Handelingen 21

Uit Christipedia

Handelingen 21 is een hoofdstuk van Handelingen van de Apostelen, een geschrift in de Bijbel, en telt 40 verzen.

Hoofdstukken van Handelingen van de Apostelen samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28
Verzen van Handelingen 21 becommentarieerd: · 1 · 4 · 8 · 12 · 16 · 21 · 23 · 24 · 26 · 27 · 28 · 30 · 31 · 32 · 36 · 37 · 38
Onderwerpen van Handelingen van de Apostelen: Onderwerpen

Samenvatting

1-16 De tocht van Paulus van Milete via Tyrus, Ptolemaïs en Caesarea naar Jeruzalem. In Tyrus en Caesarea wordt Paulus wordt gewaarschuwd voor wat hem in Jeruzalem te wachten staat. 17-20 Paulus doet verslag aan Jakobus en de oudsten in Jeruzalem. 21-26 Op hun raad verenigt hij zich met vier mannen die onder een gelofte staan. 27-36 Zijn aanwezigheid in de tempel, onder valse geruchten over hem, verwekken een opschudding, en hij wordt gegrepen. 37-40 De overste van de soldaten staat Paulus toe zich te verdedigen tegenover een menigte Joden.

1

1 Toen het nu, nadat wij ons van hen hadden losgerukt, gebeurde dat wij afvoeren, liepen wij recht op Cos aan, gingen de dag daarna naar Rhodus en vandaar naar Patara. (Telos)  

Cos ... Rhodus ... Patara. Twee eilanden en een kustplaats, in het zuidwesten van het tegenwoordige Turkije, zie kaart hieronder.

De rode lijn geeft de route van Paulus' derde zendingsreis weer.

4

4 Toen wij nu de discipelen hadden gevonden, bleven wij daar zeven dagen. Dezen zeiden Paulus door de Geest niet op te gaan naar Jeruzalem. (Telos) 

Deze zeiden Paulus door de Geest enz. Vergelijk:

Hnd 20:22 En nu, zie, gebonden in de geest reis ik naar Jeruzalem, zonder te weten wat mij daar zal ontmoeten, Hnd 20:23 behalve dat de Heilige Geest mij van stad tot stad betuigt en zegt dat mij gevangenschap en verdrukkingen wachten. (TELOS)

Zie ook vs. 11-12.

8

8 En de volgende dag gingen wij weg en kwamen in Caesarea; en wij gingen het huis van de evangelist Filippus binnen, die een van de zeven was, en bleven bij hem. (Telos) 

Die een van de zeven was. De zeven diakenen (dienaars), die de gemeente te Jeruzalem had gekozen voor de armenzorg.

Hnd 6:3  Ziet nu uit, broeders, naar zeven mannen uit u, met een goed getuigenis, vol van de Geest en van wijsheid, die wij over deze taak zullen stellen. (Telos)

12

12 Toen wij nu dit hoorden, drongen zowel wij als de plaatselijke gelovigen erop aan, dat hij niet zou opgaan naar Jeruzalem. (Telos)  

Drongen wij enz. zie vs. 4.

16

16 En ook gingen er van de discipelen uit Caesarea met ons mee en brachten [ons] bij een zekere Mnason, een Cypriër, een vroege discipel, bij wie wij zouden worden gehuisvest. (Telos)  

Een vroege discipel. Of "een oude discipel". Zie Mnason.

21

21 En men heeft hun over u verteld dat u alle Joden die onder de volken zijn, afval van Mozes leert door te zeggen dat zij hun kinderen niet moeten besnijden en niet naar de gebruiken wandelen. (Telos)  

Afval. Gr. apostasia.

23

23 Doe dan wat wij u zeggen: wij hebben vier mannen die uit zichzelf onder een gelofte staan. (Telos) 

Gelofte. Van Nazireeërschap.

24

24 Neem hen mee en reinig u met hen en draag de kosten voor hen, opdat zij zich het hoofd kunnen laten scheren; en allen zullen weten dat er van wat over u is verteld, niets waar is, maar dat u ook wandelt in het onderhouden van de wet. (Telos)

Opdat zij zich het hoofd kunnen laten scheren. Na afloop van de tijd van hun nazireeërschap.

26

26 Toen nam Paulus de mannen mee en na zich de volgende dag met hen te hebben gereinigd ging hij in de tempel en kondigde aan dat de dagen van hun reiniging zouden zijn vervuld wanneer voor ieder van hen de offerande was gebracht.(Telos)  

Een duidelijk geval van "de Joden worden als een Jood".

1Co 9:20 En ik ben de Joden geworden als een Jood, om de Joden te winnen; hun die onder de wet zijn, als onder de wet (hoewel ik zelf niet onder de wet ben), om hen die onder de wet zijn te winnen; (TELOS)

De dagen van hun reiniging. Zeven in getal (27).

27

27 Toen nu de zeven dagen ten einde liepen, zagen de Joden uit Asia hem in de tempel, en zij brachten de hele menigte in opschudding en sloegen de handen aan hem (Telos) 

De zeven dagen. Van de reiniging der nazireeërs (26). Een ander uitlegging is: de zeven dagen die aan het Pinksterfeest vooraf gingen en vooral tot voorbereiding daartoe voor de feestreizigers uit het buitenland dienden[1].

Asia. De Romeinse provincie waar Paulus veel tijd heeft doorgebracht met evangeliseren en onderwijzen.

Opschudding. Die zelfs de hele stad in rep en roer bracht en tot een volksoploop leidde (30).

28

28 en schreeuwden: Mannen van Israel, helpt! Dit is de mens die allen overal leert tegen het volk en de wet en deze plaats; en bovendien heeft hij ook Grieken in de tempel gebracht en deze heilige plaats ontheiligd. (Telos) 

Die allen overal leert tegen het volk en de wet en deze plaats. Dit is een valse beschuldiging tegen Paulus. Hij was niet tegen het volk der Joden; integendeel, hij had hen lief.

Ro 9:3  Want zelf heb ik gewenst door een vloek gescheiden te zijn van Christus ter wille van mijn broeders, mijn verwanten naar het vlees. (Telos)

Hij was niet tegen de wet.

Ro 7:12  De wet is dus heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. (Telos)

Hij was niet tegen 'deze heilige plaats', de tempel, ofschoon hij leerde dat de gemeente een tempel van God is in de Heilige Geest.

1Co 3:16  Weet u niet, dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? (Telos)

2Co 6:16  En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft; ‘Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn’. (Telos)

Deze heilige plaats. De tempel van God (27, 29, 30).

Grieken. Meervoud, terwijl ze misschien alleen Trofimus hadden gezien, met Paulus ergens in de stad (29). Verontwaardiging, woede overdrijft.

30

30 En de hele stad kwam in rep en roer en er ontstond een volksoploop; en zij grepen Paulus en sleepten hem buiten de tempel, en terstond werden de deuren gesloten. (Telos) 

De hele stad kwam in rep en roer. Vs. 31: "heel Jeruzalem in verwarring". Dit was begonnen met een opschudding in de tempel (27).

31

31 En terwijl zij hem trachtten te doden, werd aan de overste van de legerafdeling gemeld dat heel Jeruzalem in verwarring was; (Telos) 

Hem trachtten te doden. Paulus maakt mee wat zijn Heer heeft meegemaakt.

Heel Jeruzalem in verwarring. Zie vs. 30.

32

32 deze nam onmiddellijk soldaten en hoofdlieden met zich mee en liep snel op hen af. Toen zij nu de overste en de soldaten zagen, hielden zij op Paulus te slaan. (Telos) 

Hoofdlieden. Gr. εκατονταρχους, hekatontarchous. Dit zijn hoofdmannen over 100 soldaten, oftewel centurio's.

36

36 Want de volksmenigte volgde, terwijl zij schreeuwden: Weg met hem! (Telos) 

Weg met hem! Paulus overkomt wat onze Heer Jezus is overkomen.

Lu 23:18  Massaal echter schreeuwden zij het uit en zeiden: Weg met Hem, en laat ons Barabbas los! (Telos)

37

37 En toen Paulus op het punt stond in de legerplaats te worden gebracht, zei hij tot de overste: Is het mij ook geoorloofd u iets te zeggen? Hij nu zei: Kent u Grieks? (Telos) 

Kent u Grieks? Paulus kende Grieks. De overste meende dat hij te doen had met een Egyptenaar (vs. 38) die geen Grieks kende.

38

38 Bent u dan niet de Egyptenaar die enige tijd geleden oproer maakte en de vierduizend mannen van de Sicariërs naar de woestijn uitleidde? (CP[2]) 

Over het optreden van de Egyptenaar lezen wij in Joodse Oudheden van de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus. De Egyptenaar was een Jood uit Egypte, die zijn aanhangers in de woestijn geleid en tenslotte naar de Olijfberg gevoerd had. Daar wilde hij de muren van Jeruzalem doen ineenstorten, zoals eens de muren van Jericho. De Romeinse stadhouder Felix (stadhouder van 52-60 n.C.) verijdelde zijn poging en sloeg zijn aanhang uiteen. De Egyptenaar zelf verdween spoorloos en liep nog ergens rond.[3] Zou de zojuist opgepakte Jood (Paulus) het zijn?

Mannen van de Sicariërs. Dit kunnen militante Zeloten zijn geweest, ijveraars voor God, die aanslagen pleegden met dolken of zwaarden die zij onder hun kleding droegen. Zie Sicariër.

40  En toen hij het had toegestaan, wenkte Paulus, terwijl hij op de trappen stond, met de hand tot het volk; en toen er een diepe stilte was ontstaan, sprak hij hen toe in de Hebreeuwse taal en zei:

Voetnoot

  1. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).  
  2. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Telos-vertaling.
  3. Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987).