Ezechiël (boek)

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Ezechiël)

Het boek Ezechiël ( = "God is machtig" of "God maakt sterk") is het boek van de balling en profeet Ezechiël, dat opgenomen is in het Oude Testament, het eerste deel van de Bijbel. Ezechiël profeteerde in de 1e helft van de 6e eeuw vóór Christus, ten tijde van de Babylonische ballingschap. Hij kondigt de ondergang van Jeruzalem aan en maakt Gods oordelen over de omringende volken bekend, maar belooft ook het herstel en de wedergeboorte van Israël, de vereniging van de twee en tien stammen, en de nieuwe tempel te Jeruzalem. 

Deze profetie handelt over héél Israël, niet alleen de twee stammen Juda en Benjamin. We krijgen inzicht in de regeringswegen van God op aarde. In Gods regering van de volken is Israël het middelpunt (Deut. 32:8). Het boek Ezechiël maakt geen melding van de tijden der heidenen of van de vier koninkrijken (Assur, Babel, Griekenland, Rome), maar gaat door tot het einde, wanneer de regeringstroon  in Jeruzalem zal terugkeren. Een deel van de profetieën werd letterlijk vervuld in het verleden. De rest zal zeker in vervulling gaan. Het is God die gesproken heeft, en Hij is het die het allemaal zal laten gebeuren.

Auteur en datering

Roepingsvisioen van Ezechiël

Ezechiël was de zoon van de priester Buzi (Ezech. 1:3). Gelijk ook Jeremia en Zacharia stamde hij uit een priesterlijk geslacht. Het Bijbelboek Ezechiël staat volledig in de ik-vorm, we kunnen er daarom van uitgaan dat Ezechiël inderdaad de auteur is van dit boek. 

De naam Ezechiël betekent "God is sterk" of "God maakt sterk".

Hij behoorde als priester tot de aristocratie van Jeruzalem. In 597 v.C. wordt hij, op 25-jarige leeftijd, met een groep ballingen, onder wie koning Jojachin van Juda (Ezech. 1:2), naar Babel weggevoerd. Dit is de 'eerste wegvoering' (2 Kon. 24:8-17; 25; 2 Kron. 36). De deportatie van Ezechiël naar Babel vond 11 jaar voor de verwoesting van de tempel (586 v.C.) plaats. In het 5e jaar van zijn ballingschap (593 v.C.), toen hij dertig jaar oud was (Ezech. 1:1), werd hij tot profeet geroepen. 

Ezechiël profeteert van ca. 593 - ca. 570 v.C. Hij is ten minste 22 jaar profeet geweest, want één van zijn profetieën is gedateerd in het 27e jaar van de ballingschap van koning Jojachin (Ezech. 29:17).

Hij was een tijdgenoot van de profeten Jeremia en Daniël.

650 — 600 v.C. < Israël 600 — 550 v.C.[1] > 550 — 500 v.C.
BelsazarKoresEvilmerodachHofraEzechiël (Bijbelboek)ZedekiaJojachinRechabietenNebukadnezarJojakimNechoDaniël (profeet)Jeremia (profeet)

Historische achtergrond

Vanwege de afgoderij van de Joden, één van de belangrijkste oorzaken van de ballingschap, was afgoderij één van de hoofdthema's van Ezechiëls profetieën, zolang Jeruzalem nog niet was verwoest.

Na de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel (586 v.C.) kregen zijn profetieën een andere inhoud. Vanaf dat moment kwam de nadruk te liggen op de nieuwe en hoopvolle toekomst die God zou gaan geven, dwars tegen alle donkere omstandigheden in.

Over de 6e eeuw vóór Christus, zie art. 6e eeuw v.Chr. 

De boodschap van Ezechiël

Sleutelverzen: 1:28; 10:4, 18; 43:2; enz. gaan over "De heerlijkheid van de Heer."

Te Babel kondigde hij de Joden de op handen zijnde verwoesting van Jeruzalem aan, die plaats zou vinden om de zonden van het volk. Tevens vertroostte hij de vromen met de verzekering, dat er een herstel zou komen en de wrede onderdrukkers zouden worden verdelgd.  De boodschap is dus enerzijds een boodschap van oordeel, maar anderzijds ook een boodschap van hoop. Dit komt ook tot uiting in het terugtrekken van de heerlijkheid van de Heer uit de tempel te Jeruzalem, beschreven in de hoofdstukken 8-11 en later de terugkeer in de nieuwe tempel, hoofdstuk 43:1v. Als zoon van een priester krijgt hij zicht op de toekomstige tempel in het vrederijk.

Ezechiëls profetieën vormen een bevestiging van de profetieën door Jeremia gegeven en geven een aanvulling hierop.  

Ezechiël sprak veel over Gods heiligheid en zijn weerzin tegen de zonde, maar ook over de genade, God zal niet blijven toornen over zijn volk. Een veel voorkomende zinsnede is: "zij zullen weten dat Ik de Heer ben," zowel de Joden als alle volken. Dit geldt zowel voor Gods oordelen als voor Gods genadedaden.

Chronologisch verband

597 v.C.: Ezechiël wordt, op 25-jarige leeftijd, met een groep ballingen, onder wie koning Jojachin van Juda, naar Babel weggevoerd. Dit is de 'eerste wegvoering' (2 Kon. 24:8-17; 25; 2 Kron. 36).

593 v.C.: In het 5e jaar van zijn ballingschap (Ezech. 1:2), toen hij dertig jaar oud was (Ezech. 1:1), wordt Ezechiël tot profeet geroepen.  

Ca. 589, in het 9e jaar van zijn ballingschap, op de 10e dag van de 10e maand (Tebet = dec./jan.) geschiedt het woord van God tot de profeet Ezechiël (Eze 24.1). Op dezelfde datum begint de belegering van Jeruzalem door Nebukadnezar (2 Kon. 25:1; Jer. 52:4).

586/587 v.C.: Verwoesting van Jeruzalem en de tempel, 11 jaar na de wegvoering van Ezechiël. 

Indeling

Ezech. 3:4 Du Menschenkind, Gehe hin zum hause Israel, und predige ihnen mein wort. Gij mensenkind, ga heen tot het huis van Israël, en predik hun mijn woord. (LU)

Het boek is ingedeeld in 48 hoofdstukken. 

Eerste indeling

Op basis van de inhoud kan het boek Ezechiël in vieren worden verdeeld.

Deel 1 (1:1-24:27) Het oordeel over Juda en Jeruzalem.

Het roepingsvisioen neemt de eerste drie hoofdstukken in beslag. Ezechiël moet diverse malen de ondergang van Jeruzalem en de ballingschap uitbeelden. De heerlijkheid van de Heer trekt zich terug uit de tempel en stijgt op van de Olijfberg. De ballingen klagen bij Ezechiël dat zij de dupe zijn van de zonden van hun voorgeslacht, maar Ezechiël maakt ze duidelijk dat ieder persoonlijk verantwoordelijk is voor zijn eigen zonden.

Deel 2 (25:1-32:32) Gods oordeel over verschillende volken.

Dit deel kondigt Gods oordelen aan over de verschillende volken, die Israël omringen en waarmee Gods volk meer of minder te maken had. De ondergang van diverse volken, AmmonMoab, Edom, de Filistijnen, TyrusEgypte, enz. worden door Ezechiël geprofeteerd. Hierbij gaat de beschrijving van de vorst van Tyrus ver de beschrijving van een aardse koning te boven. Een gedeelte van deze profetie slaat op de opstand van Satan tegen God en op de val van Satan.

Deel 3 (33:1-39:29) Oordeel over Israël en over Gog; zegen van Israël 

Het derde deel bevat het oordeel over Israël en over Gog en zijn bondgenoten, en de zegen voor Israël. Een van de bekendste profetieën is het visioen van het dal met de dorre doodsbeenderen (37:1-14), waarin tevens het herstel van Israël symbolisch wordt voorgesteld. In hoofdstuk 38+39 worden profetieën uitgesproken over Israëls toekomstige vijanden Gog en zijn bondgenoten. 

Deel 4 (40:1-48:35) De nieuwe tempel, de dienst, de verdeling van het land, de vorst, Jeruzalem.

Het vierde deel beschrijft de toekomstige tempel, de dienst, de verdeling van het land, de stad Jeruzalem. De heerlijkheid van de Heer keert terug tot zijn tempel. Het boek eindigt met de blijde boodschap dat de naam van de stad zal zijn "De Heer is daar". 

Tweede indeling

Een andere indeling[2] is:

Deel I (1-24) Israëls ondergang

  1. (1-7) De ontvolking van het land Israël
    1. (1) Gods troonwagen
    2. (2-3) De roeping van Ezechiël
    3. (4-5) De aankondiging van de verwoesting van Jeruzalem
    4. (6-7) De aankondiging van de verwoesting van het land Israël
  2. (8-11) De heerlijkheid van God verlaat de tempel om de afgoderij
    1. (8) De afgoderij in de tempel
    2. (9) Oordeel over de inwoners van Jeruzalem
    3. (10) De heerlijkheid van God verlaat de tempel
    4. (11:1-13) Jeruzalem, een pot
    5. (11:14-25) Het heiligdom van de weggevoerden.
  3. (12-24) Israëls weg naar de ondergang
    1. (12:1-20) Twee handelingen van Ezechiël ten teken voor Israël
    2. (12:21-14:11) Het einde van de valse profeten
    3. (14:12-23) De verschoning van de rechtvaardigen
    4. (15) De gelijkenis van de wijnstok
    5. (16) De gelijkenis van de geschiedenis van Jeruzalem
    6. (17) De gelijkenis van de twee adelaars
    7. (18) De persoonlijke verantwoordelijkheid
    8. (19) Het klaaglied over de vorsten van Israël
    9. (20) Het geschiedenis van Israëls ontrouw
    10. (21) Gods zwaard over Israël
    11. (22) Jeruzalems schuld
    12. (23) De gelijkenis van de twee ontrouwe zussen
    13. (24) De twee tekenen van Jeruzalems einde

Deel II (25-32) Het gericht over de naburige naties.

Deel III (33-38) Israëls herstel.

Derde indeling

Weer een andere indeling[3] is: 

  1. (1-3:21)  Inleiding en roeping van de profeet.
  2. (3:22-7)  In het vijfde jaar van de gevangenschap van Jojachin: aankondiging van strafgerichten over de Joden.
  3. (8-19)  In het zesde jaar verdere profetieën over de gerichten.
  4. (20-24)  In het zevende jaar: weer aankondigingen van oordelen over het volk.
  5. (25-32)  Aankondiging van strenge oordelen over de omliggende volken, die de Joden onderdrukten.
  6. (33-39)  Beloften worden in het vooruitzicht gesteld van de eenheid van het gehele volk Israël, dus van de twee en tien stammen.
  7. (40-48)  Profetieën over het herstel van het koninkrijk onder de regering van de beloofde Messias, d.i. Christus, over de nieuwe tempel, zijn opbouw, zijn dienaren, zijn eredienst, en een beschrijving van het heilige land en de legering van de twaalf stammen. 

Inhoud

Ezechiël 1. Wij hebben hier een prachtig visioen van de regering en voorzienigheid van God op aarde, maar verenigd met de troon in de hemel. Vergelijk de vier levende wezens met die beschreven in Openbaring 4:6-8. (Het dertigste jaar van Ezechiël 1:1 is zonder twijfel het jaar van het Babylonische koninkrijk, dat door Nabopolassar was opgericht in 625 v.C.: het dertigste jaar zou zijn 595, hetgeen overeenkomt met het vijfde jaar van Jojachins gevangenschap.)

Ezechiël 2-3 zijn inleidend. Ezechiël moet spreken, of Israël zal horen of niet: hij moet het boek der profetie eten (dat wil zeggen, aanvaarden in zijn eigen ziel) en trouw zijn in het waarschuwen van de goddelozen.

Ezechiël 4-7. De verwoesting van Jeruzalem. Deze werd afgebeeld op een tichelstenen plaat, en de profeet moest liggen op zijn linkerzij 390 dagen voor Israël, en 40 dagen op zijn rechterzij voor Juda, om hun ongerechtigheden te dragen, een dag voor een jaar. De 390 dagen duiden waarschijnlijk op de 390 jaren van de verdeling van het koninkrijk in 975 tot 586 v.C., de verwoesting van Jeruzalem. "Israël" is, zoals zo vaak, de tien stammen. Het is niet zo duidelijk waarnaar de 40 jaren voor Juda verwijzen: het was voor de ongerechtigheid van Juda, en het aantal jaren kan verwijzen naar het bewind van Manasse vóór zijn gevangenschap en hervorming, want de zonde van Manasse wordt aangewezen als de hoofdzonde van Juda, waarom zij in ballingschap zijn gezonden (2 Koningen 21:11-13).

Ezechiël 8 spreekt van de afgoderij in verband met de tempel, hoewel veel van de afgoderij in het geheim plaatsvond en ontdekt moest worden.

Ezechiël 9. Het overblijfsel dat klaagt over de gruwelen wordt gemarkeerd aan hun voorhoofd. Het behaagt God dat iemand over het kwade treurt in verband met Zijn naam, hoewel de treurende het kwaad niet kan wegnemen.

Ezechiël 10-11. De cherubs handelen tegen Jeruzalem. De heersers worden veroordeeld, maar er is genade en herstel voor het vrome overblijfsel.

Ezechiël 12. De vlucht en gevangenschap van Zedekia worden voorspeld.

Ezechiël 13. De valse profeten in Jeruzalem worden veroordeeld. In alle tijden moet men Gods gedachten kennen, om aan de leer van dergelijke profeten te ontsnappen.

Ezechiël 14-15. Gods oordelen van Jeruzalem en haar inwoners.

Ezechiël 16. De oorspronkelijke staat van Jeruzalem als een verworpen baby, maar geliefd en gekoesterd door God. Haar grote zonde wordt beschreven, maar er is genade in het einde. 

Ezechiël 17-20. Instructie onder verschillende gelijkenissen.

Ezechiël 21-24. De invasie en vernietiging van Jeruzalem. Tijdens het verslag daarvan sterft de vrouw van Ezechiël, de lust van zijn ogen. Hij mocht niet rouwen om het verlies. Toen de ballingen hem vroegen wat ze hiervan moesten leren, kregen ze te horen dat wanneer Gods oordelen op de tempel en op hun zonen en dochters vielen, ze niet moesten treuren; ze zouden versmachten om hun ongerechtigheden en kreunen de een tot de ander.

Ezechiël 25-32 zijn de profetieën tegen de heidense volken, die Palestina omringden en omgang met Israël hadden. De profetieën zijn tegen Ammon, Moab, Edom, en Filistea. In de profetie tegen Tyrus is de opmerkelijke beschrijving van een 'gezalfde cherub', die in een zeer verheven positie was, maar die viel en de vijand van God werd. Dit ziet ongetwijfeld op Satan (Ezechiël 28:11-19). Ezechiël 28:20-26 zijn tegen Sidon. Ezechiël 29 tot 32 zijn tegen Egypte.

Ezechiël 33-36 zijn profetieën tegen Israël, gevolgd door toekomstig herstel en zegen, en het oordeel over degenen die hen verdrukken. In Ezechiël 33 tot 35 spreekt God met Zijn volk. In Ezechiël 36 is er zegen voor hen.

Ezechiël 37 toont het herstel van Israël, in het visioen van het dal van dorre beenderen en de twee stokken. Velen hebben gedacht, vanwege de opening der graven en gezien het feit dat de mensen uit hun graven worden gebracht, dat deze passage verwijst naar de opstanding van het lichaam. Maar de mensen zeggen, voordat de graven worden geopend, "onze botten zijn verdroogd en onze verwachting is verloren", het gevoel van vele Joden uitdrukkend. Deze opstanding wordt gebruikt als een symbool van het leven dat aan Israël en ook aan Juda wordt hergeven. De twee naties moeten één worden, een geweldig groot leger, en zij zullen worden verzameld in hun eigen land. Het hoeft nauwelijks gezegd te worden dat dit niet van toepassing kan zijn op Juda, dat deels terugkeerde onder Zerubbabel, Ezra en Nehemia. Het visioen is nog deels toekomst en zal zeker worden vervuld. 

Ezechiël 38-39. Het herstel van Israël zal worden tegengestaan. Gog en Magog zullen de belangrijkste tegenstanders zijn. In Ezechiël 38:2 leest de LXX in plaats van "o Gog, grootvorst van Mesech en Tubal,": "o Gog ... Rosh, prins van Mesoch en Thobal," en zo ook in Ezechiël 39:1. Deze betekenis wordt voor de juiste gehouden en Rosh verwijst dan naar Rusland, dat het hoofd van die natie zal zijn welke de voornaamste vijand van Israël zal zijn wanneer het is teruggebracht in het beloofde land. De vijanden zullen vernietigd worden, en Israël zal gezegend worden.

Ezechiël 40-48 verwijzen naar de toekomstige tempel en de offers, met de verdeling van het land onder de twaalf stammen. Omdat deze profetie werd gegeven vele jaren voordat Zerubbabel en de ballingen terugkeerden, hebben sommigen gemeend dat de voorzegde tempel die van Zerubbabel is, hoewel de teruggekeerde ballingen misschien niet hebben geprobeerd om de tempel te bouwen volgens het plan vastgelegd in Ezechiël. Maar in Ezechiël volgen de instructies voor de tempel op het herstel van de twaalf stammen en de vernietiging van hun vijanden. Er was niets in de terugkeer onder Zerubbabel dat daarop leek. De bouw van Ezechiëls tempel is  verbonden met de verdeling van de gehele land onder de twaalf stammen: het gaat zeker om een toekomstig bouwwerk. 

Offerdienst

Eze. 45:13 tot 46:15 bevat de verordeningen over de offers. De vorst draagt zorg voor de offeranden. In het boek Ezechiël is geen sprake meer van een 'hogepriester', wel van priesters (Eze 44:21-22, 30; 45:19).

Tot bekostiging van de offeranden zal het volk bepaalde hefoffers opbrengen (Eze. 45:13-17). De offers die op de feesten moeten worden gebracht zijn (45:18-46:15):

a) zoenoffers in de eerste maand (Eze. 45:18-20);

b) de offeranden op Pasen en Loofhuttenfeest (Eze. 45:21-25 ); hierop wordt de vorst alsmede het volk weg en standplaats in de tempel bij het brengen van de offers aangewezen (Eze. 46:1-3 ); daarop volgen:

c) de brandoffers op de sabbatten en de nieuwe maanden (Eze. 46:4-9), waarmee een voorschrift wordt verbonden over in- en uitgaan bij het verschijnen van de vorst en van het volk in de tempel op de jaarlijkse feesten (Eze. 46:8-10);

d) de spijsoffers op de feesttijden benevens bepaling ten opzichte van de vrijwillige offers van de vorst (Eze. 46:11 en 12)

e) het dagelijks te brengen brand- en spijsoffer (Eze. 46:13-15 ).

Opvallend is dat er in de beschrijving van de offerdienst alleen van een dagelijks morgenoffer sprake is, niet meer van een avondoffer. Elke morgen moet een brandoffer gebracht worden. 

Eze 46:13 Verder moet u elke dag een lam van een jaar oud zonder enig gebrek als brandoffer bereiden voor de HEERE. Elke morgen moet u dat bereiden. Eze 46:14 Dan moet u daarop een graanoffer doen, elke morgen een zesde efa en een derde hin olie om de meelbloem vochtig te maken. Het is een graanoffer voor de HEERE, het zijn eeuwige verordeningen, voortdurend. Eze 46:15 Zij moeten het lam, het graanoffer en de olie elke morgen als voortdurend brandoffer bereiden. (HSV)

Het lichaam van de Heer Jezus werd gekruisigd ten tijde van het morgenoffer. Hij gaf zijn geest over ten tijde van het avondoffer. 

Ter herdenking en verzoening. Sommigen hebben moeite om de hervatting van de dierenoffers te begrijpen. Hoewel de doeltreffendheid van het bloed van Christus overeind blijft voor God, zijn er zeker verschillen in de toepassing ervan. Christenen hebben vrijmoedigheid om het Allerheiligste in te gaan door het bloed van Jezus: joden als zodanig hebben een dergelijke voorrecht niet. De meest heilige plaats op aarde zal terug te vinden zijn in de toekomstige tempel, waarbij een zekere afstand tot God gehandhaafd blijft voor de mens op aarde. De hernieuwde offers zijn in overeenstemming met deze stand van zaken. Zij vormen een gedachtenis aan het offerwerk van Christus, maar zijn ook tot verzoening van het volk Israël.

Eze 45:17  Maar op de vorst rust de plicht van de brandoffers, het spijsoffer en het plengoffer, op de feesten, de nieuwemaansdagen en de sabbatten, op al de hoogtijden van het huis Israels. Hij zal het zondoffer en het spijsoffer, het brandoffer en de vredeoffers brengen, om verzoening te doen voor het gehele huis Israels. (NBG51)

Weergave van het toekomstige tempelcomplex door architect B. Reinders

Vorst en land

Behalve de tempel, waarvan volledige bijzonderheden worden gegeven, en behalve de offers en feesten (opmerkelijk is de afwezigheid van de Grote Verzoendag en het Wekenfeest), wordt er een vorst vermeld, en een deel van het land hem toegewezen, samen met de offers die hij zal aanbieden. Ongetwijfeld zal de vorst een vertegenwoordiger van het koninklijk huis van David zijn. Uit het heiligdom zal een rivier stromen, op de oevers groeien bomen en het water zal de Dode Zee veranderen in een meer vol leven, met allerlei vis (vergelijk Joël 3:18; Zach 14:8). Het gehele land zal de Israëlieten ter bezitting zijn. Het zal worden verdeeld in twaalf delen, behalve een heilig gedeelte voor het heiligdom, de priesters, de Levieten, en de stad. De positie van elke stam wordt vermeld. De toestand van de stad Jeruzalem zal volledig worden veranderd en de naam van de stad zal van die dag af zijn "De Heer is daar."

Indeling van het Heilige Land in het 1000-jarig Vrederijk volgens Ezechiël 

Plaats in de Bijbel

Ezechiëls profetieën vormen een bevestiging van de profetieën door Jeremia gegeven en geven een aanvulling hierop. 

In het Nieuwe Testament komen vele citaten uit Ezechiël voor, voornamelijk in het Bijbelboek Openbaring. Dit laatste boek is niet goed te begrijpen zonder Ezechiël. Ook Jezus gebruikte beelden uit Ezechiël b.v. de goede herder (Ez. 34 / Joh. 10:1-18.) 

Bijzonderheden

Ezechiël maakte zeer ingrijpende dingen mee in zijn leven als profeet: soms viel hij (3:23) soms kon hij niet spreken (3:24-27; 33:22.) Ook wordt hij door God in visioenen soms vele honderden kilometers verplaatst (8:1-3.) Zijn optreden en gedrag waren voor zijn tijdgenoten soms bizar (5:1-40) toch genoot hij groot respect bij de leiders van de ballingen, die hem regelmatig om raad kwamen vragen. 

Geen profeet wijst zo duidelijk op de verantwoordelijkheid van de mens en de weg tot behoud (Ezech. 18).  

Het gedeelte Ezech. 28:11-29 geeft ons een beschrijving van het oordeel over de vorst van Tyrus, waarbij gedacht kan worden aan de val van Satan en zijn oordeel.  

In het ooglopend zijn de profetieën over de hereniging van de twaalf stammen en de opstanding van het gehele volk voorgesteld door de 2 stukken hout en de dorre doodsbeenderen (Ezech. 36). Ezech. 37 tekent het herstel van Israël doordat het van de Here een nieuw hart en een nieuwe geest ontvangt. Ezech. 38-39 beschrijft de ondergang van Gog, die uit het land ten noorden van Israël komt.  

Ezechiël mag voor velen een bijbelboek zijn dat wordt overgeslagen omdat één en ander moeilijk is te verstaan, toch is het ook een boek dat spreekt over de hoopvolle toekomst van Gods volk en het bevat vele bemoedigende gedeelten voor de nieuwtestamentische gelovige.

Praktische betekenis

God zoekt mensen die biddend op de bres staan voor hun medemensen. Door hun gebed kunnen de oordelen uitgesteld of verzacht worden. Ez. 22:30-31.

Commentaar

Hoofdstukken van dit Bijbelboek samengevat en/of verzen ervan becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41


Zie ook

Tempel van Ezechiël

Meer informatie

Arno C. Gaebelein, De Profeet Ezechiël. Doorn: Het Zoeklicht, 2003. Pagina's: 339. 

Ger de Koning, Ezechiël, Toegelicht & toegepast 26. Uitgeverij Het Zoeklicht & Uitgeverij Daniël, 2019, 2e druk. Pagina's: 456. Te lezen op op Kingcomments.com. Download pdf van oudesporen.nl. E-book ePub-formaat. E-book Mobi-formaat. Productinfo over de papieren versie.

Gert A. van de Weerd, De profeet Ezechiël. Ede, 2004-2006. 

Engels

Ger de Koning, Ezekiel, Explained & Applied 26. Read now on kingcomments.com. Download pdf from oudesporen.nl. Pages: 428. E-book ePub Format. E-book Mobi Format.

Bronnen

H. Moll, Wat zegt Gods Woord over ...?, deel 3 (Oostburg: W.J Pieters, z.j.), blz. 64.  Hieruit is, onder toestemming, in januari 2012 tekst genomen en verwerkt in dit artikel. 

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Ezekiel (book of). Hieruit is op 10 sept. 2012 tekst genomen, vertaald en verwerkt.

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar Ezech. 45:18, dat een samenvatting van de offers geeft, is onder wijziging verwerkt op 19 april. 2019.

Voetnoot

  1. De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  2. Roger Liebi, Leben wir wirklicht in der Endzeit? (Christliche Verlagsgesellschaft.2017, 14e druk 2022), blz. 141.
  3. Indeling ontleend aan: H. Moll, Wat zegt Gods Woord over ...?, deel 3 (Oostburg: W.J Pieters, z.j.), blz. 64.