken ter verkrijging van zekerheid
1 Kron. 14 : 15 teken leiding door een - van Godswege
Neh. 9 : 10 teken tekenen en wonderen
Ps. 65 : 9 teken tekenen van God: die op de einden wonen vrezen voor Uw -en
Ps. 105 : 27 teken bevelen Zijner -en: door Mozes en Aaron gedaan
Ps. 135 : 9 teken door God gedaan in Egypte
Ps. 135 : 9 teken en wonder
Spr. 27 : 25 teken onderscheiden
Jes. 7 : 11 teken eisen van God: daartoe door God uitgenodigd
Jes. 7 : 11 teken in de diepte of uit de hoogte
Jes. 7 : 14 teken God zal zelf een - geven
Jes. 19 : 19 teken opgericht - zal God hebben in Egypte
Jes. 20 : 3 teken tot een - wonder: Jesaja
Jes. 37 : 30 teken door God gesteld aan Sanherib
Jes. 38 : 7 teken als bevestiging van een belofte
Jes. 38 : 22 teken vraag naar een -
Jes. 44 : 25 teken tekenen der leugendichters: worden door God vernietigd
Jer. 10 : 2 teken -en des hemels, zich ervoor ontzetten
Jer. 32 : 20 teken en wonder
Ez. 4 : 3 teken niet altijd een wonder
Ez. 9 : 6 teken mensen met – werden beschermd
Dan. 4 : 2 teken en wonder
Dan. 6 : 28 teken God doet tekenen en wonderen in de hemel en op de aarde
Matth. 12 : 38 teken willen zien
Matth. 16 : 1 teken -en der tijden
Matth. 16 : 1 teken uit de hemel
Matth. 16 : 1 , 4 teken vraag om een teken
Matth. 16 : 4 teken van Jona
Matth 24 : 3 teken van de voleinding van de eeuw
Matth 24 : 3 teken van Jezus' komst
Matth. 24 : 24 teken door valse christussen en valse profeten grote -en
Matth. 24 : 24 teken grote tekenen
Matth. 24 : 30 teken van de Zoon des mensen
Matth. 26 : 48 teken aanwijzing
Mark. 8 : 11 teken uit de hemel verlangen
Mark. 8 : 12 teken voor de Joden: niet door Christus gegeven
Mark. 13 : 4 teken van de vervulling van een voorzegging
Mark. 13 : 22 teken en wonder
Mark. 13 : 22 teken misleidend -
Mark. 14 : 44 teken begrip
Mark. 16 : 17 teken tekenen volgen de gelovigen
Mark. 16 : 20 teken bevestigt het woord dat gesproken is
Mark. 16 : 20 teken tekenen volgden de prediking van het evangelie
Luk. 1 : 18 teken vraag om een -
Luk. 11 : 16 teken uit de hemel
Luk. 11 : 16 teken verlangen
Luk. 11 : 29 teken van Jona
Luk. 11 : 29 teken verlangen
Luk. 11 : 29 teken verlangen: door een boos geslacht
Luk. 11 : 30 teken zijn: door de zoon des mensen: voor zijn geslacht
Luk. 11 : 30 teken zijn: door Jona: voor de Ninevieten
Luk. 21 7 teken begrip: voorbode
Luk. 21 20 teken van Jeruzalems aanstaande verwoesting
Luk. 21 25 teken tekenen aan zon, maan en sterren
Luk. 21 28 v teken
Luk. 23 8 teken door Jezus: Jezus was bekend om zijn tekenen die Hij deed
Luk. 23 8 teken door Jezus: verlangen te zien: door Herodes
Joh. 2 : 11 teken
Joh. 2 : 18 teken de Joden zoeken tekenen
Joh. 2 : 18 teken verlangen: Joden
Joh. 2 : 23 teken
Joh. 3 : 2 teken Jezus deed bijzondere of grote tekenen
Joh. 5 : 20 teken
Joh. 6 : 2 teken tekenen doen aan de zieken: door Jezus
Joh. 6 : 2 teken tekenen zien
Joh. 6 : 11 teken aan een menigte: wonderbare spijziging, vgl. 6:2, 14
Joh. 6 : 14 teken grond voor geloof
Joh. 6 : 14 teken zien: de wonderbare spijziging
Joh. 6 : 26 teken Jezus deed -en
Joh. 6 : 26 teken tekenen zien
Joh. 6 : 30 teken begrip
Joh. 6 : 30 teken grond voor geloof
Joh. 10 : 41 teken Johannes deed geen enkel -
Joh. 11 : 47 teken Jezus deed vele tekenen
Joh. 12 : 18 teken gedaan door Jezus: opwekking van Lazarus
Joh. 12 : 37 teken tekenen om geloof te wekken
Joh. 20 : 30 teken gedaan door Christus: vele
Joh. 21 : 6 teken door Jezus gedaan: wonderbare visvangst
Hand. 2 : 19 teken tekenen op de aarde
Hand. 2 : 22 teken God deed door Jezus -en
Hand. 2 : 22 teken krachten, wonderen en tekenen
Hand. 2 : 43 teken vele -en en wonderen gebeurden door de apostelen
Hand. 4 : 16 teken bekend geworden aan alle inwoners van Jeruzalem
Hand. 4 : 16 teken geval: genezingswonder
Hand. 4 : 22 teken van genezing
Hand. 4 : 30 teken en wonder
Hand. 4 : 30 teken gebeurt door de naam van Jezus
Hand. 7 : 36 teken doen: door Mozes
Hand. 7 : 36 teken en wonder
Hand. 8 : 6 teken doen van -en: door Filippus: bij de prediking
Hand. 8 : 7 teken geval: uitdrijving van boze geesten, genezingen
Hand. 8 : 13 teken tekenen en grote krachten
Hand. 13 : 12 teken wekt geloof
Hand. 14 : 3 teken en wonder
Hand. 14 : 3 teken getuigenis van de Heer Jezus
Hand. 15 : 12 teken en wonder
Hand. 15 : 12 teken grote -en door God gedaan door de apostelen
Rom. 15 : 19 teken en wonderen
Rom. 15 : 19 teken evangelisatie en -en
Rom. 15 : 19 teken in de kracht van -en
1 Cor. 1 : 22 teken Joden begeren tekenen
1 Cor. 14 : 22 teken talen zijn tot een -
2 Cor. 10 : 12 teken verrichten van -en
2 Cor. 12 : 12 teken en wonder en kracht
2 Cor. 12 : 12 teken van de apostel
2 Thess. 2 : 9 teken satanische -en
2 Thess. 3 : 17 teken kenteken: geval
Hebr. 2 : 4 teken
Opb. 12 : 1 teken groot -: in de hemel
Opb. 13 : 13 teken grote tekenen doen: door de valse profeet
Opb. 16 : 14 teken demonische tekenen
Opb. 16 : 14 teken doen: door demonen
Opb. 19 : 20 teken misleiden door tekenen
teken zie ook Bewijs
Joh. 12 : 37 teken veel tekenen had Jezus gedaan
2 Thess. 3 : 14 tekenen tuchtmaatregel
Luk. 10 : 2 tekort van arbeiders
1 Cor. 6 : 7 tekortdoen zich tekort laten doen
Luk. 18 22 tekortkomen één ding -
Rom. 3 : 23 tekortkomen de mens
2 Sam. 23 : 5 tekortkoming besef van -: David
Rom. 3 : 23 tekortschieten de mens
Matth. 27 : 2 tekstvariant <Pontius>Pilatus
Matth. 27 : 24 tekstvariant deze <Rechtvaardige>
Rom. 4 : 1 tekstvariant <voor>vader
1 Sam. 15 : 4 Telaïm
Jes. 37 : 12 Telassar
Mark. 13 : 15 telefonie op het veld zien en horen van de gruwel (mogelijkheid)
Jes. 40 : 27 teleurstelling bij Israël
Luk. 7 : 19 , 23 teleurstelling bij Johannes
Luk. 19 7 teleurstelling over Jezus
Deut. 14 : 3 televisie geen gruwel tot je nemen
Spr. 4 : 17 televisie geweld: wijn der goddelozen (toepssing)
Spr. 14 : 7 televisie wegzappen (toepassing)
Ez. 39 : 21 televisie (mogelijk)
Mark. 13 : 15 televisie thuis zijn en de gruwel zien (mogelijkheid)
2 Pe 2 : 8 televisie kwade uitzendingen (toepassing)
1 Kron. 5 : 21 tellen Israëlieten konden tellen
Job 31 : 4 tellen door God: al mijn treden
Ps. 56 : 9 tellen door God: Davids omzwervingen
Matth. 15 : 38 tellen mannen -
Luk. 12 : 7 tellen door God
1 Kron. 23 : 3 telling van de Levieten
Luk. 9 : 14 telling mannen
Job 6 : 19 Tema
Jac. 3 : 7 temmen
1 Sam. 3 : 3 tempel bevatte: ark Gods
1 Sam. 3 : 3 tempel lamp Gods in de -
1 Kon. 5 : 17 tempel fundament
1 Kon. 6 : 2 v tempel afmetingen
1 Kon. 8 : 10 tempel huis van Jahweh
1 Kon. 8 : 36 tempel Gods huis, maar Hij hoort in de hemel het gebed
1 Kon. 8 : 39 tempel Gods huis, maar de vaste plaats van Zijn woning is de hemel
1 Kon. 8 : 42 tempel huis van gebed ook voor de niet-Israëliet
1 Kon. 8 : 44 tempel gebouwd voor Gods naam
1 Kon. 8 : 63 tempel Gods huis: 'huis des HEEREN'
1 Kon. 8 : 63 tempel inwijding: door gebed en offers
1 Kon. 9 : 1 tempel huis des HEEREN
1 Kon. 9 : 3 tempel Gods aandacht gaat daar elke dag naar uit
1 Kon. 9 : 3 tempel Gods naam daar tot in eeuwigheid gezet
1 Kon. 9 : 3 tempel heiligen: door God gedaan
1 Kon. 9 : 7 tempel geheiligd door God voor Zijn naam
1 Kon. 9 : 7 tempel huis dat God Zijn naam geheiligd heeft
1 Kon. 9 : 7 tempel verworpen door God
1 Kon. 9 : 8 tempel verwoesting door God genoemd als gevolg ongehoorzaamheid
1 Kon. 9 : 15 tempel gebouwd door uitschot
2 Kon. 12 : 4 tempel te Jeruzalem: herstelwerk
2 Kon. 21 : 7 tempel afgodsbeeld in -
2 Kon. 21 : 7 tempel God zet daar zijn naam
2 Kon. 23 : 6 tempel afgodsbeeld uit - verwijderd
2 Kon. 23 : 27 tempel Gods naam zal daarin wezen
2 Kon. 23 : 27 tempel verworpen door God
2 Kon. 25 : 18 tempel bewaking
1 Kron. 6 : 10 tempel huis
1 Kron. 6 : 32 tempel huis van de HEER
1 Kron. 26 : 1 - 19 tempel dienst: poortiers
1 Kron. 26 : 20 - 28 tempel dienst: schatbewaarders
2 Kron. 3 : 1 tempel plaats: berg Moria
2 Kron. 7 : 12 tempel offerhuis
2 Kron. 7 : 15 tempel gebedsplaats
2 Kron. 7 : 16 tempel plaats waar God ogen en hart zijn
2 Kron. 7 : 20 tempel bespot
2 Kron. 7 : 20 tempel verwoesting: wegwerping door God
2 Kron. 20 : 9 tempel gebed van het volk tot God
2 Kron. 20 : 9 tempel Gods naam in daarin
2 Kron. 23 : 6 tempel alleen toegankelijk voor de priesters en de Levieten
2 Kron. 23 : 9 tempel wapens van David in de tempel bewaard
2 Kron. 26 : 16 tempel van de HEER
2 Kron. 33 : 7 tempel verkoren door God
2 Kron. 34 : 11 tempel bouwmateriaal
2 Kron. 36 : 7 tempel vaten van de - geplaatst in een Babylonische tempel
2 Kron. 36 : 14 tempel geheiligd door God te Jeruzalen
2 Kron. 36 : 14 tempel huis van de HEER
2 Kron. 36 : 14 tempel verontreinigen
2 Kron. 36 : 15 tempel Gods woning
2 Kron. 36 : 17 tempel toevlucht zoeken in de tempel: tevergeefs hier
2 Kron. 36 : 18 tempel huis Gods
2 Kron. 36 : 18 tempel vaten en schatten weggevoerd naar Babel
2 Kron. 36 : 19 tempel verbrand
2 Kron. 36 : 23 tempel Gods - bouwen: opdracht aan heidense koning
2 Kron. 36 : 23 tempel tweede -: bouw: opdracht tot
2 Kron. 36 : 23 tempel tweede -: te Jeruzalem
Ezra 1 : 2 tempel opdracht tot bouw -
Ezra 4 : 5 tempel bouw des -s verstoren
Ezra 4 : 23 tempel herbouw belet
Ezra 6 : 3 tempel en offerplaats
Ezra 6 : 3 tempel maten
Ezra 6 : 12 tempel veranderen of vernietiging: straf gevraagd hiervoor
Ezra 6 : 12 tempel verwoesting: oorzaak: door volk erkend
Ps. 27 : 4 tempel huis van Goden
Ps. 29 : 9 tempel in Gods - zegt Hem een ieder eer
Ps. 48 : 10 tempel van God: in het midden daarvan Gods weldadigheid gedenken
Ps. 68 : 30 tempel omwille van de - te Jeruzalem zullen de koningen U geschenk toebrengen
Ps. 79 : 1 tempel van Gods heiligheid
Ps. 79 : 1 tempel verontreinigd door heidenen
Ps. 150 : 1 tempel activiteit in: lof aan God
Jes. 1 : 12 tempel voorhoven: 'Mijn voorhoven' (zegt God)
Jes. 6 : 1 tempel en Gods troon
Jes. 6 : 2 tempel in de hemel
Jes. 44 : 28 tempel fundering voorzegd: te voren bevolen door God aan Kores
Jes. 44 : 28 tempel word gegrond!
Jes. 56 : 7 tempel bedehuis
Jes. 60 : 7 tempel toekomstige - (?)
Jes. 60 : 13 tempel aardse -: plaats van Gods voeten
Jes. 60 : 13 tempel toekomstige -
Jes. 63 : 18 tempel Gods heiligdom vertreden
Jes. 64 : 11 tempel verbrand
Jes. 66 : 1 tempel vraag naar de plaats van de -
Jes. 66 : 6 tempel God spreekt uit de -
Jes. 66 : 21 tempel toekomst: dienst van Levieten en priesters
Jer. 7 : 4 tempel aanwezigheid tempel geen waarborg voor vrede
Jer. 7 : 14 tempel vertrouwen op de aanwezigheid van de -
Jer. 7 : 14 tempel verwoesting voorzegd
Jer. 7 : 30 tempel Gods -: afgoderij in Gods -
Jer. 7 : 30 tempel verontreinigen: door afgoden
Jer. 17 : 12 tempel een hoogheid sinds het begin
Jer. 17 : 12 tempel troon der heerlijkheid
Jer. 26 : 12 tempel profeteren tegen de -: door Jeremia
Jer. 27 : 22 tempel vaten van de -
Jer. 32 : 34 tempel afgodische dingen in de tempel Gods
Jer. 32 : 34 tempel verontreinigen: door afgodische dingen
Jer. 34 : 15 tempel huis dat naar Gods naam genoemd is
Jer. 51 : 11 tempel de wraak Zijns tempels, vgl. 50.28
Jer. 51 : 51 tempel heiligdommen van de –
Jer. 51 : 51 tempel huis van God
Jer. 51 : 51 tempel ontheiliging door de Babyloniërs
Ez. 5 : 11 tempel Gods heiligdom ('Mijn heiligdom')
Ez. 7 : 20 tempel sieraad
Ez. 7 : 20 tempel verwoest: reden
Ez. 11 : 1 tempel huis van de HEER
Ez. 11 : 1 tempel poort: Oostpoort
Ez. 24 : 21 tempel door God zelf ontheiligt
Ez. 24 : 21 tempel schoon van aanzien
Ez. 37 : 26 tempel in de toekomst
Ez. 37 : 26 tempel toekomst: herstel
Ez. 44 : 27 tempel van Ezechiel: zondoffer door de priester voor zichzelf
Ez. 46 : 1 tempel van Ezechiël: poort van de binnenste voorhof: op zes werkdagen gesloten
Dan. 1 : 2 tempel huis van God of, in dit geval, van een andere god
Dan. 5 : 23 tempel Gods huis
Hos. 8 : 14 tempel afgodische -s
Micha 1 : 2 tempel Gods -: - Zijn heiligheid
Micha 4 : 1 tempel toekomst: verheven
Hag. 1 : 8 tempel gebouwd van hout
Hag. 2 : 3 tempel eerste - had groter heerlijkheid dan de tweede
Hag. 2 : 8 tempel toekomst: met heerlijkheid vervuld
Hag. 2 : 10 tempel toekomstige -: groter heerlijkheid dan eerdere -
Zach. 6 : 12 tempel bouw: door Christus
Zach. 6 : 15 tempel bouwlieden: komen van verre
Zach. 8 : 8 tempel fundament van de - gelegd
Zach. 8 : 8 tempel van de Heer bouwen
Zach. 14 : 20 v tempel toekomst
Mal. 3 : 1 tempel van Christus
Matth. 4 : 6 tempel dakrand van de -: Jezus stond hierop
Matth. 12 : 4 tempel huis van God
Matth. 12 : 5 v tempel
Matth. 12 : 6 tempel groter dan de - is Jezus
Matth. 21 : 12 tempel Jezus reinigt de tempel van koophandel
Matth. 21 : 13 tempel Gods huis
Matth. 21 : 13 tempel huis van gebed
Matth. 21 : 14 tempel genezing door de Heer in de tempel
Matth 24 : 1 tempel gebouwen van de -
Matth 24 : 1 tempel Jezus vertrok van de -
Matth 24 : 2 tempel verwoesting van - voorzegd
Matth. 24 : 15 tempel in eindtijd
Matth. 26 : 55 tempel Jezus leerde dagelijks in de tempel
Mark. 11 : 11 tempel door Jezus bezien
Mark. 11 : 15 tempel gemaakt tot rovershol
Mark. 11 : 17 tempel huis van gebed
Mark. 12 : 35 tempel Jezus leerde in de -
Mark. 13 : 1 v tempel grote stenen, grote gebouwen
Mark. 13 : 14 tempel in de eindtijd
Mark. 14 : 49 tempel Jezus leerde in de -
Luk. 2 : 37 tempel niet uit de - wijken
Luk. 6 4 tempel huis van God
Luk. 18 10 tempel gebedshuis
Luk. 19 45 tempel binnengaan: door Jezus
Luk. 19 45 tempel huis van gebed
Luk. 19 45 tempel vercommercialiseerd
Luk. 19 45 tempel verworden tot een rovershol
Luk. 19 46 tempel huis van gebed
Luk. 19 47 tempel Jezus leerde dagelijks in de -
Luk. 20 1 tempel Christus leerde in de -
Luk. 21 1 tempel schatkist in de -
Luk. 21 5 tempel schoonheid
Luk. 21 5 tempel verwoesting voorzegd
Luk. 21 6 tempel verwoesting: voorzegd: door de Heer
Luk. 21 37 v tempel Jezus leerde overdag in de -
Luk. 22 52 tempel hoofdlieden van de -
Luk. 22 53 tempel Jezus was dagelijks in de -
Luk. 24 53 tempel de discipelen waren voortdurend in de - en prezen God
Joh. 2 : 16 tempel huis van de Vader
Joh. 2 : 19 tempel herbouw: profetie (?)
Joh. 7 : 14 tempel Jezus leerde in de -
Joh. 18 : 20 tempel Jezus leerde in de -
Hand. 2 : 46 tempel eerste gelovigen dagelijks eendrachtig in de -
Hand. 3 : 1 tempel Petrus en Johannes gingen op naar de tempel
Hand. 3 : 1 tempel plaats lag hoger: 'gingen op naar de tempel'
Hand. 3 : 2 tempel deur: de Schone geheten
Hand. 3 : 11 tempel zuilengang van Salomo
Hand. 4 : 2 tempel hoofdman van de -
Hand. 6 : 14 tempel heilige plaats
Hand. 17 : 24 tempel God woont niet in met handen gemaakte tempels
Hand. 22 : 17 tempel in de tempel in gebed
Hand. 24 : 6 tempel ontheiligen
Hand. 25 : 8 tempel zonde tegen de -
2 Cor. 6 : 16 tempel Gods - heeft geen overeenkomst met afgoden
2 Cor. 6 : 16 tempel Gods - zijn wij
Ef. 2 : 21 - 22 tempel de Gemeente is een -, een woonplaats van God in [de] Geest
Ef. 2 : 21 tempel opgroeien tot een heilige tempel in [de] Heer
2 Thess. 2 : 4 tempel toekomstige (herbouwde) -
2 Thess. 2 : 4 tempel van God: daarin gaan zitten: door de mens der zonde
2 Thess. 2 : 4 tempel van God: in toekomst, ten tijde van de afval
Hebr. 8 : 12 tempel verwoesting: verband met verdwijning oude verbond (?)
Opb. 3 : 12 tempel Gods: pilaar in
Opb. 7 : 15 tempel van God
Opb. 11 : 1 tempel van God: op aarde
Opb. 11 : 2 tempel voorhof buiten de -
Opb. 11 : 19 tempel van God: in de hemel
Opb. 14 : 15 tempel in de hemel: uit de - kwam een engel
Opb. 14 : 17 tempel in de hemel
Opb. 15 : 5 tempel in de hemel
Opb. 15 : 5 tempel van de tabernakel
Opb. 15 : 6 tempel in de hemel: engelen kwamen uit de -
Opb. 15 : 8 tempel in de hemel: versperd
Opb. 16 : 1 tempel in de hemel: stem kwam daaruit
Opb. 16 : 17 tempel in de hemel: heeft een troon
2 Kron. 33 : 15 tempelberg altaren gebouwd op de -
Jes. 2 : 2 tempelberg toekomstige -
Ez. 20 : 40 tempelberg Gods heilige berg
Joel 2 : 1 tempelberg de 'berg Mijner heiligheid'
Matth. 23 : 16 tempelhuis goud van het -
Matth. 23 : 16 tempelhuis zweren bij het - of het goud daarvan
Matth. 23 : 17 tempelhuis door Jezus erkend
Matth. 23 : 21 tempelhuis woonstede Gods
Matth. 27 : 40 tempelhuis Jezus' lichaam
Luk. 1 : 9 tempelhuis van de Heer
Luk. 23 45 tempelhuis voorhangsel: scheurde doormidden
Joh. 2 : 19 v tempelhuis Jezus' lichaam
Deut. 23 : 18 tempelprostitutie tegen -
Joz. 8 : 31 Tenach
Joz. 8 : 32 Tenach geschreven door Mozes
Joz. 8 : 32 Tenach kopie door Jozua gemaakt
Joz. 8 : 34 Tenach voorgelezen door Jozua al de woorden der wet
Col. 2 : 22 tenietgaan dingen die door het gebruik -
Ex. 30 : 17 tent der samenkomst
Ex. 33 : 7 tent der samenkomst
Ex. 40 : 6 - 7 tent der samenkomst: tabernakel
Lev. 1 : 5 tent der samenkomst: tabernakel
Lev. 4 : 7 tent der samenkomst: daarin is de HEER
Deut. 31 : 14 tent samenkomst: - der s
Joz. 18 : 1 tent der samenkomst opgericht na verovering land
2 Sam. 7 : 6 tent God wandelde in een -: gelijk Christus
1 Kon. 2 : 28 tent van de HEER
1 Kron. 17 : 5 tent God heeft in een - gewoond
Ps. 15 : 1 tent van God
Ps. 27 : 5 tent Gods -
Ps. 27 : 5 tent Gods -: daarin offeranden van geklank offeren
Ps. 69 : 26 tent in hun -en zij geen inwoner
Jes. 33 : 20 tent Sion vergeleken met een vaststaande -
Hos. 12 : 10 tent wonen in -en: en wereldlijke soberheid
Luk. 16 : 9 tent eeuwige tenten
Opb. 7 : 15 tent Gods -
Ex. 40 : 34 v tent der samenkomst en tabernakel
Num. 2 : 2 tent der samenkomst legering der stammen rondom de -
Num. 7 : 89 tent der samenkomst aanspraakplaats
Num. 7 : 89 tent der samenkomst Mozes ging daarin om met God te spreken
Joz. 24 : 2 Terach diende andere goden
Gen. 31 : 19 terafim
Gen. 31 : 34 terafim verstopt door Rachel
Richt. 17 : 5 terafim
Luk. 23 : 40 terecht geoordeeld
Luk. 23 : 41 terecht ontvangen wat je daden waard zijn
Ef. 6 : 1 terecht gehoorzaam zijn aan ouders is -
Job 6 : 24 terechtbrengen iem. - : door onderwijs
Hand. 25 : 9 v terechtstaan
Hand. 25 : 20 terechtstaan te Jeruzalem
Hand. 26 : 6 terechtstaan
Spr. 27 : 17 terechtwijzen (toepassing)
Hand. 20 : 31 terechtwijzen door Paulus
Hand. 20 : 31 terechtwijzen met tranen
Rom. 15 : 14 terechtwijzen voorwaarden: goedheid, kennis
1 Cor. 4 : 14 terechtwijzen
Col. 1 : 28 terechtwijzen doel
Col. 1 : 28 terechtwijzen iedere mens -
Col. 3 : 16 terechtwijzen elkaar - met liederen
Col. 3 : 16 terechtwijzen in alle wijsheid elkaar -
1 Thess. 5 : 12 terechtwijzen erken hen die u -
1 Thess. 5 : 14 terechtwijzen wijst de ongereregelden terecht
2 Thess. 3 : 15 terechtwijzen als een broeder
2 Thess. 3 : 15 terechtwijzen voorbeeld
2 Tim. 2 : 25 terechtwijzen tegenstander -, zachtmoedig
Num. 14 : 11 tergen God getergd door het volk Israël
Deut. 31 : 20 tergen God -
1 Sam. 1 : 6 tergen geval van -
2 Sam. 16 : 7 tergen geval
1 Kon. 21 : 22 tergen God -
Neh. 4 : 5 tergen
Jes. 65 : 3 tergen God -: door afgoderij
Gal. 5 : 26 tergen elkaar -
1 Kon. 21 : 22 terging
Deut. 28 : 22 tering God zal u slaan met -
Gen. 43 : 11 terpentijnnoot
2 Kron. 15 : 6 terrorisme en Gods oordeel (toepassing)
Neh. 6 : 9 , 19 terrorisme associatie
2 Kon. 24 : 2 terrorist (associatie)
Rom. 16 : 22 Tertius schreef de brief die Paulus dicteerde
Hand. 24 : 1 Tertullus
1 Sam. 6 : 12 terugbrengen door koeien
Ex. 20 : 18 terugdeinzen door het volk: tegenover Gods donderslagen enz.
2 Pe 3 : 2 terugdenken aan de woorden
Luk. 9 : 42 teruggeven door Jezus: een eniggeboren zoon aan zijn vader -
Gen. 31 : 13 terugkeer Jakob s -: door God bevolen
Neh. 9 : 17 terugkeren tot de dienstbaarheid
Zef. 1 : 6 terugkeren van achter de HEERE
Luk. 10 : 17 terugkeren door de zeventig
Luk. 5 : 16 terugtrekken zich -
Luk. 9 : 10 terugtrekken zich -: door Jezus: met zijn leerlingen
Joh. 6 : 66 terugtrekken zich -
2 Kron. 24 : 18 terugval in afgoderij
Jer. 11 : 10 terugval
Ef. 4 : 28 terugval voorkomen
Hebr. 11 : 15 terugval voorkomen: door te verlangen naar wat beter is
2 Pe 2 : 20 terugval
2 Kon. 3 : 14 terwille van een ander toegeeflijk zijn aan een
2 Kon. 20 : 1 testament opstellen (toepassing)
Hebr. 9 : 17 testament geldt zodra de dood is ingetreden
Jes. 49 : 4 tevergeefs arbeiden: door de Messias
2 Cor. 6 : 1 tevergeefs de genade van God - ontvangen
Gal. 2 : 2 tevergeefs lopen
Gal. 1 : 10 tevreden stellen: mensen of God
Filip. 4 : 11 tevreden geleerd - te zijn met de omstandigheden
Filip. 4 : 11 tevreden met de omstandigheden waarin je bent
Hebr. 13 : 5 tevreden weest - met wat u hebt
Filip. 4 : 11 tevredenheid doet minder lijden
1 Tim. 6 : 6 , 8 tevredenheid deugd
Ps. 50 : 8 Tharsis schepen van -: God verbreekt ze met een oostenwind
Ps. 139 : 18 theocentrisch David
Mark. 10 : 18 theocentrisch
1 Kron. 28 : 5 theocratie
Job 42 : 7 - 8 theologie valse en ware -
Jer. 5 : 5 theologie vrijzinnige -
Ef. 4 : 14 theologie elke wind van de leer
2 Kron. 2 : 11 theologisch theologische uitspraak
Jer. 8 : 8 theoloog vergeefse arbeid
Mark. 11 : 32 theoloog -gen soms minder kennis dan leken
Deut. 1 : 26 , 32 theorie weging: voorbeeld
1 Kon. 3 : 26 theorie afweging
2 Kon. 4 : 16 theorie weging: geval
Joh. 7 : 39 theorie wegen
Col. 1 : 17 theorie theory of all: Christus
Jer. 27 : 9 theoriekeuze
Jer. 28 : 9 theoriekeuze
Jer. 4 : 14 therapie cognitieve -
Jer. 9 : 6 therapie cognitieve -
Opb. 3 : 3 therapie cognitieve -
Hand. 17 : 1 Thessalonika synagoge was daar
Hos. 2 : 22 Thomas uitroep van - : vergelijk "O mijn God" daarmee
Joh. 6 : 1 Tiberias
1 Kron. 18 : 8 Tibhath
Dan. 1 : 14 tien tien dagen werden Daniel en zijn vrienden beproefd
Luk. 19 13 tien = 2 x 5
Ex. 26 : 1 Tien gordijnen tabernakel
Gen. 14 : 20 tiende aan Abraham geschonken: door Melchizedek
Gen. 28 : 22 tiende gelofte om -n te geven
Lev. 27 : 30 tiende van het land, van het zaad en van de vrucht
Deut. 14 : 22 v tiende geboden
Deut. 14 : 22 tiende getrouwelijk vertienen
Deut. 14 : 23 tiende eten in Jeruzalem: doel: God vrezen
Deut. 14 : 23 v tiende toepassing: eten in Jeruzalem
Deut. 14 : 27 tiende voor de Levieten, weduwen, wezen en vreemdelingen
Deut. 14 : 29 tiende zegen na tiende
Deut. 26 : 12 tiende driejaarlijkse tienden voor Leviet, vreemdeling etc
Deut. 26 : 13 tiende heilig
2 Kron. 31 : 5 v tiende inbrengen, met menigte
Neh. 10 : 37 tiende
Neh. 13 : 12 tiende
Mal. 3 : 8 v tiende verwaarloosd
Mal. 3 : 10 tiende geven is lonend onder Gods voorzienigheid
Matth. 23 : 23 tiende geven
Luk. 18 12 tiende geven: van al zijn inkomsten: door de Farizeeer
Gen. 17 : 21 tijd bepaling: door God
2 Sam. 24 : 15 tijd gezette -
1 Kron. 12 : 32 tijd verstaan
1 Kron. 29 : 15 tijd kortheid van het leven op aarde
2 Kron. 15 : 5 tijd roerige -
2 Kron. 15 : 5 tijd zware -
Ps. 37 : 19 tijd kwade -
Ps. 69 : 14 tijd van het welbehagen
Ps. 90 : 4 tijd besef bij God
Ps. 90 : 6 , 10 tijd snel voorbij
Ps. 131 : 2 tijd stille
Ps. 143 : 8 tijd stille -
Spr. 6 : 22 tijd stille -: Gods woord spreekt tot ons
Spr. 20 : 13 tijd stille -: des morgens
Spr. 27 : 25 tijd te rechter -
Pred. 9 : 11 tijd en toeval wedervaart aan allen
Pred. 9 : 12 tijd boze -
Pred. 9 : 17 tijd stille -: waarom
Jes. 38 : 5 tijd leeftijd: in Gods hand
Jes. 46 : 9 tijd oude -en
Jes. 49 : 8 tijd van Gods welbehagen
Jer. 7 : 25 tijd stille -: vroeg (toepassing)
Jer. 40 : 1 tijd God bevrijdt te rechter tijd, op 'nippertje
Dan. 4 : 16 tijd aantal tijden: zoveel jaren
Dan. 4 : 32 tijd betekenis hier: jaar
Dan. 7 : 22 tijd bestemde tijd
Dan. 10 : 13 tijd engel in de tijd
Amos 5 : 13 tijd boze -
Micha 2 : 3 tijd boze -: door God bewerkstelligd hier
Hab. 2 : 3 tijd God bestemt de tijd voor iets
Matth. 12 : 32 tijd deze -, deze eeuw
Matth. 16 : 27 tijd Christus besef van tijd, zie 'staat te komen' in verband van lijden en verherlijking op berg
Matth. 24 : 45 tijd voor voedsel
Matth. 26 : 29 tijd boven de tijd: Jezus
Mark. 1 : 15 tijd de tijd is vervuld
Mark. 11 : 11 tijd Jezus en de tijd: daar het al laat was
Luk. 1 : 57 tijd vervuld
Luk. 18 30 tijd deze - versus toekomstige eeuw
Luk. 19 44 tijd erkennen: niet erkennen
Luk. 21 24 tijd tijden van de volken: vervuld in de toekomst
Luk. 21 38 tijd stille -
Joh. 7 : 8 tijd vervullen: nog niet vervuld: Jezus' tijd
Joh. 13 : 33 tijd korte -
Joh. 14 : 19 tijd korte -
Joh. 16 : 16 tijd korte -
Rom. 5 : 6 tijd Christus te rechter - voor goddelozen gestorven
Rom. 8 : 18 tijd tegenwoordige -
2 Cor. 6 : 2 tijd aangename tijd
Gal. 4 : 4 tijd volheid van de - was gekomen
Gal. 4 : 10 tijd tijden onderhouden
Ef. 1 : 10 tijd volheid der -en
2 Tim. 1 : 9 tijd tijden van de eeuwen
2 Tim. 3 : 1 tijd zware -en
2 Tim. 4 : 3 tijd toekomende tijd: gezonde leer niet kunnen verdragen
Tit. 1 : 2 tijd voor de tijden van de eeuwen
Tit. 1 : 3 tijd Gods eigen -
Hebr. 4 : 16 tijd op de juiste - hulp krijgen van God
Hebr. 10 : 37 tijd korte -: zeer korte -: nog een zeer korte tijd tot de komst van de Heer
Hebr. 11 : 32 tijd te weinig - hebben om iets te doen
Hebr. 12 : 10 tijd opvoeding: weinige dagen
1 Pe 1 : 5 tijd laatste -
1 Pe 1 : 6 tijd korte -: ons leven op aarde
1 Pe 1 : 11 tijd navorsen
1 Pe 1 : 20 tijd tijden: in laatst van de -en: Christus mens geworden
1 Pe 5 : 6 tijd Gods -: God doet dingen op Zijn tijd
1 Pe 5 : 10 tijd korte tijd: lijden
2 Pe 3 : 8 tijd bij God anders dan bij ons mensen
2 Pe 3 : 18 tijd dag van eeuwigheid
Jud : 25 tijd verleden, heden, toekomst
Jud : 25 tijd voor alle eeuwen
Opb. 1 : 3 tijd de - is nabij
Opb. 8 : 1 tijd in de hemel
Opb. 9 : 15 tijd bepaling: jaar, maand, dag, uur
Opb. 12 : 12 tijd weinig tijd voor de duivel
Opb. 20 : 3 tijd korte -: satan losgelaten
Opb. 21 : 6 tijd God: voor God zijn toekomende dingen al gebeurd
Opb. 22 : 10 tijd nabij is de -
2 Cor. 4 : 18 tijdelijk tijdelijke dingen zijn de dingen die men ziet
2 Cor. 4 : 18 tijdelijk versus eeuwig
1 Kron. 23 : 31 tijden
Ef. 2 : 2 tijdgeest van deze wereld
Spr. 25 : 25 tijding goede -
Joh. 17 : 11 tijdsbesef bij Jezus
Jes. 44 : 12 timmerman arbeid
Richt. 2 : 9 Timnath-Heres
Rom. 16 : 21 Timotheus medearbeider van Paulus
1 Cor. 16 : 10 Timotheus
2 Cor. 1 : 1 Timotheus de broeder
1 Thess. 3 : 2 Timotheus Gods medearbeider in het evangelie
1 Tim. 1 : 2 Timotheus kind: van Paulus, in het geloof
2 Tim. 4 : 5 Timotheus evangelist
Hebr. 13 : 23 Timotheus losgelaten
1 Tim. 6 : 20 Timotheüs aangesproken met zijn naam door Paulus
2 Tim. 1 : 2 Timotheüs geliefd kind van Paulus
2 Tim. 1 : 4 Timotheüs tranen
2 Tim. 1 : 5 Timotheüs grootmoeder: Loïs
2 Tim. 1 : 7 Timotheüs vrees bij -
2 Tim. 1 : 8 Timotheüs en schaamte
Job 6 : 23 tiran verlost mij van de hand der -nen
Job 15 : 20 v tiran lot van de -
Jes. 25 : 4 tiran blazen der -nen is als een vloed tegen de wand
Jes. 25 : 5 tiran gezang der -nen zal vernederd worden
Jes. 29 : 20 tiran heeft een einde
Jes. 49 : 25 tiran de vangst van de – zal ontkomen
Jes. 25 : 3 tiranniek
Matth. 23 : 7 titel ervan houden zich door de mens rabbi te laten noemen
Matth. 23 : 8 titel afwijzing van -s
Mark. 14 : 45 titel rabbi
Luk. 22 25 titel weldoener
Joh. 13 : 13 titel meester en heer: terecht gezegd van Christus
Luk. 16 : 17 tittel
2 Cor. 8 : 23 Titus deelgenoot en medearbeider
2 Cor. 12 : 18 Titus
Jes. 44 : 5 toebehoren aan God: roemen daarin
Neh. 4 : 5 toedekken onrechtigheid
Gen. 21 : 25 toeëigenen wederrechtelijk een waterput nemen
Luk. 23 45 toegang tot God: toen Christus stierf
Rom. 5 : 2 toegang door Jezus
Ef. 3 : 12 toegang tot God de Vader hebben: in Christus: door het geloof in hem
2 Kon. 3 : 14 toegeeflijk aan iemand wegens een ander
Matth. 15 : 28 toegeeflijk Jezus hier -
Hebr. 5 : 2 toegeeflijk zijn jegens de onwetenden en dwalenden
1 Sam. 8 : 9 toegeven
Jer. 8 : 6 toehoren door God
Gen. 49 : 1 v toekomst voorzegging: door Jakob
Ex. 9 : 8 v toekomst oordeel: pest, ziekte
Deut. 4 : 30 toekomst Israël: wederkeer tot God
Deut. 4 : 31 toekomst Israël: herstel: door Gods trouw en barmhartigheid
Deut. 26 : 19 toekomst Israël: verhoging
Deut. 30 : 1 v toekomst Israël:bekering en herstel
Deut. 30 : 6 toekomst Israël: besnijdenis van het hart
Deut. 30 : 7 toekomst Israël: zijn vijanden geoordeeld
Deut. 30 : 9 toekomst God keert weder tot het bekeerde Israël
Deut. 30 : 9 toekomst Israël: God zal zich weder over in verblijden
Deut. 31 : 29 toekomst kennen
Deut. 33 : 27 toekomst Israël: veilig en welvarend
Deut. 33 : 29 toekomst Israël: overwinning
1 Sam. 2 : 10 toekomst Christus verhoogd
1 Sam. 2 : 10 toekomst oordeel Gods
2 Sam. 5 : 1 toekomst Christus door Zijn volk als heerser erkend
2 Sam. 22 : 44 v toekomst Christus heerschappij
2 Sam. 22 : 44 toekomst volken: onderworpen
2 Sam. 23 : 3 toekomst Christus koning
1 Kon. 4 : 25 toekomst Israël: zekerheid en rust
1 Kon. 4 : 34 toekomst 1000-jarig rijk (toepassing)
1 Kon. 10 : 13 toekomst volken: opkomende volken ontvangen zegen (toepassing)
1 Kon. 10 : 24 toekomst volken: komen om Gods wijsheid te horen
1 Kron. 16 : 31 toekomst God: regeert
1 Kron. 16 : 33 toekomst aarde: zal door God worden gericht
2 Kron. 9 : 2 toekomst Jezus: verklaart alles voor de volken (toepassing)
2 Kron. 9 : 14 toekomst Jezus: rijkdommen aan Hem toegebracht (toepassing)
2 Kron. 20 : 23 toekomst oorlog: volk tegen volk, onderling
Job 3 : 26 toekomst bezorgd om de -
Job 9 : 5 v toekomst God beroert de aarde (associatie)
Job 9 : 5 v toekomst Gods oordelen m.b.t. de schepping (associatie)
Ps. 2 : 1 v toekomst opstand der volken tegen God
Ps. 2 : 5 toekomst gericht der volkeren
Ps. 2 : 9 toekomst gericht der volkeren
Ps. 7 : 8 toekomst volken: God zal de vergadering der volken richten
Ps. 45 : 14 v toekomst gemeente
Ps. 45 : 18 toekomst volken: loven Christus
Ps. 46 : 1 v toekomst wereld: oordeel
Ps. 46 : 11 toekomst God verhoogd onder de heidenen
Ps. 47 : 4 toekomst Israël: heerschappij
Ps. 47 : 4 toekomst voken: onderwerping
Ps. 47 : 10 toekomst volken: komen tot Israël
Ps. 57 : 2 toekomst bescherming gelovig overblijfsel
Ps. 65 : 3 toekomst God: tot Hem komt alle vlees
Ps. 65 : 9 toekomst God: gevreesd
Ps. 66 : 3 toekomst God: vijand onderwerpt zich geveinsdelijk
Ps. 66 : 3 toekomst God: vijanden: zullen zich geveinsdelijk aan Hem onderwerpen
Ps. 67 : 4 v toekomst God
Ps. 67 : 4 , 6 toekomst volken: loven God
Ps. 67 : 5 toekomst volken: blijdschap, gejuich over God
Ps. 67 : 5 toekomst volken: door God geleid
Ps. 67 : 5 toekomst volken: oordeel
Ps. 67 : 7 toekomst aarde: vruchtbaar
Ps. 67 : 7 toekomst volken: vrezen God
Ps. 67 : 8 toekomst Israël: God zal hen zegen
Ps. 67 : 8 toekomst volken: alle einden der aarde zullen God vrezen
Ps. 71 : 21 toekomst vertroosting door God
Ps. 85 : 1 toekomst Israël: herstel en zegen
Ps. 86 : 10 toekomst God doet wonderwerken
Ps. 93 : 1 toekomst Gods regering
Ps. 93 : 1 toekomst wereld: bevestigd
Ps. 96 : 10 toekomst aarde: bevestigd, niet meer bewogen
Ps. 96 : 10 toekomst God regeert over de wereld
Ps. 96 : 10 toekomst God zal de volken richten
Ps. 96 : 10 toekomst psalm over - lijkt het
Ps. 96 : 10 v toekomst schepping: vreugde
Ps. 96 : 10 toekomst volken: gericht door God
Ps. 96 : 10 toekomst wereld: bevestigd
Ps. 96 : 13 toekomst aarde: gericht door God
Ps. 96 : 13 toekomst God komt om de aarde te richten
Ps. 96 : 13 toekomst wereld: gericht door God
Ps. 97 : 6 toekomst God: alle volken zien Zijn eer
Ps. 97 : 7 toekomst afgoderij: beeldendienaars beschaamd
Ps. 97 : 8 toekomst Israël: verlossing door Gods gericht
Ps. 97 : 8 toekomst oordelen (associatie)
Ps. 98 : 1 toekomst God doet wonderen
Ps. 98 : 2 toekomst Christus wederkomst: openbaring van heil en gerechtigheid
Ps. 98 : 2 toekomst God maakt Zijn heil bekend
Ps. 98 : 2 toekomst God openbaart zijn gerechtigheid
Ps. 98 : 2 v toekomst Israël: verlossing door God
Ps. 98 : 2 toekomst volken: zien Gods heil en gerechtigheid
Ps. 98 : 9 toekomst gericht
Ps. 98 : 9 toekomst God komt om de aarde te richten: reden tot vreugde
Ps. 99 : 1 toekomst aarde beweegt
Ps. 99 : 1 v toekomst God regeert
Ps. 101 : 8 toekomst Jeruzalem: werkers der ongerechtigheid worden uitgeroeid
Ps. 102 : 1 v toekomst overblijfsel (gelovig): lijden en uitredding
Ps. 102 : 16 toekomst Jeruzalem: herstel, na verschijning van Christus
Ps. 102 : 16 toekomst koningen: zullen Gods heerlijkheid vrezen
Ps. 102 : 16 toekomst volken: zullen God vrezen
Ps. 102 : 17 toekomst God: zijn heerlijkheid zal verschijnen
Ps. 102 : 19 toekomst geslachten zullen God loven
Ps. 102 : 23 toekomst God wordt gediend door de volken en de koninkrijken
Ps. 102 : 23 toekomst koninkrijken: worden vergaderd om God te dienen
Ps. 102 : 23 toekomst volken: worden vergaderd om God te dienen
Ps. 102 : 27 toekomst aarde en hemel vergaan en veranderen
Ps. 102 : 29 toekomst Israël: zeker wonen
Ps. 108 : 8 v toekomst Messias heerschappij
Ps. 110 : 3 toekomst Israël: bekering
Ps. 110 : 5 toekomst Christus vijanden verslagen door God
Ps. 110 : 5 toekomst volken: hun koningen verslagen
Ps. 138 : 4 toekomst God: alle koningen der aarde zullen U loven
Ps. 138 : 4 toekomst volken: koningen zullen God loven
Ps. 138 : 5 toekomst volken: hun koningen zullen Gode psalmzingen
Ps. 149 : 9 toekomst Gods volk: oordeel over hun vijanden
Spr. 2 : 21 v toekomst aarde: bewoond alleen door de goeden
Pred. 3 : 22 toekomst onbekend
Pred. 6 : 12 toekomst onbekend
Pred. 8 : 7 toekomst onzeker
Jes. 1 : 26 toekomst Jeruzalem: gerechtigheid, trouw
Jes. 2 : 2 toekomst Israël: berg van het huis des HEEREN
Jes. 2 : 3 toekomst volken: heengaan om van God te leren
Jes. 2 : 3 toekomst wetgeving: uit Jeruzalem uitgaand
Jes. 2 : 4 toekomst einde der oorlogen en oorlogstoerusting
Jes. 2 : 4 toekomst volken: God richt hen
Jes. 2 : 11 toekomst God: alleen Hij zal verheven zijn
Jes. 2 : 11 toekomst vernedering door God
Jes. 2 : 12 toekomst vernedering der hoogmoedigen
Jes. 2 : 18 toekomst ondergang der afgoden
Jes. 2 : 19 toekomst mensen verbergen zich voor God
Jes. 2 : 19 v toekomst oordeel der aarde
Jes. 2 : 20 toekomst afgoderij afgelopen
Jes. 3 : 5 toekomst overleveren: elkaar
Jes. 4 : 2 toekomst Christus heerlijkheid
Jes. 4 : 5 toekomst wederom wolk- en vuurkolom
Jes. 4 : 6 toekomst hitte
Jes. 5 : 6 toekomst in Israël zal een hut zijn tot beschutting
Jes. 9 : 6 toekomst gericht en gerechtigheid door Christus
Jes. 11 : 4 toekomst aarde: door Christus geslagen met de roede van Zijn mond
Jes. 11 : 6 toekomst dierenrijk: vrede
Jes. 11 : 7 toekomst dierenrijk: leeuw eet stro
Jes. 11 : 8 toekomst dierenrijk: adder ongevaarlijk voor kind
Jes. 11 : 9 toekomst aarde: vol van de kennis des HEEREN
Jes. 11 : 9 toekomst aarde: vol van de kennis des HEEREN
Jes. 11 : 9 toekomst God: aarde vol van de kennis des HEEREN
Jes. 11 : 10 toekomst Jezus: de heidenen zullen naar hem vragen
Jes. 11 : 10 toekomst Jezus: zijn rust zal heerlijk zijn
Jes. 11 : 10 toekomst volken: zullen naar Jezus vragen
Jes. 11 : 11 v toekomst Israël: terugkeer
Jes. 11 : 12 toekomst Israël: vergaderd Israël en Juda
Jes. 11 : 14 toekomst Ammon
Jes. 11 : 14 toekomst Edom
Jes. 11 : 14 toekomst Filistijnen
Jes. 11 : 14 toekomst Israël: heerst over omringende volken
Jes. 11 : 14 toekomst Israël: overheerst palestijnen
Jes. 11 : 14 toekomst Moab
Jes. 12 : 1 toekomst Israël: geestelijk herstel
Jes. 12 : 4 toekomst evangelisatie
Jes. 13 : 5 toekomst oordeel der wereld
Jes. 13 : 10 toekomst maan verduisterd
Jes. 13 : 10 toekomst sterren lichten niet
Jes. 13 : 10 toekomst zonsverduistering
Jes. 13 : 12 toekomst mensheid uitgedund door Gods oordeel
Jes. 13 : 13 toekomst aardbeving, beroering in de kosmos
Jes. 13 : 13 toekomst aarde: bewogen
Jes. 13 : 13 toekomst hemel: beroerd
Jes. 14 : 5 toekomst Israël: scepter der heersers verbroken
Jes. 16 : 5 toekomst Christus heerschappij: goedertierenheid en oordeel
Jes. 17 : 7 toekomst God geopenbaard
Jes. 19 : 20 toekomst Egypte: door Christus verlost
Jes. 19 : 21 toekomst offers
Jes. 19 : 23 toekomst Assyrie: zal God dienen
Jes. 24 : 23 toekomst Israël: God zal regeren te Jeruzalem
Jes. 24 : 23 toekomst maan schaamrood
Jes. 24 : 23 toekomst oudsten: heerlijkheid voor hen
Jes. 24 : 23 toekomst zon schaamrood
Jes. 25 : 6 toekomst Sion
Jes. 25 : 7 toekomst volken: krijgen zicht op God
Jes. 25 : 8 toekomst dood overwonnen
Jes. 25 : 8 toekomst Israël: smaadheid weggenomen
Jes. 25 : 8 toekomst tranen afgewist door God
Jes. 25 : 8 toekomst verdriet getroost
Jes. 25 : 9 toekomst Christus als God en Heiland erkend door de Joden
Jes. 25 : 9 toekomst God: erkend en gekend
Jes. 25 : 9 toekomst Israël: geloof in Christus
Jes. 27 : 1 toekomst satan geoordeeld
Jes. 27 : 2 v toekomst Gods wijngaard
Jes. 27 : 6 toekomst Israël: heerlijkheid
Jes. 27 : 13 toekomst Israël: wedervergadering: uit Assur en Egypte
Jes. 29 : 18 toekomst bijbel: gehoord
Jes. 29 : 18 v toekomst ware godsdienst openbaar
Jes. 29 : 20 toekomst ongerechtigen uitgeroeid
Jes. 29 : 20 toekomst spotternij afgelopen
Jes. 29 : 20 toekomst tiran heeft een einde
Jes. 29 : 20 toekomst zonde uitgeroeid
Jes. 29 : 23 toekomst Israël: bekering
Jes. 29 : 24 toekomst dwalenden van geest zullen tot verstand komen
Jes. 30 : 19 toekomst Jeruzalem: daarin zal het volk wonen
Jes. 30 : 25 toekomst Israël: overal beekjes en waterstromen
Jes. 30 : 26 toekomst Israël genezen door God
Jes. 30 : 26 toekomst zon en maan zullen veel meer licht geven
Jes. 30 : 27 toekomst Jezus verschijnt ten oordeel
Jes. 30 : 28 toekomst volken: oordeel
Jes. 30 : 29 toekomst God zal zijn stem doen horen
Jes. 30 : 29 toekomst Israël: blijdschap om de verlossing
Jes. 30 : 29 toekomst volken: Gods gericht
Jes. 30 : 30 toekomst God verschijnt
Jes. 30 : 31 toekomst Assur: geoordeeld
Jes. 31 : 4 toekomst God zal nederdalen om te strijden voor de berg Sions en haar heuvel
Jes. 31 : 4 toekomst Jeruzalem door God bevrijd
Jes. 31 : 7 toekomst Israël: afgoden verworpen
Jes. 32 : 1 toekomst Christus' rijk
Jes. 32 : 1 toekomst koninkrijk van Christus
Jes. 32 : 1 toekomst mederegeerders van Christus (associatie)
Jes. 32 : 2 toekomst Christus aanwezigheid een zegen
Jes. 32 : 15 toekomst Israël: uitstoring van de Geest
Jes. 32 : 15 toekomst Israël: woestijn vruchtbaar
Jes. 32 : 18 toekomst Israël: vrede, zekerheid, stilte
Jes. 33 : 10 toekomst God: verhoogd
Jes. 33 : 20 toekomst Jerualem: geruste woonplaats
Jes. 33 : 20 toekomst Jeruzalem: rust en zekerheid
Jes. 33 : 21 toekomst Jeruzalem: God zal er heerlijk zijn
Jes. 33 : 21 toekomst Jeruzalem: plaats van rivieren
Jes. 34 : 2 toekomst heidenen: Gods gericht over al de heidenen
Jes. 34 : 4 toekomst hemelverschijnselen
Jes. 34 : 10 toekomst Edoms eeuwig oordeel
Jes. 35 : 1 toekomst Israël: land: bloei
Jes. 35 : 1 toekomst steppe: juichen
Jes. 35 : 1 v toekomst wildernis: jubelen en bloeien
Jes. 35 : 2 toekomst God: verschijning in heerlijkheid
Jes. 35 : 2 toekomst God: zichtbare verschijning in heerlijkheid
Jes. 35 : 4 toekomst God: komen: ter wrake met de vergelding Gods en tot verlossing van Israël
Jes. 35 : 4 toekomst Israël: verlossing
Jes. 35 : 5 toekomst Israël: blinden zien, doven horen e.d.
Jes. 35 : 6 toekomst genezingen
Jes. 35 : 6 toekomst Israël: land: bloei
Jes. 35 : 6 toekomst Israël: waterrijk
Jes. 35 : 6 toekomst kreupele: herstel
Jes. 35 : 6 toekomst stomme: herstel
Jes. 35 : 8 toekomst de heilige weg voor de verlosten
Jes. 35 : 9 toekomst wilde dieren niet op de heilige weg
Jes. 35 : 10 toekomst Christenen: eeuwige blijdschap (toepassing)
Jes. 40 : 2 toekomst Jeruzalem verlost
Jes. 40 : 4 toekomst dalen verhoogd, bergen vernederd
Jes. 40 : 4 toekomst wat hobbelachtig is, zal tot een vallei gemaakt worden
Jes. 40 : 4 toekomst wat krom is zal recht worden
Jes. 40 : 5 toekomst Bijbel betrouwbaar gebleken
Jes. 40 : 5 toekomst Gods openbaring
Jes. 40 : 8 toekomst Jeruzalem: God zal daar geopenbaard worden
Jes. 40 : 10 toekomst God: zal heersen
Jes. 40 : 11 toekomst God: zal zijn kudde weiden gelijk een herder
Jes. 41 : 1 toekomst Christus: oordeelt de volken
Jes. 41 : 2 toekomst Christus koning der wereld
Jes. 41 : 11 v toekomst Israëls vijanden: beschaamd, te schande, als niets
Jes. 41 : 15 v toekomst Israël: middel tot oordeel
Jes. 41 : 18 v toekomst Israël: woestijn zal water krijgen en bloeien
Jes. 41 : 22 v toekomst voor mensen niet te kennen
Jes. 41 : 26 toekomst mens kan uit zichzelf de - niet kennen
Jes. 42 : 1 toekomst heidenen: Christus zal hun het recht voortbrengen, vgl. vers 3
Jes. 42 : 4 toekomst heidenen: de eilanden zullen naar Christus' leer wachten
Jes. 42 : 9 toekomst God verkondigt toekomstige dingen
Jes. 42 : 14 toekomst Gods openbaring
Jes. 43 : 19 toekomst wildernis: rivieren in de wildernis
Jes. 43 : 19 toekomst woestijn: een weg in de woestijn
Jes. 43 : 20 toekomst dieren zullen God eren
Jes. 43 : 20 toekomst wildernis: God zal rivieren in de wildernis geven
Jes. 43 : 20 toekomst woestijn: God zal in de woestijn wateren geven
Jes. 44 : 7 toekomst bekend bij God
Jes. 44 : 7 toekomst kennen: ook door Jezus (associatie)
Jes. 44 : 7 toekomst verkondigen: door God
Jes. 44 : 8 toekomst voorzegd door God
Jes. 44 : 23 toekomst Israël: verlost door God
Jes. 48 : 2 toekomst door God verkondigd
Jes. 48 : 5 toekomst voorzeggen: door God: reden
Jes. 48 : 8 toekomst God kende vooraf Israëls trouweloos handelen
Jes. 49 : 26 toekomst wereld: zal gewaar worden dat Jahweh de Heiland van Israël is
Jes. 60 : 2 toekomst duisternis over de volken
Jes. 60 : 2 toekomst volken: duisternis zal ze bedekken
Jes. 60 : 3 toekomst volken zullen tot Israëls licht (=Christus) gaan
Jes. 60 : 4 v toekomst Israël: volken stromen naar -
Jes. 60 : 6 toekomst volken: zullen God kennen
Jes. 60 : 9 toekomst Israël: heerlijkheid
Jes. 60 : 9 toekomst Israël: terugkeer Joden
Jes. 60 : 10 toekomst Israël: volken zullen dienen
Jes. 60 : 10 toekomst Jeruzalem: muren gebouwd door de vreemden
Jes. 60 : 11 toekomst Israël: vermogen der heidenen toegebracht
Jes. 60 : 11 toekomst Jeruzalem: poorten blijven open
Jes. 60 : 12 toekomst volk dat Israël niet dient, zal vergaan
Jes. 60 : 13 toekomst Israël: tempel heerlijk
Jes. 60 : 16 toekomst Jeruzalem: vermogen der heidenen ontvangend
Jes. 60 : 18 toekomst Israël: geweldloos
Jes. 60 : 21 toekomst aarde: erfelijk bezit der rechtvaardigen
Jes. 60 : 21 toekomst God: verheerlijkt
Jes. 60 : 21 toekomst Israël: aarde erfelijk bezit eeuwig
Jes. 60 : 21 toekomst Israël: allen rechtvaardigen
Jes. 60 : 22 toekomst mens: hoge ouderdom?
Jes. 60 : 22 toekomst mens: vruchtbaar
Jes. 61 : 3 toekomst God: verheerlijkt
Jes. 61 : 5 toekomst Israël: uitlanders zullen dienen
Jes. 61 : 6 toekomst Israël: het vermogen der heidenen eten
Jes. 61 : 6 toekomst Israël: roemen in door volken gebrachte heerlijkheid
Jes. 61 : 6 toekomst Israël: volk van priesters
Jes. 61 : 7 toekomst Israël: dubbele vreugde voor dubbele schande
Jes. 61 : 8 toekomst Israël: eeuwig verbond met God
Jes. 61 : 8 toekomst Israël: heiliging door God
Jes. 61 : 9 toekomst Israël: kinderen bekend onder de volken
Jes. 62 : 1 toekomst Israël: Jeruzalem: licht der volken
Jes. 62 : 2 toekomst Israël: heidenen zullen Sions gerechtigheid zien
Jes. 62 : 2 toekomst Israël: Jeruzalem: heerlijkheid
Jes. 62 : 2 toekomst Israël: Jeruzalem: nieuwe naam krijgen
Jes. 62 : 4 toekomst Israël: bruid Gods
Jes. 62 : 7 toekomst Israël: Jeruzalem: lof op aarde
Jes. 62 : 12 toekomst Israël: genoemd de verlosten des HEEREN
Jes. 62 : 12 toekomst Israël: genoemd het heilige volk
Jes. 62 : 12 toekomst Israël: Jeruzalem: genoemd de stad die niet verlaten is
Jes. 62 : 12 toekomst Israël: Jeruzalem:genoemd de gezochte
Jes. 63 : 2 toekomst Christus: straft de aarde
Jes. 63 : 4 toekomst dag der wraak
Jes. 63 : 6 toekomst volkeren: oordeel over
Jes. 64 : 1 v toekomst God: openbaring aan de volken (toepassing)
Jes. 64 : 1 v toekomst volken: zullen beven bij Gods openbaring
Jes. 65 : 16 v toekomst huidige ellende vergeten
Jes. 65 : 16 toekomst Israël: vorige benauwdheden vergeten
Jes. 65 : 17 toekomst herinnering: vorige dingen zullen niet meer gedacht worden
Jes. 65 : 17 toekomst schepping van nieuwe hemelen en aarde
Jes. 65 : 18 toekomst Jeruzalem: vreugde
Jes. 65 : 19 toekomst Israël: God zal zich over ZIjn volk verheugen
Jes. 65 : 20 toekomst huizen bouwen
Jes. 65 : 20 toekomst Jeruzalem
Jes. 65 : 20 v toekomst leeftijd hoger
Jes. 65 : 20 toekomst vloek op een zondaar
Jes. 65 : 20 toekomst wijngaard bouw
Jes. 65 : 20 toekomst zondaar: pas in hoge ouderdom vervloekt
Jes. 65 : 21 v toekomst Jeruzalem: zeker wonen
Jes. 65 : 22 toekomst Israël: hoe leeftijd
Jes. 65 : 22 toekomst leeftijd hoger
Jes. 65 : 25 toekomst Israël: dieren ander eetgedrag
Jes. 65 : 25 toekomst Israël: dieren vreedzaam
Jes. 66 : 13 toekomst Sion: troost door God
Jes. 66 : 14 toekomst God: bekend worden aan zijn knechten en zijn vijanden
Jes. 66 : 15 v toekomst gericht door God: met vuur en zwaard
Jes. 66 : 15 toekomst God: komt met vuur
Jes. 66 : 18 toekomst heidenen: komen en zien Gods heerlijkheid
Jes. 66 : 18 toekomst heidenen: vergaderd door God
Jes. 66 : 19 toekomst heidenen: Gods heerlijkheid onder hen verkondigd
Jes. 66 : 19 toekomst teken: door God gezet
Jes. 66 : 20 toekomst Israël: overigen gebracht naar het land
Jes. 66 : 23 toekomst God: geregelde aanbidding door de volken
Jes. 66 : 24 toekomst God: doodt de overtreders
Jer. 3 : 17 toekomst Jeruzalem: al de heidenen vergaderd
Jer. 3 : 17 toekomst Jeruzalem: naam: Des Heren Troon
Jer. 3 : 17 toekomst volken: niet meer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart]
Jer. 3 : 18 toekomst God: als Vader aangeroepen
Jer. 3 : 18 toekomst Israël: terugkeer in het land, vs 19
Jer. 4 : 2 toekomst heidenen: zullen zich in God beroemen
Jer. 6 : 26 toekomst Israël: Christus bitterlijk beweend
Jer. 16 : 19 toekomst volken: valse godsdiensten ontmaskerd
Jer. 23 : 3 v toekomst Israël: volk: bijeenvergadering
Jer. 23 : 5 v toekomst Christus: naam: de HERE onze gerechtigheid
Jer. 23 : 5 v toekomst Israël: verlossing door Christus
Jer. 23 : 8 toekomst Israël: God de bijeenvergaarder
Jer. 27 : 7 toekomst kennen: door God
Jer. 30 : 24 toekomst toorn van God werkt
Jer. 31 : 1 toekomst Israël: herstel
Jer. 31 : 12 v toekomst Israël: herstel
Jer. 33 : 7 toekomst Israël: bloei
Jer. 33 : 9 toekomst God: geeerd op aarde
Jer. 33 : 9 toekomst God: gevreesd door de heidenen: om Zijn weldaden aan Israël
Jer. 33 : 9 toekomst Israël: gereinigd en welgedaan
Jer. 33 : 9 toekomst Israël: vrede beschikt van God
Jer. 33 : 9 toekomst volken: eren God om zijn goedheid jegens Israël
Jer. 33 : 11 toekomst Israël: gevangenis gewend
Jer. 33 : 11 toekomst Jeruzalem
Jer. 33 : 14 toekomst Israël: herstel
Jer. 33 : 15 toekomst Messias, zal recht en gerechtigheid doen
Jer. 33 : 16 toekomst Israël: verlost ivm de Messias
Jer. 33 : 16 toekomst Jeruzalem: zeker wonen, ivm Messias
Jer. 33 : 17 toekomst Israël: Davids koningshuis behouden
Jer. 33 : 17 toekomst Israël: priesterdienst
Jer. 46 : 27 - 28 toekomst Israël: herstel
Ez. 7 : 26 toekomst eindtijd: gerucht op gerucht
Ez. 8 : 3 toekomst gemeente: opname
Ez. 11 : 17 v toekomst Israël: herstel
Ez. 20 : 34 v toekomst Israël: oordeel
Ez. 28 : 25 v toekomst Israël: herstel
Ez. 34 : 23 v toekomst Israël: herstel onder de Koning-Herder
Ez. 37 : 22 v toekomst Christus koning over Israël
Ez. 37 : 28 toekomst volken: zullen weten dat God Israël heiligt
Ez. 38 : 1 v toekomst Israël: na herstel aangevallen door Gog en zijn benden
Ez. 38 : 16 toekomst God: doel: zich door de heidenen doen kennen
Ez. 38 : 16 toekomst heidenen: zullen God kennen
Ez. 39 : 21 toekomst heidenen: zien Gods oordeel aan Gog
Ez. 39 : 21 toekomst televisie (?)
Ez. 39 : 22 toekomst Israël: weten dat God hun God is door het oordeel van Gog
Ez. 39 : 23 toekomst heidenen: zullen weten waarom God Israël geoordeeld heeft
Ez. 39 : 25 v toekomst Israël: opnieuw wegvoering?
Ez. 39 : 25 toekomst Israël: wedervergaderd uit de volken
Ez. 39 : 29 toekomst God verbergt zich niet meer voor Israël
Ez. 39 : 29 toekomst Israël: uitstorting van de Geest
Ez. 43 : 7 toekomst Israël: tempel: woonplaats God
Ez. 44 : 24 toekomst hoogtijden
Ez. 44 : 24 toekomst mensen: twistzaken komen nog voor
Ez. 45 : 21 toekomst Israël: Pascha
Ez. 47 : 8 toekomst milieu: herstel van de wateren
Ez. 48 : 35 toekomst Jeruzalem: naam: DE HEERE IS ALDAAR
Dan. 2 : 28 toekomst laatste der dagen: gebeurtenis
Dan. 2 : 43 toekomst laatste koninkrijk: vermenging van mensen
Dan. 2 : 44 toekomst koninkrijk Gods verwekt
Dan. 2 : 45 toekomst bekend gemaakt: door God: aan Nebukadnezar
Dan. 7 : 9 toekomst tronen in de hemel gezet
Dan. 7 : 14 toekomst Jezus Christus: Koning, eer, heerschappij
Dan. 7 : 14 toekomst Jezus: eer der volken
Dan. 7 : 14 toekomst volken: zullen Jezus eren
Dan. 7 : 18 toekomst heiligen: regeren met Christus, vgl. vs. 14
Dan. 7 : 18 , 22 toekomst heiligen: zullen Koninkrijk ontvangen en bezitten
Dan. 7 : 21 toekomst heiligen overwonnen door de Hoorn
Dan. 7 : 22 toekomst heiligen bezitten het rijk
Dan. 7 : 27 toekomst Christus: alle heerschappijen zullen Hem eren
Dan. 12 : 1 toekomst Israël:tijd der benauwdheid
Dan. 12 : 3 toekomst christen: heerlijkheid
Dan. 12 : 4 toekomst meerdere kennis van het boek Daniël
Dan. 12 : 11 toekomst tijden: 1290 dagen
Hos. 2 : 17 toekomst Israël: zekerheid
Hos. 3 : 5 toekomst Israël: bekering
Hos. 6 : 2 toekomst Israël: herstel: na 2 dagen
Hos. 6 : 3 toekomst Israël: God kennen
Hos. 14 : 5 toekomst Israël: herstel
Joel 2 : 1 v toekomst Israël: herstel
Joel 2 : 28 toekomst uitstorting Geest
Joel 2 : 28 toekomst wondertekenen
Joel 3 : 13 toekomst oogst
Joel 3 : 19 toekomst Edom: oordeel
Joel 3 : 19 toekomst Egypte: oordeel
Amos 8 : 9 v toekomst Israël: duisternis, rouw
Amos 9 : 11 toekomst Israël: herstel
Amos 9 : 14 toekomst Israël: terugkeer
Amos 9 : 15 toekomst Israël: niet meer uit land uitgerukt
Obadja : 21 toekomst Israël: koninkrijk: zal des HEEREN zijn
Micha 4 : 1 toekomst Jeruzalem
Micha 4 : 1 toekomst tempel
Micha 4 : 1 toekomst volken: naar Jeruzalem
Micha 4 : 2 toekomst volken: gehoorzaam
Micha 4 : 2 toekomst wetgeving uit Jeruzalem
Micha 4 : 3 toekomst rechtspraak te Jeruzalem
Micha 4 : 3 toekomst volken: gericht
Micha 4 : 3 toekomst volkeren: vrede
Micha 4 : 6 toekomst Israël: herstel
Micha 4 : 7 toekomst God: Koning over Israël op de berg Sion
Micha 4 : 7 toekomst Israël: God koning over Israël op de berg Sion
Micha 4 : 7 toekomst Israël: machtig volk
Micha 4 : 7 toekomst Israël: overblijfsel
Micha 4 : 7 toekomst Jahweh koning over Israël
Micha 4 : 8 toekomst Israël: voormalige heerschappij hersteld
Micha 5 : 3 toekomst Christus: grootheid
Micha 5 : 3 toekomst Christus' heerschappij
Micha 5 : 3 toekomst Israël: veilig en gerust wonen
Micha 5 : 4 v toekomst Israël: Assur valt binnen en wordt verslagen
Micha 5 : 4 toekomst Israël: vrede dankzij Christus
Micha 5 : 6 toekomst Israël: overblijfsel als dauw en regenstralen
Micha 5 : 6 toekomst Israël: zegen den heidenen
Micha 5 : 7 toekomst Israël: een leeuw onder de volken
Micha 5 : 7 toekomst Israël: overblijfsel: sterk als een leeuw
Micha 5 : 8 toekomst Israël: verhoogd boven tegenstanders
Micha 5 : 8 toekomst Israël: vijanden uitgeroeid
Micha 7 : 14 toekomst Israël: geweid door God
Micha 7 : 15 toekomst Israël: zal wonderen zien als bij de uittocht
Micha 7 : 16 toekomst heidenen beschaamd
Micha 7 : 16 toekomst Israël verlost van haar vijanden
Micha 7 : 17 toekomst heidenen komen tot God
Micha 7 : 17 toekomst Israël gevreesd door de heidenen
Micha 7 : 19 toekomst Israël: ontvangt weer Gods ontferming
Micha 7 : 19 toekomst Israël: vergeven
Micha 7 : 20 toekomst Israël: ontvangt Gods trouw en goedertierenheid
Hab. 2 : 14 toekomst aarde zal vervuld worden met kennis van Gods heerlijkheid
Hab. 3 : 3 toekomst komst van God
Hab. 3 : 3 v toekomst wederkomst van Christus
Zef. 3 : 8 toekomst Isaël: volkeren daar verzameld
Zef. 3 : 8 toekomst Israël: land verteerd door het vuur van Gods ijver
Zef. 3 : 8 toekomst verzameling en oordeel der heidenvolken
Zef. 3 : 9 toekomst volkeren: God aanroepen
Zef. 3 : 10 toekomst Israël: offeranden worden daar weer gebracht
Hag. 2 : 6 toekomst heerlijkheid van de Messias
Hag. 2 : 6 toekomst oordeel der aarde
Hag. 2 : 7 toekomst aardbeving
Hag. 2 : 7 toekomst vreselijke gebeurtenissen in de natuur
Hag. 2 : 8 toekomst heidenen: zullen allen beven
Hag. 2 : 8 toekomst tempel: met heerlijkheid vervuld
Hag. 2 : 22 toekomst aarde: God zal de aarde bewegen
Hag. 2 : 22 toekomst hemelen: God zal de hemelen bewegen
Hag. 2 : 23 toekomst God zal de troon der koninkrijken omkeren
Hag. 2 : 23 toekomst oordeel der heidenen
Zach. 6 : 13 toekomst Christus: koning
Zach. 6 : 13 toekomst Christus: priester
Zach. 8 : 3 toekomst Israël: Jeruzalem
Zach. 8 : 7 toekomst Israël: verlossing uit de landen
Zach. 8 : 13 toekomst Israël: zegen den heidenen
Zach. 9 : 10 toekomst vrede
Zach. 12 : 2 toekomst Israël: Jeruzalem belegerd
Zach. 12 : 2 toekomst Israël:Jeruzalem: drinkschaal der zwijmeling allen volken rondom
Zach. 12 : 3 toekomst Israël:Jeruzalem: alle volken zullen zich tegen haar verzamelen
Zach. 12 : 3 toekomst Israël:Jeruzalem: lastige steen allen volken
Zach. 12 : 6 toekomst Israël:Jeruzalem: omsingelende volken vernietigd
Zach. 14 : 3 toekomst Jeruzalem: God komt zijn volk strijdend te hulp
Zach. 14 : 6 toekomst Jeruzalem: licht, geen nacht
Zach. 14 : 7 toekomst dag van Christus bij de HEERE bekend
Zach. 14 : 8 toekomst God: koning over de aarde
Zach. 14 : 8 toekomst Jeruzalem: levende wateren
Zach. 14 : 8 toekomst wereld: God koning
Zach. 14 : 9 toekomst God koning over de hele aarde
Zach. 14 : 9 toekomst God: één
Zach. 14 : 21 toekomst offerdienst
Mal. 1 : 11 toekomst onder de heidenen zal God overal worden vereerd
Mal. 3 : 3 toekomst Israël: spijsoffers
Mal. 3 : 5 toekomst Israël: geoordeeld door God
Mal. 3 : 18 toekomst onderscheid tussen de rechtvaardige en de goddeloze zal duidelijk gezien worden
Mal. 3 : 18 toekomst rechtvaardige: loon, onrechtvaardige: straf
Mal. 4 : 2 toekomst wederkomst van Christus
Mal. 4 : 2 toekomst welvaart en groei voor de vromen
Matth. 1 : 21 toekomst Israël: verlossing van zonden
Matth. 2 : 6 toekomst Israël: onder hoede van koning Jezus
Matth. 3 : 7 toekomst toorn Gods
Matth. 4 : 12 toekomst scheiding of bijeenverzameling
Matth. 5 : 13 toekomst christenheid: afval?
Matth. 5 : 18 toekomst aarde gaat voorbij
Matth. 5 : 18 toekomst hemel gaat voorbij
Matth. 8 : 11 toekomst maaltijd in het koninkrijk der hemelen
Matth. 8 : 26 toekomst 1000-jarig rijk: rust
Matth. 8 : 26 toekomst Israël: roept zijn Heiland aan
Matth. 8 : 26 toekomst oordeel der volken
Matth. 8 : 32 toekomst volken: ondergang door demonen
Matth. 11 : 22 , 24 toekomst dag van het oordeel
Matth. 12 : 36 toekomst oordeel over de mensen
Matth. 13 : 30 toekomst engelen: rol der engelen (maaiers)
Matth. 13 : 30 toekomst gemeente: verzameling
Matth. 13 : 30 toekomst oogst, scheiding en verzameling
Matth. 13 : 30 toekomst volgorde gebeurtenissen: eerst verzameling onkruid
Matth. 13 : 48 toekomst oogst, vgl. volheid der volken ingaand (Rom.)
Matth. 13 : 49 toekomst bozen worden afgescheiden
Matth. 13 : 49 toekomst scheiding: bozen UIT de rechtvaardigen afgescheiden, vgl. vers 25 midden
Matth. 13 : 49 toekomst voleinding van de eeuw
Matth. 14 : 20 toekomst Israël: verzadiging door Jezus
Matth. 17 : 11 toekomst Elia komt voor de Christus en zal alles herstellen
Matth. 17 : 27 toekomst Israël ontvangt schatten der wereld
Matth. 19 : 28 toekomst Jezus: koning
Matth. 19 : 28 toekomst oordeel over de 12 stammen van Israël
Matth. 19 : 28 toekomst twaalf apostelen: tronen
Matth. 22 : 2 toekomst Jezus Christus: bruiloft
Matth. 24 : 30 toekomst Israël: stammen zullen weeklagen
Matth. 24 : 33 toekomst weten wanneer iets nabij is
Matth. 25 : 10 toekomst afval
Matth. 25 : 21 v toekomst afrekening met de gelovigen
Matth. 25 : 21 v toekomst beloning: beheer over de 's Heren bezittingen, vreugde
Matth. 26 : 2 toekomst kennen
Matth. 26 : 29 toekomst Jezus drinkt de wijn nieuw
Matth. 26 : 31 v toekomst kennen: door Jezus
Mark. 4 : 29 toekomst koninkrijk Gods: oogst
Mark. 6 : 43 toekomst Israël: verzadiging door de Heer Jezus
Mark. 9 : 12 toekomst Israël: herstel: door Elia
Mark. 12 : 25 toekomst christen: zijn als engelen in de hemelen
Mark. 13 : 1 v toekomst eindtijdse gebeurtenissen
Mark. 13 : 14 toekomst tempel in Jeruzalem in eindtijd
Mark. 13 : 19 toekomst voorzegging in dit geval: wat niet weer zal gebeuren
Mark. 13 : 28 toekomst Israëls: voortekenen van herstel (toepassing)
Mark. 13 : 29 toekomst kennen: geboden
Mark. 14 : 62 toekomst bewustzijn: bij Jezus
Mark. 14 : 62 toekomst Jezus: wederkomst
Luk. 17 : 23 toekomst misleiding door valse christussen en profeten
Luk. 20 36 toekomst gelovigen: aan engelen gelijk
Luk. 20 36 toekomst gelovigen: onsterfelijk
Luk. 20 36 toekomst gelovigen: zonen van God
Luk. 21 8 toekomst misleiding door valse christussen en profeten
Luk. 21 8 toekomst oorlogen en onlusten
Luk. 21 8 toekomst valse profeten spreken over einde
Luk. 21 9 toekomst gevaar van angst
Luk. 21 9 toekomst volgorde gebeurtenissen
Luk. 21 10 toekomst wereldoorlog
Luk. 21 11 toekomst aardbevingen, grote (!)
Luk. 21 11 toekomst hongersnoden, in verschillende plaatsen
Luk. 21 11 toekomst pest, in verschillende plaatsen
Luk. 21 11 toekomst vreselijke dingen en grote tekenen van de hemel
Luk. 21 12 toekomst vervolging der christenen
Luk. 21 12 toekomst volgorde gebeurtenissen
Luk. 21 16 v toekomst gemeente: vervolging
Luk. 21 17 toekomst gelovigen gehaat door allen
Luk. 21 22 toekomst dagen van wraak zullen komen
Luk. 21 23 toekomst Israël: toorn over het volk
Luk. 21 23 toekomst Israël: toorn over het volk
Luk. 21 24 toekomst volken: de tijden van de volken zullen worden vervuld
Luk. 21 25 toekomst aarde: op de aarde benauwdheid onder de volken
Luk. 21 25 toekomst tekenen aan zon, maan en sterren
Luk. 21 25 toekomst volken: benauwdheid, angst
Luk. 21 26 toekomst krachten van de hemelen zullen wankelen
Luk. 21 28 toekomst gemeente: hoofden oprichten
Luk. 21 28 toekomst volgorde gebeurtenissen
Luk. 21 31 toekomst gemeente: weet dan dat het kon. van God nabij is
Luk. 22 22 toekomst vast (dood) en onvast (door wie)?
Luk. 22 30 toekomst Israël: 12 stammen: geoordeeld
Luk. 22 30 toekomst oordelen door de heiligen
Joh. 16 : 13 toekomst weten: door de Heilige Geest
Joh. 17 : 12 toekomst Jezus leefde al in de - hier
Joh. 17 : 22 toekomst besef: Christus' -
Joh. 17 : 22 toekomst gericht: Jezus, vgl. Paulus' "heeft hen verheerlijkt"
Joh. 17 : 24 toekomst gemeente: bij de Heer
Hand. 2 : 18 toekomst oordelen: als wonderen en tekenen
Hand. 2 : 19 toekomst oordeel: bloed en vuur en rookwalm
Hand. 15 : 17 toekomst Israël: herstel
Hand. 15 : 17 toekomst volken: bekering
Rom. 5 : 17 toekomst regeren door de gelovige
Rom. 8 : 18 toekomst christen: aan hem wordt een uitnemende heerlijkheid geopenbaard
Rom. 8 : 18 toekomst christen: heerlijkheid
Rom. 8 : 19 toekomst christen: openbaring zonen van God
Rom. 8 : 38 toekomst toekomstige dingen kunnen ons niet scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus
Rom. 14 : 10 toekomst gelovige: gesteld voor de rechterstoel van God
Rom. 14 : 11 toekomst mensen: alle knie zal voor God buigen en alle tong Hem belijden
1 Cor. 1 : 7 toekomst openbaring van onze Heer Jezus Christus
1 Cor. 6 : 2 toekomst opname van de gemeente voor het oordeel der wereld (argument)
1 Cor. 13 : 10 toekomst toestand van volmaaktheid voor de gelovigen
1 Cor. 13 : 11 toekomst geestelijke volwassenheid van de gelovige
1 Cor. 15 : 24 toekomst na duizendjarig vrederijk
1 Cor. 15 : 27 toekomst aan de Zoon wordt alles onderworpen
1 Cor. 15 : 28 toekomst de Zoon onderwerpt zich aan God
1 Cor. 15 : 28 toekomst eeuwige toestand: God alles in allen
2 Cor. 4 : 14 toekomst opstanding, dan voor God gesteld worden
Ef. 2 : 7 toekomst gelovige: betoning van de rijkdom van Gods genade aan ons
Ef. 3 : 21 toekomst geslachten
Ef. 6 : 8 toekomst christen: loon voor het goede gedaan
Col. 3 : 6 toekomst oordeel: toorn van God komt
1 Thess. 1 : 10 toekomst God: toorn over deze wereld
1 Thess. 1 : 10 toekomst wereld: toorn van God komt
1 Thess. 5 : 4 toekomst christenen in de hemel tijdens de oordelen (toepassing)
2 Thess. 2 : 3 toekomst volgorde: eerst afval, dan dag van de Heer
2 Thess. 2 : 4 toekomst tempel herbouwd
2 Thess. 2 : 7 toekomst volgorde: eerst wegneming van de Wederhouder, dan openbaring van de mens der zonde
2 Tim. 2 : 10 toekomst christen: eeuwige heerlijkheid
2 Tim. 2 : 11 toekomst christen: met Hem leven
2 Tim. 2 : 12 toekomst christen: mederegeren
2 Tim. 3 : 1 v toekomst kenmerken laatste dagen
2 Tim. 4 : 1 toekomst oordeel
2 Tim. 4 : 3 toekomst christenheid: gezonde leer niet verdragen
2 Tim. 4 : 4 toekomst christenheid: afkeer van de waarheid
2 Tim. 4 : 4 toekomst christenheid: fabelgeloof
Hebr. 1 : 11 toekomst hemel en aarde vergaan
Hebr. 2 : 5 toekomst het toekomstige aardrijk
Hebr. 2 : 7 toekomst mens
Hebr. 2 : 10 toekomst christen: heerlijkheid
Hebr. 6 : 19 toekomst ingaan tot binnen het voorhangsel
Hebr. 12 : 26 toekomst aarde: beven
Hebr. 12 : 26 toekomst God zal spreken van de hemel
Hebr. 12 : 26 toekomst hemel: beven
Hebr. 12 : 28 toekomst beweegreden: verre toekomst
Hebr. 12 : 28 toekomst gemeente: wij ontvangen een onwankelbaar koninkrijk
Hebr. 13 : 17 toekomst christen: beoordeling
1 Pe 3 : 9 toekomst motiveert ons in het heden
1 Pe 5 : 1 toekomst christen: deelgenoot van de heerlijkheid van Christus
1 Pe 5 : 1 toekomst Christus: openbaring van zijn heerlijkheod
2 Pe 3 : 13 toekomst
2 Pe 3 : 14 toekomst verwachting: en onze wandel in het heden
1Jo 2 : 18 toekomst tekenen van het laatste uur: antichristen
1Jo 2 : 28 toekomst openbaring van de Heer Jezus
1Jo 3 : 2 toekomst christen: wat we zijn zullen onbekend
1Jo 3 : 2 toekomst deels verborgen
1Jo 3 : 2 toekomst Jezus zal geopenbaard worden
Jud : 18 toekomst spotters
Jud : 24 toekomst christenen: vreugdegejuich
Jud : 24 toekomst gemeente: gesteld voor God
Opb. 1 : 7 toekomst Israël: weeklacht onder de Christus
Opb. 2 : 17 toekomst gelovige: manna eten
Opb. 2 : 17 toekomst gelovige: niet alles weten van anderen
Opb. 2 : 17 toekomst gelovige: nieuwe naam
Opb. 2 : 26 toekomst christen: regeren met Christus
Opb. 2 : 26 toekomst volken: door christenen geregeerd
Opb. 2 : 27 toekomst christen: regeren met ijzeren staaf
Opb. 3 : 4 toekomst christenen: sommigen speciale beloning
Opb. 3 : 10 toekomst wereld: uur van de verzoeking
Opb. 5 : 10 toekomst gelovigen: mederegeren met Christus over de aarde
Opb. 6 : 2 toekomst heerschappij van de man op het witte paard
Opb. 6 : 4 toekomst wereldoorlog
Opb. 6 : 9 toekomst christenen: vervolging
Opb. 7 : 14 toekomst zon valt op mensen, hitte
Opb. 11 : 18 toekomst God: toorn: zal komen
Opb. 11 : 18 toekomst naties: worden toornig
Opb. 12 : 5 toekomst Jezus zal alle naties hoeden met een ijzeren staf
Opb. 14 : 14 toekomst oogst der aarde
Opb. 15 : 4 toekomst God: Zijn gerechtigheid openbaar
Opb. 15 : 4 toekomst Gods gerechtigheden worden openbaar
Opb. 15 : 4 toekomst naties: buigen voor God
Opb. 16 : 8 toekomst natuurramp
Opb. 16 : 9 toekomst onbekeerlijkheid van mensen
Opb. 16 : 9 toekomst oordeelstijd: besef van Gods oordelen
Opb. 19 : 6 toekomst God: aanvaardt Zijn koningschap
Opb. 19 : 7 toekomst bruiloft van het Lam
Opb. 19 : 11 toekomst oordeel: door Christus
Opb. 19 : 18 toekomst in de toekomst zijn er slaven en vrijen
Opb. 19 : 18 toekomst paarden ingezet in de oorlog
Opb. 21 : 3 toekomst God woont bij de mensen
Opb. 21 : 4 toekomst dood: zal niet meer zijn
Opb. 21 : 4 toekomst eerste dingen gaan voorbij
Opb. 21 : 4 toekomst rouw: zal niet meer zijn
Opb. 21 : 4 toekomst verdriet door God gestild
Opb. 21 : 5 toekomst God maakt alles nieuw
Opb. 21 : 24 toekomst koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid tot haar
toekomst Israël, zie ook Israël: toekomst
toekomst zie ook Eindtijd
Hebr. 6 : 5 toekomstig toekomstige eeuw
Hebr. 10 : 1 toekomstig toekomstige goederen
Jes. 35 : 1 toekomstige woestijn: juichen
Gen. 31 : 7 toelaten niet -: door God: dat Laban kwaad deed aan Jakob
1 Sam. 30 : 1 toelaten door God: verwoesting van Ziklag
1 Kron. 16 : 21 toelaten door God: niet -: dat men Israël onderdrukte
Ps. 55 : 23 toelaten niet -: door God: dat rechtvaardige wankelt
Matth. 23 : 13 toelaten niet - binnen te komen
Mark. 5 : 13 toelaten door Jezus
Luk. 4 : 41 toelaten door Jezus: niet toelaten
Joh. 18 : 15 v toelaten Petrus en Johannes bij de hogepriester
Hand. 16 : 7 toelaten niet -: door de Geest van Jezus
Deut. 21 : 15 toelating God: polygamie
1 Cor. 7 : 6 toelating versus bevel
Tit. 3 : 8 toeleggen zich toe te leggen op goede werken
Tit. 3 : 14 toeleggen leren zich toe te leggen op goede werken
Spr. 1 : 5 toename in wijsheid
1 Sam. 2 : 26 toenemen fig. groeien: Samuel
2 Kron. 17 : 12 toenemen Josafat nam toe
Spr. 9 : 9 toenemen in leer
Spr. 9 : 9 toenemen in wijsheid
Hand. 16 : 5 toenemen door de gemeenten: in aantal
Gal. 1 : 14 toenemen fig. -: Paulus onder zijn volksgenoten
1 Thess. 3 : 12 toenemen in de liefde
1 Thess. 4 : 1 toenemen in goede wandel en behagen van God
2 Thess. 1 : 3 toenemen liefde tot elkaar neemt toe
2 Tim. 2 : 17 toeneming van goddeloosheid
2 Sam. 19 : 19 toerekenen iemand zijn misdaad wel of niet -
Rom. 5 : 13 toerekenen zonde -: niet - als er geen wet is
2 Tim. 4 : 16 toerekenen moge het hun, die Paulus hebben verlaten, niet toegerekend worden
2 Tim. 3 : 17 toerusting tot alle goed werk
Dan. 12 : 9 toesluiten woorden -
Matth. 19 : 8 toestaan door Mozes
Mark. 5 : 19 toestaan niet: door Jezus
Mark. 5 : 37 toestaan niet -: door Jezus
1 Thess. 5 : 14 toestand persoonlijke geestelijke - verschillend
Joh. 12 : 34 toetsen aan Schrift
Gal. 2 : 2 toetsen Paulus toetste zijn evangelie in Jeruzalem
Filip. 1 : 10 toetsen
Joh. 7 : 27 toetssteen overtuiging als -
Num. 3 : 39 toeval ? Zie vs. 43
Richt. 7 : 13 toeval goddelijke =
Ruth 2 : 3 toeval en Gods leiding
1 Sam. 6 : 9 toeval versus beschikking
2 Kron. 18 : 33 toeval en Gods bestuur: geval
Pred. 9 : 11 toeval en tijd wedervaart aan allen
Luk. 2 : 38 toeval goddelijk toeval
Luk. 10 : 31 toevallig
Joz. 20 : 3 toevlucht
Ruth 2 : 12 toevlucht bij God
2 Sam. 22 : 3 toevlucht God mijn -
Ps. 57 : 2 toevlucht tot God
Ps. 59 : 17 toevlucht God mij een -
Ps. 61 : 4 toevlucht God een -
Ps. 62 : 8 toevlucht mijn - is in God
Ps. 62 : 9 toevlucht God is ons een -
Ps. 71 : 7 toevlucht God is mijn sterke -
Ps. 91 : 2 , 9 toevlucht God mijn -
Ps. 91 : 9 toevlucht God is mij een -
Ps. 94 : 22 toevlucht God een steenrots mijner -
Ps. 118 : 8 toevlucht nemen tot den HERE
Ps. 142 : 6 toevlucht God mijn -
Spr. 14 : 26 toevlucht God een -
Spr. 14 : 26 toevlucht God: voor Zijn kinderen
Jes. 25 : 4 toevlucht God een - tegen de vloed
Jes. 30 : 3 toevlucht genomen: bij Egypte: schande
Jer. 17 : 17 toevlucht God is mijn - ten dage des kwaads
Hebr. 6 : 18 toevlucht nemen om de voorgestelde hoop aan te grijpen
Richt. 13 : 7 toevoegen aan het woord van de engel: schijnbaar -
Hand. 11 : 24 toevoegen een aanzienlijke menigte werd de Heer toegevoegd
1 Kon. 11 : 4 toewijding Davids -
2 Kron. 25 : 2 toewijding gebrekkige - aan God
Ps. 119 : 38 toezegging bevestig Uw -
Ps. 119 : 50 toezegging Gods - maakt levend
Neh. 13 : 19 toezicht
1 Thess. 5 : 15 toezien ziet toe dat niet iemand een ander kwaad met kwaad vergeldt
Hebr. 12 : 15 toezien doen we allemaal
Jer. 7 : 31 tofeth
Jer. 19 : 12 tofeth betekenis: brandende
Gen. 10 : 3 Togarma kleinzoon van Jafeth
Deut. 23 : 12 toilet buiten de legerplaats
2 Kon. 10 : 27 toilet toiletten maken van het afgebroken huis van Baal
Rom. 13 : 7 tol betalen
Richt. 10 : 1 Tola richter
Luk. 5 : 27 tolhuis
Gen. 42 : 23 tolk 'taalman'
Matth. 5 : 46 tollenaar slechterik
Matth. 11 : 19 tollenaar had slecht imago
Matth. 18 : 17 tollenaar werd gemeden
Mark. 2 : 15 tollenaar Jezus at met de -s
Mark. 2 : 15 tollenaar tollenaars en zondaars
Luk. 3 : 12 v tollenaar vrucht van de bekering (vgl. vers 8)
Luk. 5 : 27 tollenaar Levi
Luk. 5 : 29 tollenaar een grote menigte van -s lag met Jezus en de zijnen aan
Luk. 7 : 29 tollenaar gedoopte -s
Luk. 7 : 29 tollenaar onder het gehoor van Jezus bevonden zich -s
Luk. 7 : 29 tollenaar tollenaars rechtvaardigden God
Luk. 7 : 34 tollenaar vriend van -s: Jezus dusgenaamd
Luk. 15 : 1 tollenaar al te -s kwamen telkens tot Hem om Hem te horen
Luk. 15 : 1 tollenaar tollenaars en zondaars
Luk. 18 10 v tollenaar
Luk. 19 2 tollenaar oppertollenaar
Matth. 9 : 10 tollenaars en zondaars
Luk. 6 : 47 tonen door de Heer Jezus
Rom. 2 : 15 tonen dat het werk van de wet in de harten geschreven staat
Job 5 : 21 tong gesel der -
Ps. 52 : 4 tong zonde van de -
Ps. 57 : 5 tong als zwaard
Ps. 109 : 2 tong valse -
Ps. 140 : 4 tong scherpen als een slang
Ps. 140 : 12 tong kwade -
Spr. 6 : 17 tong valse tong: gehaat door God
Spr. 10 : 20 tong de - van de rechtvaardige is uitgelezen zilver
Spr. 10 : 31 tong der verkeerdheden: zal uitgeroeid worden
Spr. 15 : 2 tong van de wijzen: maakt de wetenschap goed
Spr. 15 : 4 tong medicijn der -
Spr. 16 : 27 tong vuur: - van de nietswaardige
Spr. 18 : 21 tong geweld der -: dood en leven
Spr. 21 : 6 tong valse -
Spr. 26 : 28 tong valse -: kan verbrijzelen
Spr. 29 : 8 tong blaast aan brand: door spot
Jes. 3 : 8 tong tegen Jahweh
Jes. 28 : 11 tong -entaal
Jes. 45 : 23 tong alle tong zal Gode zweren
Jer. 9 : 8 tong fig. moordpijl
Hand. 2 : 3 tong tongen als van vuur
Hand. 2 : 26 tong zich verheugen
Jac. 3 : 3 v tong beheersen
Jac. 3 : 5 tong macht der -
Jac. 3 : 6 tong de wereld van de ongerechtigheid
Jac. 3 : 6 tong een vuur
Jac. 3 : 8 tong dodelijk venijn
Jac. 3 : 8 tong kwaad: onberekenbaar kwaad
1 Pe 3 : 10 tong zijn - weerhouden van het kwaad
Hand. 2 : 8 tongentaal functie
Jes. 30 : 28 toom misleidende - in de kinnebakken van de volkeren
Ex. 25 : 23 v toonbroden tafel der -
Matth. 12 : 4 toonbrood eten van -en
Mark. 2 : 26 toonbrood alleen de priester mochten de -en eten
Num. 4 : 7 v toontafel vervoer
Gen. 4 : 5 toorn aanleiding: niet aangezien worden
Gen. 30 : 2 toorn tegen echtgenote: geval: Jakob
Gen. 39 : 19 toorn ontsteken: bij Potifar, over Jozef
Gen. 44 : 18 toorn ontsteken: laat uw toorn tegen uw knecht niet ontsteken
Gen. 45 : 5 toorn ontsteke niet in uw ogen
Gen. 49 : 6 toorn doodslag in –
Gen. 49 : 7 toorn vervloekt zij hun -
Gen. 49 : 7 toorn heftige –
Ex. 4 : 14 toorn Gods -: gewekt door kleingeloof van Mozes
Ex. 4 : 14 toorn Gods -: tegenover Mozes
Ex. 11 : 8 toorn bij Mozes
Ex. 16 : 20 toorn bij Mozes
Ex. 32 : 7 v toorn Gods -: afwenden
Ex. 32 : 7 v toorn Gods -: Zijn spreken in
Ex. 32 : 19 toorn van Mozes ontstak op het zien van het kalf en de reien
Lev. 19 : 18 toorn laat je - varen, niet behouden
Num. 32 : 14 toorn hittigheid van des HEEREN toorn vermeerderen
Deut. 9 : 7 toorn ver-en: God
Deut. 9 : 20 toorn God vertoornt zich tegen een persoon
Deut. 9 : 22 toorn ver-en: God -
Deut. 13 : 17 toorn van God
Deut. 13 : 17 toorn versus barmhartigheid
Deut. 29 : 20 toorn van God: aanleiding: afgoderij
Deut. 29 : 20 toorn vs. vergeven
Deut. 29 : 24 toorn heeft aanleiding
Deut. 29 : 24 toorn van God: vraag naar waarom
Deut. 31 : 17 toorn Gods toorn ontsteken tegen Israël
Deut. 31 : 17 toorn Gods toorn: voorzegd door God
Deut. 31 : 17 toorn ontsteken: bij God
Deut. 31 : 29 toorn verwekken bij God: door kwaad te doen
Deut. 32 : 22 toorn en vuur
Joz. 9 : 20 toorn Gods - voorkomen willen
Richt. 2 : 12 toorn God tot - verwekken: door afgoderij
Richt. 2 : 20 toorn Gods: onsteken: reden: zonde
Richt. 3 : 8 toorn des HEEREN ontstak: na zonde Israël
Richt. 8 : 3 toorn stillen: geval
Richt. 10 : 7 toorn van God ontstak
1 Sam. 11 : 6 toorn en Geest Gods
1 Sam. 15 : 11 toorn bij Samuel
1 Sam. 17 : 28 toorn bij Eliab: gebaseerd op onjuiste denkbeelden over David
1 Sam. 20 : 30 v toorn doet verkeerd spreken
1 Sam. 20 : 34 toorn gerechtvaardigde -: Jonathan
1 Sam. 20 : 34 toorn verwekken: bij Jonathan: door Saul
1 Sam. 28 : 18 toorn Gods - uitrichten tegen: door Saul
2 Sam. 6 : 7 toorn Gods - ontstak en God sloeg
2 Sam. 6 : 7 v toorn over Gods handelen, God begrijpt het: beide toornen hier samen vermeld!
2 Sam. 6 : 8 toorn bij David nav van Gods slaan van Uza
2 Sam. 12 : 5 toorn onstak bij David
2 Sam. 13 : 21 toorn Davids - ontstak over de zonde van Ammon
2 Sam. 24 : 1 toorn Gods - tegen Israël
1 Kon. 11 : 9 toorn bij God: reden: afgoderij
1 Kon. 21 : 4 toorn oorzaak: dwarsboming
2 Kon. 3 : 27 toorn grote - ontstak in Israël
2 Kon. 5 : 11 toorn Naamans -
2 Kon. 13 : 3 toorn Gods - ontstak tegen Israël
2 Kon. 13 : 19 toorn Elisa's - uit teleurstelling
2 Kon. 17 : 18 toorn bij God: over Israël: reden
2 Kon. 23 : 19 toorn Jhwh tot - verwekken
2 Kon. 23 : 26 toorn brand van zijn grote -
1 Kron. 13 : 11 toorn bij David: jegens God
2 Kron. 12 : 7 toorn Gods -: uitgegoten door de hand van een mens (Sisak)
2 Kron. 16 : 10 toorn verkeerde -
2 Kron. 18 : 23 toorn op belediging
2 Kron. 25 : 10 toorn vanwege teleurstelling of vergeefse moeite
2 Kron. 25 : 15 toorn van God ontstak tegen Amazia om diens afgoderij
2 Kron. 26 : 19 toorn misplaatste -
2 Kron. 28 : 11 toorn Gods - over een volk
2 Kron. 28 : 11 , 13 toorn hitte van Gods toorn over Israël
2 Kron. 28 : 25 toorn Gods - gewekt: door afgoderij
2 Kron. 30 : 8 toorn Gods -: hitte van Zijn toorn
2 Kron. 30 : 8 toorn Gods -: keert af na bekering en gehoorzaamheid
Job 32 : 2 toorn aanleiding
Job 36 : 13 toorn van God: opleggen door de huichelaars
Job 40 : 6 toorn verbolgenheden van zijn - uitstrooien
Ps. 37 : 8 toorn laat af van -
Ps. 37 : 8 toorn leidt makkelijk tot kwaad doen
Ps. 69 : 25 toorn Gods -: hittigheid
Ps. 90 : 1 v toorn en goedertiernheid: bij God
Ps. 106 : 32 toorn Jahweh tot - verwekken
Ps. 106 : 32 toorn tot - verwekken: Jahweh
Ps. 112 : 10 toorn zondige -: uit nijd
Spr. 14 : 17 toorn haastig tot -: dwaasheid doen
Spr. 15 : 1 toorn omgaan met -
Spr. 19 : 11 toorn vertraagt: door verstand
Spr. 19 : 19 toorn die groot is van grimmigheid zal straf dragen
Spr. 21 : 14 toorn stillen: door een geschenk
Spr. 24 : 18 toorn ontsteek u niet over de boosdoeners
Spr. 24 : 18 toorn van God: over de goddeloze
Spr. 26 : 18 toorn veinzen: verkeerd
Spr. 27 : 3 toorn van dwaas: zeer zwaar
Spr. 27 : 4 toorn en grimmigheid
Spr. 27 : 4 toorn en nijdigheid
Spr. 27 : 4 toorn overloping van -: is wreedheid
Spr. 29 : 8 toorn afkeren: doen de wijzen
Spr. 30 : 33 toorn drukking van de toorn brengt twist voort
Pred. 5 : 16 toorn onstuimige -
Pred. 7 : 9 toorn rust in de boezem der dwazen
Pred. 7 : 9 toorn weest niet haastig tot -
Pred. 11 : 10 toorn doe de -igheid wijken van uw hart
Jes. 5 : 24 toorn Gods-: aanleiding tot
Jes. 9 : 17 toorn Gods -: niet afgewend
Jes. 10 : 25 toorn en gramschap
Jes. 12 : 1 toorn van God: afgekeerd
Jes. 13 : 13 toorn hittige -: van Jahweh
Jes. 30 : 27 toorn brandt
Jes. 30 : 27 toorn van God: brandt
Jes. 48 : 9 toorn van God: langer uitstellen
Jes. 54 : 8 toorn kleine -
Jes. 54 : 8 toorn versus goedertierenheid
Jes. 57 : 16 toorn bij God: niet altoos
Jes. 57 : 17 toorn zie ook Verbolgen
Jes. 64 : 5 , 9 toorn Gods: reden: ons zondigen
Jes. 64 : 9 toorn Gods -: ertegen pleiten
Jer. 3 : 5 toorn bij God: niet eeuwig
Jer. 3 : 12 toorn Gods -: vallen op mensen
Jer. 3 : 12 toorn versus goedertierenheid
Jer. 4 : 4 toorn Gods -: als een verterend vuur
Jer. 4 : 4 toorn Gods -: om de boosheid van handelingen
Jer. 6 : 11 toorn Gods -
Jer. 6 : 11 toorn inhouden vs. uitstorten
Jer. 7 : 20 toorn Gods -: een verterend, onuitblusbaar vuur
Jer. 7 : 29 toorn kinderen van de -
Jer. 10 : 24 toorn gevaar: te ver gaan
Jer. 17 : 4 toorn Gods - brandt tot in eeuwigheid
Jer. 23 : 19 v toorn Gods: op iem. blijven
Jer. 44 : 6 toorn van God: brandende in de steden van Juda
Ez. 5 : 13 toorn Gods - blijft op iem.
Ez. 21 : 3 toorn die ook de rechtvaardige treft
Hos. 11 : 9 toorn bij God: niet uitgevoerd
Hos. 11 : 9 toorn van God: hittigheid ervan
Hos. 14 : 5 toorn van God: van iem. gekeerd
Amos 1 : 11 toorn zondige -
Jona 4 : 4 toorn ontsteken: billijk of niet
Micha 7 : 18 toorn God houdt Zijn - niet in eeuwigheid: reden
Zach. 1 : 2 toorn bij God: tegen mensen
Zach. 1 : 12 toorn bij God: gedurende 70 jaren
Zach. 1 : 15 toorn Gods -: mate: zeer grote -, of kleine -
Zach. 1 : 15 toorn Gods -: tegen geruste heidenen
Matth. 2 : 16 toorn als motief
Matth. 2 : 16 toorn gevaar van -
Matth. 2 : 16 toorn reden
Matth. 3 : 7 toorn komende -
Matth. 5 : 22 toorn verkeerde -
Matth. 22 : 7 toorn bij God
Matth. 22 : 7 toorn geval: oorzaak: misjegening van de slaven
Mark. 3 : 5 toorn bij Jezus
Mark. 3 : 5 toorn en droefheid
Luk. 3 : 7 toorn komende - voorzegd door Johannes de Doper
Luk. 3 : 7 toorn ontvluchten
Luk. 4 : 28 toorn vervuld met -
Luk. 21 23 toorn over Israël
Joh. 3 : 36 toorn van God: op de zondaars
Hand. 19 : 28 toorn met - vervuld
Rom. 1 : 18 toorn Gods - geopenbaard, van de hemel
Rom. 2 : 5 toorn dag van Gods -
Rom. 2 : 5 toorn Gods -: ophopen voor jezelf
Rom. 2 : 8 toorn vergelding voor ongerechtigheid
Rom. 5 : 9 toorn Gods -: daarvan behouden worden
Rom. 9 : 22 toorn van God: betonen
Rom. 9 : 22 toorn vaten van -
Rom. 12 : 19 toorn van God: laat plaats voor de –
2 Cor. 12 : 20 toorn
Gal. 5 : 20 toorn werk van het vlees
Ef. 2 : 3 toorn kinderen van de - waren wij van nature
Ef. 4 : 26 toorn omgaan met eigen -
Ef. 4 : 26 toorn verhoogt kans op zonde
Ef. 4 : 31 toorn tegen -
Ef. 5 : 6 toorn Gods -: over de zonen van de ongehoorzaamheid
Col. 3 : 6 toorn van God: om welke dingen
Col. 3 : 8 toorn af te leggen
1 Thess. 1 : 10 toorn Gods -: de komende toorn
1 Thess. 1 : 10 toorn komende -: Jezus redt ons daarvan
1 Thess. 2 : 16 toorn van God: is over de Joden tot het einde toe
1 Thess. 5 : 9 toorn God heeft ons niet bestemd tot -
1 Tim. 2 : 8 toorn bidden zonder -
Hebr. 3 : 10 toorn van God: vertoornd op Israël
Jac. 1 : 19 toorn geoorloofd
Jac. 1 : 19 toorn traag tot -; reden
Jac. 1 : 20 toorn bewerkt Gods gerechtigheid niet
Jac. 1 : 21 toorn overmatige toorn
Jac. 1 : 21 toorn versus zachtmoedigheid
Opb. 6 : 16 toorn van het lam
Opb. 6 : 17 toorn dag van 'hun toorn' (die van God en het Lam)
Opb. 11 : 18 toorn Gods - : zal komen
Ps. 7 : 12 toornen God toornt te allen dage
Pred. 5 : 5 toornen door God: om uw stem
1 Sam. 1 : 6 toornig iem. bewust - maken
2 Kon. 5 : 11 toornig zeer - worden: door Naäman
2 Kron. 16 : 10 toornig Asa werd - tegen de ziener
Neh. 4 : 1 toornig zeer - worden
Neh. 5 : 6 toornig worden
Ps. 60 : 3 toornig God
Spr. 14 : 16 toornig oplopend -
Spr. 14 : 16 toornig zot is oplopend - en zorgeloos
Spr. 19 : 3 toornig jegens God: door dwaasheid
Spr. 29 : 22 toornig man verwekt gekijf
Spr. 29 : 22 toornig man: veelvoudig in overtreding
Jes. 8 : 21 toornig zeer - zijn
Jes. 12 : 1 toornig God - op Israël
Jes. 47 : 6 toornig God was zeer – op Israël
Zach. 1 : 15 toornig een weinig -: God was een weinig -
Matth. 18 : 34 toornig worden: de koning
Luk. 14 : 21 toornig worden: door de heer des huizes
Luk. 15 : 28 toornig en afgunst
Ef. 4 : 26 toornig wordt - en zondigt niet
Gen. 40 : 2 toornig Zeer – worden: door Farao: tegen twee hovelingen
2 Kron. 19 : 3 toornigheid over Josafat, van het aangezicht van Jhwh
2 Kron. 24 : 18 toornigheid Gods - over Juda en Jeruzalem
2 Kron. 32 : 25 - 26 toornigheid over Jehizkia en over Jeruzalem
Job 28 : 18 topaas van Morenland
2 Kron. 34 : 14 Torah door de hand van Mozes geschreven
2 Sam. 22 : 51 toren God is een toren der verlossingen van zijn koning
Ps. 61 : 4 toren God mij een sterke - voor de vijand
Ps. 61 : 4 toren sterke -: God voor mij
Jes. 2 : 15 toren hoge -: tegen alle hoge toren
Rom. 11 : 36 tot God zijn alle dingen
1 Kron. 18 : 9 Toü koning van Hamath
Jes. 3 : 24 touw versus gordel
Gen. 41 : 8 tovenaar onvermogen van de -s om de dromen uit te leggen
Gen. 41 : 24 tovenaar tovenaars van Egypte: konden de dromen niet verklaren
Jes. 29 : 4 tovenaar spraak
Jer. 27 : 9 tovenaar hoort niet naar uw -s
Dan. 1 : 20 tovenaar
Dan. 4 : 9 tovenaar overste der -s: Daniel
Mal. 3 : 5 tovenaar toekomst: in Israël door God geoordeeld
Hand. 13 : 6 tovenaar
Opb. 21 : 8 tovenaar
Opb. 22 : 15 tovenaar buiten zijn de -s
Ex. 22 : 18 toveres doodstraf voor -
1 Sam. 15 : 23 toverij zonde
2 Kon. 9 : 22 toverij Izebels -en waren vele
Jes. 47 : 9 toverij veelheid van -en in Babel
Jes. 47 : 12 toverij functie: voordeel behalen, sterkte krijgen
Jes. 47 : 12 toverij toverijen in Babel
Micha 5 : 11 toverij geen -en meer in toekomstig Israël
Hand. 8 : 9 toverij bedrijven: door Simon
Hand. 8 : 9 v toverij uitwerking op het volk
Hand. 8 : 11 toverij door Simon
Gal. 5 : 20 toverij werk van het vlees
Opb. 9 : 20 toverij zich niet bekeren van -
Opb. 18 : 23 toverij misleidende -
Hand. 19 : 19 toverkunst bedrijven
Ps. 119 : 60 traag in het onderhouden van Gods geboden
Spr. 23 : 21 traag
Luk. 24 : 25 traag - van hart: om niet te geloven
Rom. 12 : 11 traag weest niet - in de ijver
Hebr. 5 : 11 traag in het horen
Hebr. 6 : 12 traag worden: opdat u niet - wordt
Jac. 1 : 19 traag om te spreken
Jac. 1 : 19 traag tot toorn
2 Pe 3 : 9 traagheid
2 Kon. 20 : 5 traan God zag de tranen van Hizkia
Ps. 42 : 4 traan mijn tranen zijn mij tot spijs
Ps. 56 : 9 traan leg mijn tranen in uw fles
Ps. 126 : 5 traan zaaien met -en
Pred. 4 : 1 traan tranen der verdrukten
Jes. 25 : 8 traan God zal de tranen van alle aangezichten afwissen
Jes. 38 : 5 traan tranen gezien door God
Hand. 20 : 31 traan met - en terechtwijzen
2 Tim. 1 : 4 traan iemands tranen herinneren: Paulus die van Timotheüs
Hebr. 5 : 7 traan Jezus vergoot tranen
Hebr. 12 : 17 traan tranen van Ezau
Opb. 7 : 17 traan God zal elke traan van hun ogen afwissen
Opb. 21 : 4 traan God zal elke traan van hun ogen afwissen
Luk. 3 : 1 Trachonitis
Richt. 2 : 22 traditie goede wandel van de voorouders bewaren
Spr. 22 : 28 traditie bewaren
Jer. 6 : 16 traditie afkeer van overgeleverde goede wegen
Ez. 20 : 18 traditie tegen verkeerde -s
Amos 2 : 4 traditie verkeerde -
Matth. 5 : 43 traditie leer: veranderen: door Christus
Matth. 9 : 16 v traditie tijdelijke waarde
Hand. 21 : 21 traditie niet langer in acht nemen
1 Cor. 11 : 2 traditie
Gal. 1 : 14 traditie ijveraar voor -s: Paulus vroeger
Filip. 3 : 16 traditie bewaren van goede -
Col. 2 : 8 traditie verkeerde
1 Thess. 4 : 1 traditie waardevolle -
2 Tim. 2 : 2 traditie
traditie zie ook Overlevering
Matth. 15 : 2 traditionalisme
Ps. 116 : 8 tranen God redt mijn ogen van tranen
Hand. 20 : 19 tranen dienen onder -en
Hebr. 13 : 21 transformatie christen: door God
Mark. 4 : 22 transparantie
Deut. 28 : 32 trauma kind afgenomen
Deut. 28 : 34 trauma
Deut. 22 : 5 travestie tegen -
Gen. 39 : 1 trawant overste der -en
Spr. 30 : 29 tred goede -
Job 31 : 4 trede mijn treden: God telt ze alle
Richt. 4 : 7 trekken door God: krijgsoverste Sisera
Hgl 1 : 4 trekken door Jezus
Pred. 7 : 3 treuren beter dan het lachen
Dan. 10 : 2 treuren langdurig - door Daniel
Matth. 5 : 4 treuren gelukkig zij die -
Mark. 16 : 10 treuren door de discipelen
Luk. 6 : 25 treuren versus lachen
2 Cor. 7 : 7 treuren
2 Cor. 12 : 21 treuren
Jac. 4 : 9 treuren bevolen
Opb. 18 : 19 treuren
Matth. 5 : 4 treurenden worden vertroost
Neh. 2 : 1 v treurig zijn: Nehemia
Mark. 10 : 22 treurig worden: door de rijke
Job 29 : 22 treurige vertroosten
Jes. 61 : 2 treurige troosten
Jes. 57 : 18 treurigen behoeven vertroosting
Neh. 2 : 2 treurigheid van het hart
Jes. 61 : 3 treurigheid behandeling: vreugdeolie
Klg. 5 : 15 treurigheid vreugde heeft plaatsgemaakt voor –
Jes. 29 : 2 treuring in Jeruzalem
2 Cor. 2 : 14 triomf
Hand. 16 : 10 Troas
Luk. 11 : 25 troep bij bezetenheid
1 Sam. 18 : 6 trommel
2 Kron. 13 : 12 trompet alarmgeklank
Ps. 98 : 6 trompet
2 Pe 3 : 12 trompet functie
2 Pe 3 : 12 trompet trompetten van het geklank
2 Kron. 13 : 14 trompetten in de strijd
1 Kon. 9 : 5 troon bevestigd afhankelijk van gehoorzaamheid van de koning
1 Kron. 17 : 12 troon bevestigen: door God
1 Kron. 29 : 23 troon des HEREN, Salomo op de
1 Kron. 29 : 23 troon des HEREN: zo zat Salomo op de -
2 Kron. 9 : 8 troon Gods -: Salomo erop
2 Kron. 9 : 17 troon van Salomo
2 Kron. 18 : 18 troon van God: Hem zien zittende op Zijn troon
2 Kron. 23 : 20 troon van het koninkrijk
Ps. 89 : 15 troon van God
Ps. 97 : 2 troon Gods -
Ps. 103 : 19 troon God heeft zijn troon in de hemelen gevestigd
Spr. 16 : 12 troon bevestigd door gerechtigheid
Spr. 29 : 14 troon in eeuwigheid bevestigd
Dan. 7 : 9 troon tronen in de hemel gezet
Dan. 7 : 9 troon van God: als vuurvonken
Dan. 7 : 9 troon van God: troonwagen
Dan. 7 : 10 troon van God: vurige rivier van voor Hem uitgaande
Matth. 19 : 28 troon twaalf tronen
Matth. 25 : 31 troon Christus' - : de zoon des mensen zal zitten op de - van zijn heerlijkheid
Luk. 22 30 troon de discipelen zullen op tronen zitten ten gerichte
Col. 1 : 16 troon tronen zijn door en tot de Heer geschapen
Hebr. 4 : 16 troon van genade
Hebr. 8 : 1 troon Gods -: gezeten aan de rechterzijde is Jezus
Hebr. 12 : 2 troon van God: aan rechterzijde zit Jezus
Opb. 2 : 13 troon van de satan
Opb. 3 : 21 troon van Christus
Opb. 3 : 21 troon van de Vader
Opb. 3 : 21 troon zitten met Christus op Zijn troon
Opb. 4 : 2 troon Gods -: eerst gezien in de hemel
Opb. 4 : 3 troon van God: regenboog: aanzien smaragd gelijk
Opb. 4 : 3 troon van God: rondom een regenboog
Opb. 4 : 4 troon 24 tronen rondom de troon van God
Opb. 4 : 5 troon van God: bliksemstralen e.d.
Opb. 4 : 5 troon van God: ervoor zeven vurige fakkels: zeven Geesten van God
Opb. 4 : 6 troon van God: ervoor glazen zee, kristal gelijk
Opb. 4 : 6 troon van God: in het midden en rondom: 4 levende wezens
Opb. 5 : 6 troon Gods -: in het midden hiervan
Opb. 5 : 13 troon Gods -
Opb. 7 : 9 troon van God: menigte uit de grote verdrukking
Opb. 7 : 17 troon van God: in het midden is het Lam
Opb. 12 : 5 troon van God
Opb. 16 : 17 troon in de hemel: in de tempel
Opb. 19 : 5 troon Gods -: een stem ging uit van de troon: waarschijnlijk de stem van Jezus
Opb. 20 : 4 troon heiligen op de tronen
Opb. 20 : 11 troon grote, witte -
Opb. 21 : 3 troon stem vanuit de -
Opb. 21 : 5 troon God op de -
Opb. 22 : 1 troon van God en van het Lam
Opb. 22 : 3 troon van God en van het Lam
Gen. 37 : 35 troost weigeren: door Jakob
Ps. 119 : 50 troost door Gods speciale woord
Jes. 22 : 4 troost afgewimpeld
Jes. 25 : 8 troost door God
Jes. 57 : 18 troost van God
Ez. 5 : 13 troost der wraak
Luk. 6 : 24 troost hebben: door de rijken
2 Cor. 7 : 4 troost vervuld met -: Paulus
Filip. 2 : 1 troost van liefde
Col. 4 : 11 troost tot - zijn
Flm. : 7 troost veel troost hebben door liefde
troost zie ook Vertoosting
Troost zie ook Vertroosten
Gen. 5 : 29 troosten
Gen. 27 : 42 troosten zich - met een voorgenomen moord
Gen. 37 : 35 troosten Jakob zoeken te -: door al zijn kinderen
Gen. 38 : 12 troosten zich -: door Juda
Gen. 50 : 21 troosten geval: Jozef zijn broers
Ruth 2 : 13 troosten geval: Ruth getroost
Ruth 2 : 13 troosten Ruth getroost door Boaz
2 Sam. 10 : 2 troosten God troost door ons
2 Sam. 13 : 39 troosten zich -: door David: over de dood van zijn zoon Ammon
Ps. 119 : 52 troosten zich -: door te denken aan Gods oordelen
Ps. 119 : 76 troosten door Gods goedertierenheid
Jes. 1 : 24 troosten zich - door wraak: bij God
Jes. 12 : 1 troosten door God
Jes. 40 : 1 troosten troost Gods volk
Jes. 66 : 13 troosten door God
Jer. 31 : 13 troosten door God: bedroefden van Israël
2 Cor. 7 : 6 troosten door God: de nederigen
2 Cor. 7 : 6 troosten Titus' komst had Paulus getroost
2 Cor. 13 : 11 troosten weest getroost
Opb. 7 : 17 troosten door God
Opb. 7 : 17 troosten door God
Pred. 4 : 1 trooster zonder -
Deut. 17 : 12 trots trots handelen en niet gehoorzamen
Neh. 9 : 10 trots handelen: door de Egyptenaren tegen Israël
Neh. 9 : 16 trots handelen
Spr. 30 : 13 trots
Spr. 21 : 4 trotsheid van het hart: zonde
Obadja : 3 trotsheid vernederd
Gen. 32 : 10 trouw Gods -: door Jakob erkend
Deut. 32 : 20 trouw in iemand ontbrekend
Joz. 2 : 14 trouw bewijzen
Ruth 1 : 16 trouw geval: Ruth aan Naomi
2 Sam. 15 : 22 trouw van Ithai aan David
1 Kon. 2 : 4 trouw jegens God
1 Kon. 19 : 18 trouw aan God: door God bewerkt
Neh. 9 : 33 trouw versus goddeloos
Ps. 105 : 42 trouw Gods - : blijk
Ps. 117 : 2 trouw Gods - is tot in eeuwigheid
Ps. 146 : 6 trouw God houdt - in eeuwigheid
Spr. 3 : 3 trouw verlate u niet
Spr. 14 : 22 trouw is voor degenen die goed stichten
Spr. 16 : 6 trouw door - (onder meer) wordt de misdaad verzoend
Spr. 20 : 6 trouw man: trouwe man: zeldzaam
Spr. 28 : 20 trouw zegent
Hos. 4 : 1 trouw gemis
Matth. 24 : 45 trouw slaaf: -e slaaf
Matth. 25 : 21 trouw slaaf
Matth. 25 : 21 trouw zijn over weinig te beheren geld
Luk. 16 : 10 trouw versus onrechtvaardig
Luk. 16 : 10 trouw zijn: in het minste
Luk. 19 17 trouw in het geringste
Hand. 16 : 15 trouw de Heer - zijn: Lydia
1 Cor. 4 : 17 trouw Timotheus
Gal. 5 : 22 trouw vrucht van de Geest
Col. 4 : 7 trouw dienaar
Col. 4 : 7 , 9 trouw
2 Thess. 3 : 2 trouw en geloof
2 Thess. 3 : 2 trouw niet bij allen
2 Thess. 3 : 3 trouw de Heer is -
1 Tim. 1 : 12 trouw achten: iemand - achten: door de Heer
1 Tim. 1 : 12 trouw vereiste
1 Tim. 3 : 11 trouw in alles - moeten de vrouwen van dienaars zijn
2 Tim. 2 : 2 trouw mens: trouwe mensen
2 Tim. 2 : 13 trouw Christus' -
Tit. 2 : 10 trouw goede - bewijzen
Hebr. 3 : 2 trouw Jezus is - jegens Hem die hem heeft aangesteld
1 Pe 5 : 12 trouw trouwe broeder: Silvanus
Opb. 2 : 10 trouw loon
Opb. 2 : 10 trouw wees - tot de dood
Opb. 19 : 11 trouw zie ook Getrouw
trouw zie ook Getrouwheid
Deut. 32 : 20 trouweloos Israël
Ps. 59 : 6 trouweloos ongerechtigheid bedrijven
Jes. 33 : 1 trouweloos handelen
Jes. 48 : 8 trouweloos handelen: door Israël
Hos. 6 : 7 trouweloos begrip: verbond overtredend
Hos. 6 : 7 trouweloos handelen tegen God
Zef. 3 : 4 trouweloos trouweloze mannen waren de profeten in Jeruzalem
Rom. 1 : 31 trouweloos
Jer. 5 : 11 trouweloosheid jegens God
Hos. 5 : 7 trouweloosheid jegens God
Spr. 2 : 22 trouweloze oordeel: ze zullen van de aarde uitgerukt worden
Spr. 11 : 3 trouweloze zijn verkeerdheid verwoest hem
Spr. 11 : 6 trouweloze wordt gevangen in zijn verkeerdheid
Spr. 21 : 18 trouweloze versus oprechte
Spr. 22 : 12 trouweloze zaken der -n: door God omgekeerd
Jer. 12 : 1 trouweloze rust der -n
Deut. 22 : 29 trouwen moeten trouwen
Ruth 1 : 13 trouwen door een vrouw: een man nemen
Jer. 3 : 14 trouwen God was getrouwd met Israël (tienstammenrijk)
Jer. 3 : 14 trouwen zie Huwelijk
Mark. 10 : 11 trouwen andere -
Mark. 12 : 25 trouwen en uithuwelijken: niet in de opstanding
Luk. 16 : 18 trouwen en overspel plegen
Luk. 16 : 18 trouwen met een andere vrouw
Luk. 17 : 27 trouwen in de dagen van Noach
1 Tim. 5 : 11 trouwen ongepast -
1 Tim. 5 : 11 trouwen willen
1 Tim. 5 : 14 trouwen bevel om te -
Opb. 2 : 13 trouwheid aan Christus: tot in de dood
Luk. 21 25 tsunami in de eindtijd schijnen -s voor te vallen
Gen. 10 : 2 Tubal zoon van Jafeth
Ez. 32 : 26 Tubal
Lev. 18 : 29 tucht wegdoen: om sexuele zonde
Lev. 19 : 17 tucht geboden
Lev. 20 : 4 tucht verzuim van -: kinderofferaar
Lev. 26 : 18 tucht vermeerderen
Num. 5 : 3 tucht uitsluiting: doel voorkomen verontreiniging
Num. 12 : 14 tucht door God, als een vader toegepast
Deut. 13 : 4 tucht boze wegdoen uit gemeente
Deut. 13 : 5 tucht uitsluiting: afvalspreker
Deut. 13 : 8 tucht zonder ontferming
Deut. 13 : 8 tucht zonder verberging
Deut. 13 : 9 tucht boze gemeenschappelijk veroordelen
Deut. 13 : 9 tucht boze persoonlijk veroordelen
Deut. 13 : 9 tucht op primair persoon: zelf eerst uitoefenen
Deut. 13 : 10 tucht boze wegdoen: beweegreden
Deut. 13 : 10 tucht boze wegdoen: doel
Deut. 13 : 11 tucht werkt preventief
Deut. 13 : 12 - 17 tucht boze wegdoen: stad
Deut. 13 : 14 tucht en onderzoek
Deut. 17 : 4 tucht onderzoek kwaad gerucht
Deut. 17 : 6 tucht uitsluiting: twee of drie getuigen
Deut. 17 : 9 tucht anderen raadplegen over -
Deut. 17 : 12 tucht uitsluiting: ongehoorzame
Deut. 25 : 9 tucht voorbeeld van tekenen
Richt. 3 : 8 tucht Gods -: overheersing door anderen
Richt. 3 : 12 tucht door God: overheersing door anderen
Richt. 4 : 2 tucht Gods -: overheersing door anderen
Richt. 20 : 13 tucht aan familie is moeilijk te aanvaarden
Richt. 20 : 13 tucht gemeente: kwaad wegdoen door doodstraf
1 Sam. 3 : 13 tucht verzuimen - uit te oefenen
1 Sam. 3 : 13 tucht zuur aanzien
2 Sam. 7 : 14 tucht en zoonschap
2 Sam. 7 : 14 tucht Gods -: middelen
2 Sam. 7 : 14 tucht roede
2 Sam. 7 : 15 tucht met goedertierenheid
1 Kon. 15 : 13 tucht koningin afgezet om haar afgoderij
2 Kron. 6 : 36 tucht door God: overleveren aan vijand
2 Kron. 15 : 16 tucht tegen familie
2 Kron. 26 : 21 tucht wegdoen vanwege melaatsheid
2 Kron. 26 : 21 tucht wegdoen: van het huis des Heeren afgesneden
2 Kron. 28 : 5 tucht aan Achaz geoefend
Job 9 : 34 tucht Job ervoer zijn lijden als tucht
Job 36 : 10 tucht ter - openbaren
Ps. 101 : 7 tucht gemeentetucht (toepassing)
Ps. 141 : 5 tucht bestraffing
Ps. 141 : 5 tucht door de Heer (toepassing)
Ps. 141 : 5 tucht gepaste of ingehouden -
Ps. 141 : 5 tucht slaan door de rechtvaardige
Ps. 141 : 5 tucht versus iemand breken
Spr. 1 : 2 tucht weten
Spr. 1 : 7 tucht verachten
Spr. 1 : 8 tucht horen
Spr. 3 : 11 tucht en kastijding
Spr. 3 : 11 tucht verwerp de tucht der HEEREN niet
Spr. 3 : 12 tucht door God: uit liefde
Spr. 4 : 1 tucht hoort de - van vader
Spr. 4 : 1 tucht nut van vaderlijke -: verstand krijgen
Spr. 4 : 13 tucht bewaar ze: want zij is uw leven
Spr. 4 : 13 tucht grijp de - aan, laat niet af
Spr. 4 : 13 tucht is uw leven
Spr. 5 : 12 tucht haten: spijt erover
Spr. 5 : 23 tucht behoedt
Spr. 5 : 23 tucht sterven omdat hij zonder - geweest is
Spr. 6 : 23 tucht bestraffingen der -: weg des levens
Spr. 6 : 23 tucht en gebod, wet
Spr. 8 : 10 tucht is meer dan zilver
Spr. 8 : 10 tucht neemt mijn - aan
Spr. 8 : 33 tucht hoort de - en wordt wijs
Spr. 8 : 33 tucht verwerpen: niet doen
Spr. 10 : 13 tucht zie ook Straf
Spr. 10 : 17 tucht bewaren: ten leven
Spr. 12 : 1 tucht en bestraffing
Spr. 12 : 1 tucht liefhebben: en wetenschap liefhebben
Spr. 13 : 1 tucht en bestraffing
Spr. 13 : 1 tucht horen of niet -
Spr. 13 : 18 tucht begrip: bestraffing
Spr. 13 : 18 tucht verrwerpen: gevolg: armoede en schande
Spr. 13 : 24 tucht door de roede: noodzakelijk
Spr. 13 : 24 tucht en liefde
Spr. 15 : 5 tucht bestraffing
Spr. 15 : 5 tucht versmaden
Spr. 15 : 10 tucht en bestraffing
Spr. 15 : 10 tucht onaangenaam voor degene die het pad verlaat
Spr. 15 : 31 tucht verwerpen: ziel versmaden
Spr. 15 : 32 tucht en bestraffing
Spr. 15 : 32 tucht verwerpen: ziel versmaden
Spr. 15 : 33 tucht van de wijsheid: de vreze des HEEREN is de - der wijsheid
Spr. 16 : 22 tucht der dwazen: dwaasheid
Spr. 19 : 20 tucht ontvang -
Spr. 19 : 25 tucht nut van -
Spr. 22 : 15 tucht nut
Spr. 22 : 15 tucht roede der -
Spr. 27 : 5 tucht en liefde
Spr. 27 : 5 tucht openbare - (toepassing)
Spr. 29 : 15 tucht geeft wijsheid
Spr. 29 : 19 tucht reactie op -: niet antwoorden
Jes. 1 : 5 tucht slaan
Jes. 1 : 5 tucht vergeefse -
Jes. 57 : 17 tucht tevergeefs
Jes. 57 : 17 tucht zie ook Slaan
Jer. 2 : 30 tucht vorm: slaan
Jer. 5 : 3 tucht aannemen: weigeren de - aan te nemen: Israël
Jer. 5 : 3 tucht en bekering
Jer. 5 : 3 tucht vergeefse -
Jer. 6 : 8 tucht doel
Jer. 6 : 29 tucht boze wegdoen
Jer. 7 : 28 tucht aannemen: niet
Jer. 17 : 23 tucht niet aannemen
Jer. 32 : 33 tucht niet aannemen: door Israël
Ez. 14 : 21 tucht Gods vormen van -: boze gerichten
Ez. 21 : 10 tucht verzwaren
Dan. 9 : 14 tucht God: de HERE waakt over het kwade om het te gelegener tijd over ons te brengen
Hos. 2 : 8 v tucht door God
Zef. 3 : 2 tucht aannemen: nalaten dit te doen
Zef. 3 : 7 tucht aannemen
Matth. 18 : 17 tucht gemeentelijke -
Luk. 1 : 20 tucht om ongeloof
Luk. 11 : 42 tucht van God: uit liefde
Luk. 12 : 47 tucht
Joh. 16 : 2 tucht uitsluiten: onterecht -
Joh. 16 : 2 tucht uitsluiten: uit de synagoge
1 Cor. 5 : 1 v tucht in de gemeente
1 Cor. 5 : 7 tucht in de gemeente: nut, doel
2 Cor. 1 : 23 tucht apostolische -
2 Cor. 2 : 6 tucht in de gemeente: straf
Gal. 3 : 4 tucht en lijden
Gal. 3 : 4 tucht vergeefs
Ef. 6 : 4 tucht en vermaning
Ef. 6 : 4 tucht in - van de Heer
1 Thess. 4 : 6 tucht Gods -: als wraak
1 Thess. 4 : 6 tucht soms wraak door God?
1 Thess. 4 : 8 tucht verachten
2 Thess. 3 : 6 tucht zich ontrekken: aan de ongeregelden
2 Thess. 3 : 14 tucht doel: beschaming
2 Thess. 3 : 14 tucht gemeente-: tekenen van iem.
2 Thess. 3 : 14 tucht gemeentetucht: geen omgang
2 Thess. 3 : 14 tucht iem. tekenen en omgang mijden
2 Thess. 3 : 15 tucht doel: beschaming en verbetering
1 Tim. 1 : 20 tucht middel: satan
1 Tim. 5 : 20 tucht terechtwijzing in het openbaar
Tit. 3 : 10 tucht toenemend in zwaarte
Tit. 3 : 10 tucht vermanen, verwerpen
2Jo : 10 tucht geen dwaalleer ontvangen noch begroeten
3Jo : 10 tucht in de gemeente
3Jo : 10 tucht in de gemeente: vleselijke -
Jud : 12 tucht geen - in de gemeente
Opb. 2 : 2 tucht gemeente-: bozen niet verdragen
Opb. 2 : 19 tucht nalaten: Izebel laten begaan
Opb. 2 : 22 tucht aankondigen: door Christus
Lev. 26 : 18 tuchtigen door God: hoe, waarom
Lev. 26 : 18 tuchtigen over iem. zonden
Lev. 26 : 23 tuchtigen vergeefs -: door God
Lev. 26 : 28 tuchtigen door God: Israëlieten: over hun zonden
Ps. 94 : 10 tuchtigen en straffen
Ps. 94 : 10 tuchtigen God tuchtigt de heidenen
Ps. 94 : 12 tuchtigen en onderrichten
Ps. 94 : 12 tuchtigen welgelukzalig is hij dien U tuchtigt
Ps. 119 : 75 tuchtigen door God: door verdrukking
Spr. 9 : 7 tuchtigen spotter -: schande behalen
Spr. 19 : 18 tuchtigen zijn zoon -: wanneer: als er nog hoop is
Spr. 29 : 17 tuchtigen tuchtig uw zoon
Spr. 29 : 19 tuchtigen met woorden -
Jer. 5 : 3 tuchtigen door God: vorm: verteren, slaan
Jer. 6 : 2 tuchtigen laat u -!
Jer. 6 : 29 tuchtigen doel: bozen uitzuiveren
Jer. 9 : 7 tuchtigen door God: smelten en beproeven
Hos. 7 : 12 tuchtigen door God
Hos. 7 : 15 tuchtigen door God: zonder resultaat
2 Cor. 6 : 10 tuchtigen lijfstraf toedienen
2 Cor. 6 : 10 tuchtigen niet ten dode
Hebr. 12 : 10 tuchtigen door God: tot ons nut
Hebr. 12 : 10 tuchtigen door God: tot onze heiliging
Opb. 3 : 19 tuchtigen uit liefde
Lev. 26 : 27 tuchtiging graden van -
2 Kron. 20 : 9 tuchtiging vormen: zwaarte. epidemie, honger
Spr. 7 : 22 tuchtiging van de boeien
Spr. 27 : 6 tuchtiging door de liefhebber
Jes. 26 : 16 tuchtiging over Israël
Zach. 8 : 10 tuchtiging wegens nalatigheid in de bouw van de tempel
1 Cor. 4 : 21 tuchtiging middel: roede
Hebr. 12 : 5 tuchtiging gering achten
Hebr. 12 : 6 tuchtiging en liefde
Hebr. 12 : 7 tuchtiging normaal
Hebr. 12 : 9 tuchtiging wekt ontzag
Hebr. 12 : 11 tuchtiging oefening door -
Hebr. 12 : 11 tuchtiging reden tot droefheid
Hebr. 12 : 11 tuchtiging resultaat
Hos. 5 : 2 tuchtmeester God een -
Gal. 3 : 24 tuchtmeester de wet onze - geweest tot op Christus
Pred. 2 : 5 tuin aanleggen
Pred. 2 : 5 tuinieren
Hand. 20 : 1 tumult
Hand. 21 : 34 tumult in Jeruzalem om Paulus
Ez. 1 : 16 turkoois
Spr. 13 : 20 tv omgaan met - (toepassing)
Jac. 1 : 21 tv tegen verkeerd - kijken
Matth. 14 : 20 twaalf korven met overschot
Mark. 6 : 43 twaalf korven vol waren over
Luk. 9 : 12 twaalf de - kwamen naar Hem toe
Luk. 9 : 17 twaalf korven vol overgschoten brokken
Joh. 6 : 13 twaalf handkorven met overgeschoten brokken brood
Hand. 19 : 7 twaalf mannen ontvingen de Heilige Geest
Jac. 1 : 1 twaalf stammen Israëls
Opb. 22 : 2 twaalf vruchten: gedragen door de boom van het leven
Opb. 21 : 16 twaalfduizend stadiën: de maten van het Nieuwe Jeruzalem
Gen. 41 : 32 twee betekenis: vastbesloten, zeker
Pred. 4 : 9 twee beter dan één
Luk. 22 38 twee zwaarden: genoeg
Luk. 23 32 twee boosdoeners met Jezus weggeleid en gekruisigd
Joh. 4 : 40 twee dagen: bleef de Heiland bij de Samaritanen
Hand. 1 : 10 twee twee engelen verschenen en spraken
Hos. 6 : 2 Twee na - dagen herstel Israël
Mark. 6 : 6 Twee twee aan twee werden de discipelen uitgezonden
Mark. 14 : 13 Twee discipelen weggezonden ter voorbereiding van het pascha
Mark. 15 : 27 Twee twee rovers met Jezus gekruisigd
Luk. 10 : 35 Twee denaren voor de verzorging tot aan de werderkomst
Hebr. 10 : 28 Twee of 3 getuigen
Rom. 16 : 16 tweedracht verwekken
Gal. 5 : 20 tweedracht werk van het vlees
Opb. 13 : 5 tweeenveertig maanden
Gen. 27 : 11 tweeling onderling verschillende tweelingen
Gen. 38 : 26 tweeling
Gen. 38 : 27 tweeling
1 Tim. 3 : 8 tweetongig
Dan. 3 : 24 twijfel over eigen waarneming
Matth. 17 : 10 twijfel door de opvatting van geleerden
Luk. 7 : 22 twijfel overwinnen: door bewijzen
Luk. 20 7 twijfel zie ook Onzekerheid
Joh. 13 : 22 twijfel in - over wie Hij dat zei
Matth. 11 : 3 twijfelen door Johannes de Doper
Matth. 14 : 31 twijfelen geval: Petrus: hij zonk
Matth. 21 : 21 twijfelen versus geloven
Matth. 21 : 46 twijfelen en geloven
Matth. 28 : 17 twijfelen
Mark. 11 : 23 twijfelen vs. geloven
Hand. 11 : 12 twijfelen bevel om niet te twijfelen
Rom. 4 : 20 twijfelen door ongeloof
Rom. 14 : 23 twijfelen
Jac. 1 : 6 twijfelen
Jud : 22 twijfelen sommigen die -: heb medelijden met hen
2 Kron. 31 : 17 twintig jaren oud en daarboven: de Levieten
Gen. 13 : 7 twist oorzaak:overbevolking
Gen. 26 : 20 v twist om waterputten
Ex. 17 : 2 v twist geval
Ex. 21 : 18 - 27 twist wetten over -
Lev. 24 : 10 twist
Deut. 19 : 16 v twist omgaan als derde met twist
Deut. 19 : 18 twist onderzoek nodig
Deut. 21 : 5 twist beslechten door de priester
Deut. 25 : 1 twist richten in een -
1 Sam. 24 : 16 twist God twist je twist
1 Sam. 25 : 39 twist God twist onze -
Spr. 6 : 14 twist veroorzaken, vs 19
Spr. 6 : 19 twist verwekken
Spr. 15 : 18 twist stillen: door lankmoedigheid
Spr. 15 : 18 twist verwekken: door grimmigheid
Spr. 16 : 28 twist verwekken
Spr. 17 : 1 twist
Spr. 18 : 6 twist vatbaarheid voor -: bij de zot
Spr. 20 : 3 twist blijf van - af
Spr. 20 : 3 twist zich in - mengen
Spr. 26 : 17 twist van anderen: houd je erbuiten
Spr. 26 : 20 twist tot rust brengen: oorblazer uitschakelen
Spr. 26 : 21 twist -ziekte
Spr. 26 : 21 twist ontsteken
Spr. 30 : 33 twist oorzaak: gedrukte toorn
Spr. 30 : 33 twist zelfbeheersing bij -
Jes. 58 : 4 twist verkeerd
Jer. 15 : 10 twist Jeremia steeds in -
Jer. 51 : 36 twist God zal Israëls – twisten
Hos. 12 : 3 twist hebben: door God, met Juda
Micha 6 : 2 twist des Heren
Micha 7 : 9 twist God twist mijn -
Rom. 1 : 29 twist vol - zijn
Rom. 13 : 13 twist wandel niet in –
1 Cor. 3 : 3 twist vleselijk
2 Cor. 12 : 20 twist
Gal. 5 : 15 twist bijt, opeet, verslinden
Gal. 5 : 20 twist werk van het vlees
Filip. 1 : 15 twist uit - prediken
1 Tim. 2 : 8 twist bidden zonder -
1 Tim. 6 : 4 twist ootzaak van -: andere leer en woordenstrijd
2 Tim. 2 : 23 twist verwekken: nalaten
2 Tim. 2 : 24 twist tegenover vriendelijk zijn
Tit. 3 : 9 twist sommige -en vermijden
Jac. 4 : 1 v twist in de gemeente: oorzaak
Jac. 4 : 1 v twist oorzaak: hartstochten
Jac. 5 : 8 twist herstel: wijzen op oordeel
Jac. 5 : 8 twist zucht niet tegen elkaar, broeders
Gen. 31 : 36 twisten Jakob twistte met Laban
Num. 20 : 2 twisten door het volk: met Mozes
1 Sam. 2 : 10 twisten met God -
Neh. 5 : 7 twisten door Nehemia: met de overheden en de edelen
Neh. 5 : 7 twisten om 's Heeren wil: geval: Nehemia
Neh. 13 : 11 twisten met de overheden
Neh. 13 : 17 twisten met de edelen van Juda: door Nehemia
Neh. 13 : 25 twisten door Nehemia
Job 39 : 35 twisten met God
Ps. 43 : 1 twisten twist Gij mijn twistzaak
Ps. 103 : 9 twisten door God: niet altoos
Ps. 119 : 154 twisten twist U mijn twistzaak
Spr. 3 : 30 twisten twist niet zonder oorzaak
Spr. 25 : 8 twisten tijdig stoppen
Spr. 25 : 9 twisten niet per se verkeerd
Spr. 25 : 9 twisten regels voor -
Jes. 45 : 9 twisten met God
Jes. 49 : 25 twisten door God: met uw twisters
Jes. 50 : 8 twisten met Jezus: wie zal met Mij –?
Jes. 57 : 16 twisten door God: niet eeuwiglijk
Jer. 2 : 9 twisten door God
Jer. 12 : 1 twisten met God: waarom's
Hos. 4 : 4 twisten met de priester
Matth. 12 : 19 twisten Jezus zou niet – of schreeuwen
Joh. 6 : 52 twisten door Joden: onder elkaar
2 Tim. 2 : 24 twisten niet -
Jes. 49 : 25 twister met uw -s zal Ik twisten
Jer. 18 : 19 twister
Gen. 13 : 8 twisting
Hand. 15 : 2 twistvraag
Hand. 25 : 18 twistvraag over de godsdienst
1 Tim. 1 : 4 twistvraag oorzaken
2 Tim. 2 : 23 twistvraag dwaze en ongerijmde -en verwerpen
Tit. 3 : 9 twistvraag vermijd dwaze -en
Deut. 17 : 8 twistzaak te zware -
Deut. 31 : 19 twistzaak God met Israël
Ps. 43 : 1 twistzaak twist Gij mijn -
Ps. 119 : 154 twistzaak twist U mijn -
Spr. 18 : 17 twistzaak
Spr. 22 : 23 twistzaak God zal de - van de arme en van de ellendige twisten
Jes. 1 : 17 twistzaak der weduwe: behandelt die
Jes. 41 : 21 twistzaak voorbrengen
Jer. 11 : 20 twistzaak bekendmaken bij God
Jer. 20 : 7 v twistzaak Jeremia's -
Klg. 3 : 36 twistzaak verongelijken in een –
Klg. 3 : 58 twistzaak twistzaken mijner ziel twisten door God
Ez. 44 : 24 twistzaak richten
Matth. 10 : 35 twistzaak Christus een -
Rom. 2 : 8 twistziek
1 Tim. 3 : 3 twistziek niet -
Tit. 3 : 2 twistziek wees niet -
1 Tim. 6 : 4 twistziekte en woordenstrijd
1 Tim. 6 : 4 twistziekte lijden aan -
Jac. 3 : 14 twistzucht in het hart
Jac. 3 : 15 twistzucht demonisch
Jac. 3 : 16 twistzucht gaat gepaard met wanorde en kwade praktijk
Jac. 3 : 16 , 17 twistzuchtig versus vreedzaam
Ef. 6 : 21 Tychicus
Col. 4 : 7 Tychicus
Tit. 3 : 12 Tychicus
Rom. 5 : 14 type Adam een - van Christus
Col. 2 : 16 type of schaduw
Hebr. 11 : 19 type
Hebr. 11 : 26 type Mozes - van Christus
Opb. 15 : 3 type doortocht door de rode zee, overwinningslied
Joh. 6 : 50 typologie manna
Col. 2 : 16 typologie
Opb. 11 : 8 typologie
Job 27 : 13 tyran erve der tyrannen bij God
Jes. 25 : 4 tyran
1 Kron. 14 : 1 Tyrus koning van -: Hiram
Jes. 23 : 1 v Tyrus profetie over de verwoesting en het herstel van -
Jer. 27 : 3 Tyrus God laat boodschap aan - brengen
Ez. 26 : 1 v Tyrus profetie tegen -
Hos. 9 : 13 Tyrus in liefelijke woonplaats
Amos 1 : 9 Tyrus oordeel over