Bijbel:Jakobus 2

Uit Christipedia
De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 11 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3 · 16
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 53 · 59
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Joël (inleiding), hoofdstuk: 2
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26
Markus (inleiding), hoofdstuk: 8 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 1 · 4 · 7 · 9 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 3 · 13 · 14 · 15
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 3
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8 · 12 · 13 · 16 · 19 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

Jakobus 2: 1 Mijn broeders, hebt het geloof in onze Heer Jezus Christus, de Heer der heerlijkheid, niet met aanzien des persoons.

2 Want als er in uw synagoge een man binnenkomt met een gouden ring, in prachtige kleding, en er komt ook een arme binnen in haveloze kleding,

3 en u kijkt op tegen hem die de prachtige kleding draagt en zegt: Gaat u daar staan, of: Gaat u hier op een goede plaats zitten, en tot de arme zegt u: Gaat u hier onderaan mijn voetenbank zitten,

4 hebt u dan niet bij uzelf onderscheid gemaakt en bent rechters met boze overleggingen geworden?

5 Hoort, mijn geliefde broeders: heeft God niet de armen in de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben?

6 U echter hebt de arme oneer aangedaan. Zijn het niet de rijken die u onderdrukken en die u voor rechtbanken slepen?

7 Zijn zij het niet die de uitnemende naam die over u aangeroepen is, lasteren?

8 Als u dan de koninklijke wet volbrengt, naar de Schrift: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’, dan doet u goed.

9 Maar als u de persoon aanziet, doet u zonde en wordt door de wet aan de kaak gesteld als overtreders.

10 Want wie de hele wet houdt, maar in een gebod struikelt, is schuldig geworden aan alle.

11 Want Hij die gezegd heeft: ‘U zult geen overspel plegen’, heeft ook gezegd: ‘U zult niet doden’. Als u nu geen overspel pleegt, maar wel doodt, dan bent u een overtreder van de wet geworden.

12 Spreekt zo en doet zo als zij die door de wet van de vrijheid geoordeeld zullen worden.

13 Want het oordeel zal onbarmhartig zijn over hem die geen barmhartigheid gedaan heeft; barmhartigheid roemt tegen oordeel.

14 Wat baat het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, maar hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem soms behouden?

15 Als een broeder of zuster zonder kleding zijn en gebrek hebben aan het dagelijkse voedsel

16 en iemand van u zegt tot hen: Gaat heen in vrede, warmt u en verzadigt u, maar u geeft hun niet het voor het lichaam benodigde, wat baat het?

17 Zo is ook het geloof, als het geen werken heeft, op zichzelf dood.

18 Maar iemand zal zeggen: U hebt geloof en ik heb werken; toon mij uw geloof zonder de werken en ik zal u uit mijn werken mijn geloof tonen.

19 U gelooft dat God een is? Daar doet u goed aan; de demonen geloven dat ook en zij sidderen.

20 Maar wilt u weten, nietig mens, dat het geloof zonder de werken werkeloos is?

21 Is onze vader Abraham niet op grond van werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Izaak op het altaar geofferd had?

22 U ziet dat het geloof samenwerkte met zijn werken en het geloof uit de werken volmaakt werd.

23 En de Schrift werd vervuld die zegt: ‘En Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend’, en hij werd een vriend van God genoemd.

24 U ziet dat een mens op grond van werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen op grond van geloof.

25 En is niet evenzo ook Rachab de hoer op grond van werken gerechtvaardigd, toen zij de boodschappers opgenomen en langs een andere weg uitgelaten had?

26 Want zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.