Handelingen van de Apostelen/Samenvatting

Uit Christipedia

Samenvatting van Handelingen van de Apostelen, een boek in de Bijbel dat 28 hoofdstukken telt. Hieronder is een samenvatting per hoofdstuk.

Handelingen 1

De periode tussen de opstanding van de Heer en de uitstorting van de Heilige Geest. 1-5 Jezus' verschijningen na zijn opstanding. De aanstaande doop met Heilige Geest. 6-11 De hemelvaart van de Heer Jezus. De boodschap van twee engelen aangaande Zijn wederkomst. 12-14 De leerlingen eendrachtig in het gebed, in Jeruzalem. 15-26 De verkiezing van Matthias als apostel in de plaats van Judas Iskariot.

Handelingen 2

1-4 Uitstorting van de Heilige Geest op de leerlingen te Jeruzalem. 5-13 Reactie van de Joden in Jeruzalem. 14-36 Verklaring door Petrus. 37-41 Bekering van drieduizend zielen. 42-47 Het eerste gemeenteleven.

Handelingen 3

1-11 Bij een tempelpoort genezen Petrus en Johannes een kreupele. 12-26 In de zuilengang van Salomo verklaart Petrus de verbaasde omstanders de wonderbare genezing en verkondigt hun Jezus.

Handelingen 4

1-22 Petrus en Johannes voor de Raad. — Petrus en Johannes in bewaring gesteld en de volgende dag voor de Raad gebracht. Zij geven een verklaring van hun optreden en van de genezing van de kreupele. De Raad echter verbiedt hen te spreken en te leren in de naam van Jezus. Onder bedreiging worden ze vrijgelaten. 23-31 Petrus en Johannes doen verslag aan de discipelen. Gebed om vrijmoedigheid, naar aanleiding van het verhoor en de dreigementen. 32-37 Eendracht, gemeenschap van goederen, genade en mededeelzaamheid in de gemeente.

Handelingen 5

1-11 De discipelen Ananias en Saffira om hun bedrog met de dood gestraft door God. 12-16 De apostelen doen vele tekenen en wonderen (van genezing) onder het volk. 17-24 De apostelen worden gevangen gezet, maar door een engel bevrijd. Ze hadden hun onderwijs in de tempel. 25-42 De apostelen worden voor de Raad gebracht. De wetgeleerde Gamaliël waarschuwt de Raad en pleit ervoor de apostelen te laten begaan. Na gegeseld te zijn en bevolen te zijn niet te spreken in de naam van Jezus, worden zij losgelaten. Hun verkondiging gaat echter door.

Handelingen 6

1-6 Verkiezing en aanstelling van zeven tafeldienaars. 7 De gemeente groeit verder in getal. 8-15 Wonderdadig optreden van Stefanus, een van de zeven. Redetwist met hem. Lastercampagne tegen hem. Stefanus gevangen genomen en voor de Raad gebracht en vals beschuldigd.

Handelingen 7

1-53 Rede van Stefanus voor de Raad. 54-60 De Raad barst in woede uit, doch Stefanus ziet de heerlijkheid van God en de Heer Jezus staande aan Gods rechterhand. Stefanus wordt daarop buiten Jeruzalem geworpen en daar gestenigd, terwijl hij de Heer vraagt zijn geest te ontvangen en hun deze zonde niet toe te rekenen.

Handelingen 8

1-4 Vervolging en verstrooiing van de gemeente. Stefanus begraven. Saulus, die instemde met Stefanus' steniging, vervolgt de gemeente. 5-8 Prediking van Filippus in Samaria. 9-25 Optreden en bekering van Simon de tovenaar. Optreden van Petrus en Johannes. 26-40 Filippus leidt een Ethiopische kamerling tot Christus, doopt hem, en wordt daarna door de Geest weggerukt en naar Asdod verplaatst.

Handelingen 9

1-19 De bekering van Saulus. Saulus is op weg naar Damascus om er discipelen van de Heer gevangen te nemen. De Heer verschijnt hem. Saulus wordt met blindheid geslagen, komt tot bekering en kan weer zien. Voor het herstel gebruikt de Heer zijn discipel Ananias, aan wie Hij ook zijn bedoeling met Saulus openbaart. 20-25 Saulus predikt in Damascus en ontsnapt aan een aanslag. 26-30 Saulus te Jeruzalem. Saulus naar Tarsus gezonden. 31 De staat van de Gemeente. 32-35 Jezus Christus geneest, door de dienst van Petrus, een verlamde te Lydda, waarop de inwoners zich bekeren. 36-43 Petrus wekt te Joppe een pas gestorven discipelin, genaamd Tabitha (Dorkas) op, waardoor velen tot geloof in de Heer komen.

Handelingen 10

Cornelius en Petrus. 1-8 Een engel verschijnt aan de godvrezende heidense hoofdman Cornelius te Caesarea en zegt hem Petrus uit te nodigen. 9-16 God maakt Petrus in een gezicht bekend dat hij niet voor onheilig moet houden wat God gereinigd heeft. 17-23 Petrus gaat van Joppe naar de hoofdman in Caesarea. 23-33 Ontvangst door Cornelius. 34-43 Petrus verkondigt hen Jezus. 44-48 Uitstorting van de gave van de Heilige Geest op de heidense toehoorders, die vervolgens worden gedoopt.

Handelingen 11

1-18 Petrus verantwoordt zijn bezoek aan de heiden Cornelius en God wordt verheerlijkt. 19-30 De gemeente te Antiochië: 19-21 Het ontstaan van de gemeente; 22-26 De dienst van Barnabas en Paulus daar; 27-30 De inzameling voor de broeders in Judea.

Handelingen 12

1-2 Herodes Agrippa I doet de gemeente kwaad en doodt de apostel Jakobus, een halfbroer van Jezus. 3-17 Hij laat Petrus gevangen zetten, die echter door een engel van de Heer wordt bevrijd. 18-19 De koning laat de vier bewakers van Petrus terechtstellen. 20-23 Bij een zekere gelegenheid wordt de koning gedood door een engel, omdat hij zichzelf als God liet vereren en God niet de heerlijkheid gaf. 24 Barnabas en Saulus keren met Johannes Markus terug naar Antiochië.

Handelingen 13

1-3 Barnabas en Saulus worden door de Heilige Geest uitgezonden (de eerste zendingsreis van Paulus begint). 4-12 Op Cyprus wordt de weerstrevende duivelskunstenaar Barjezus met tijdelijke blindheid geslagen en komt de stadhouder Sergius Paulus tot geloof. 13 In Perge scheidt Johannes Markus zich af. 14-41 Paulus’ evangelieverkondiging in de synagoge te Antiochië in Pisidië. 42-45 Reacties op de boodschap. 46-52 Paulus en Barnabas verdreven.

Handelingen 14

1-7 Paulus en Barnabas doen Iconium aan. Velen komen tot geloof. De apostelen lopen echter gevaar en vluchten naar Lycaonië, waar ze evangeliseren. 8-18 In de Lycaonische stad Lystra wordt een kreupele door Paulus genezen. Hij en Barnabas worden daarom voor zekere Griekse goden gehouden. 19-20 Joden overreedden de menigten tegen Paulus en Barnabas. Paulus overleeft een steniging. 21-28 Na vele dispelen in Derbe gemaakt te hebben, keren Paulus en Barnabas, onderweg de zielen van discipelen versterkend, terug naar Antiochië (Syrië), het vertrekpunt van de zendingsreis, waar zij verhalen van wat God met hen gedaan heeft.

Handelingen 15

1-3 In de gemeente te Antiochië ontstaat redetwist over de besnijdenis van de bekeerde heidenen. 4 Paulus en Barnabas naar Jeruzalem gezonden voor beraadslaging over de kwestie. 5-21 In Jeruzalem doen Paulus en Barnabas verslag. Behandeling en beslechting van de kwestie door de apostelen en oudsten in Jeruzalem. 22-31 Verordeningen voor de discipelen uit de heidenvolken. Paulus en Barnabas keren terug, met Judas en Silas, naar Antiochië en maken de verordeningen bekend. 32-35 Dienst en terugkeer van Judas en Silas. 36-41 Tweede zendingsreis van Paulus, met Silas, na scheiding van Barnabas over Johannes Markus.

Handelingen 16

1-3 Paulus besnijdt in Lystra een discipel genaamd Timotheüs en neemt hem mee op zendingsreis. 4-5 Paulus geeft overal aan de gemeenten de verordeningen uit Jeruzalem door. De gemeenten worden bevestigd in het geloof en groeien in getal. 6-10 Paulus en de zijnen worden door de Geest belet om naar Asia en Bithynië. Uit een nachtgezicht van Paulus maken zij op dat zij naar Macedonië moeten gaan. 11-15 In Filippi komt Lydia, een purperverkoopster, tot geloof. Zij biedt hen onderdak. 16-40 Nadat Paulus een slavin, die met haar waarzeggingen geld verdiende voor haar meesters, had bevrijd van de waarzeggende geest, worden hij en Silas opgepakt, gegeseld en in de gevangenis geworpen. Door goddelijk ingrijpen door middel van een aardbeving worden zij bevrijd. De gevangenbewaarder en zijn huis komen tot geloof. De praetoren doen Paulus en Silas uitgeleide uit de gevangenis.

Handelingen 17

1-9 In Thessalonika sluiten velen zich bij Paulus en Silas aan, doch de jaloerse Joden verwekken een oproer tegen Paulus en Silas. Jason en enige broeders worden voor de stadsbestuurders gesleept en worden op borgtocht losgelaten. 10-15 Paulus, Silas en Timotheüs in Beréa, waar velen tot geloof komen. Door de Joden uit Thessalonika wordt in Beréa opschudding en verwarring gesticht, waarna Paulus door de broeders wordt weggezonden, met achterlating van Timotheüs en Silas. 16-34 In het wijsgerige en nieuwsgierige Athene komen enige mensen door de prediking van Paulus tot geloof.

Handelingen 18

1-17 Paulus te Korinthe, anderhalf jaar. Paulus en Sosthenes voor de rechterstoel van Gallio gebracht. 18-22 Paulus keert via Efeze, Caesarea en Jeruzalem terug naar Antiochië. 23 Begin van Paulus' derde zendingsreis. 24-28 In Efeze komt de geleerde Alexandrijnse Jood Apollos tot geloof. Hij reist naar Achaje, waar hij de gelovigen tot grote steun is.

Handelingen 19

1-20 Paulus' arbeid in Efeze, gedurende enige jaren. 21-41 Opschudding in Efeze over Paulus' invloed.

Handelingen 20

1-2 Paulus vertrekt van Efeze naar Macedonië en Griekenland. 3-6 In Griekenland smeden de Joden een aanslag tegen Paulus, waarom deze vertrekt en via Macedonië naar Troas reist. 7-12 In de gemeente te Troas wekt Paulus een dodelijk neergevallen jongeman op. 13-16 Van Troas naar Miléte. 17-38 In Milete neemt Paulus afscheid van de oudsten van Efeze: hij herinnert hen aan zijn bediening en arbeid onder hen, spreekt zijn verwachting uit omtrent de verdrukking die hem wacht, herinnert hen aan hun taak als opzieners, draagt hen op aan God en neemt op ontroerende wijze afscheid.

Handelingen 21

1-16 De tocht van Paulus van Milete via Tyrus, Ptolemaïs en Caesarea naar Jeruzalem. In Tyrus en Caesarea wordt Paulus wordt gewaarschuwd voor wat hem in Jeruzalem te wachten staat. 17-20 Paulus doet verslag aan Jakobus en de oudsten in Jeruzalem. 21-26 Op hun raad verenigt hij zich met vier mannen die onder een gelofte staan. 27-36 Zijn aanwezigheid in de tempel, onder valse geruchten over hem, verwekken een opschudding, en hij wordt gegrepen. 37-40 De overste van de soldaten staat Paulus toe zich te verdedigen tegenover een menigte Joden.

Handelingen 22

1-22 Paulus' verdediging en bekeringsgeschiedenis tegenover een menigte Joden in Jeruzalem. 22 Hun reactie is: Weg met hem! 23-29 Als hij op bevel van een Romeinse overste dreigt te worden gegeseld, beroept Paulus zich op zijn Romeins burgerrecht. 30 De volgende dag wordt hij voor de Joodse Raad gesteld.

Handelingen 23

1-10 Paulus voor de joodse Raad, waar om hem twist ontstaat. 11 De Heer verschijnt hem en bemoedigt hem. 12-15 Samenzwering van de Joden tegen Paulus. 16-22 Zijn neef brengt de overste Claudius Lysias op de hoogte van de samenzwering. 23-35 De overste zendt met een schrijven de gevangene Paulus naar de stadhouder Felix in Caesareá, opdat deze de zaak behandelt.

Handelingen 24

1-9 Paulus aangeklaagd bij de stadhouder Felix. 10-27 Paulus' verdedigt zich voor Felix, en wordt door deze gedurende twee jaren meermalen ontboden en aangehoord. Felix wordt opgevolgd door Festus.

Handelingen 25

1-5 De Joden verzoeken Festus, die op bezoek is in Jeruzalem, Paulus naar Jeruzalem te ontbieden (opdat zij hem onderweg kunnen doden). Festus laat Paulus echter in Caesarea blijven. 6-12 Paulus verdedigt zich voor Festus tegen zijn beschuldigers en beroept zich op de keizer. 13-27 Festus licht koning Agrippa, die hem te Caesarea bezoekt, in over de zaak van Paulus, en laat deze voorkomen.

Handelingen 26

Paulus' verdediging voor Agrippa. 1-29 Paulus verdedigt zich te Caesarea tegenover Herodes Agrippa II, verhalend van zijn bekering en evangelieverkondiging. 30-32 Agrippa, Festus en Bernice oordelen dat Paulus niets doet wat dood of gevangenschap waard is.

Handelingen 27

1-13 Paulus vaart, met soldaten die hem en andere gevangenen bewaken, van Caesarea Maritima weg, op weg naar Rome. Paulus’ raad, om bij Kreta niet verder te varen, omdat het noodweer was, wordt niet opgevolgd. 14-44 Een engel belooft Paulus behoudenis voor alle opvarenden. Door een storm lijden ze schipbreuk, doch komen behouden aan op het eiland Malta.

Handelingen 28

1-10 Paulus op Malta. Een adderbeet doodt hem niet. Op het eiland geneest hij zieken. 11-16 Reis van Malta naar Rome. 7-31 Paulus’ prediking in Rome, waar hij twee jaren verbleef.


Hand. 1

Hand. 1:1-5 Lukas’ eerste boek. Jezus’ verschijnen en spreken na zijn opstanding. Jezus ‘opdracht om in Jeruzalem te wachten op de Heilige Geest.

Hand. 1:6-11 Jezus opgenomen in de hemel. De boodschap van twee engelen aangaande Jezus’ wederkomst.

Hand. 1:12-14 De leerlingen eendrachtig in het gebed in Jeruzalem.

Hand. 1:15- Opvolger van Judas Iskariot gekozen

Hand. 2

2:1-4 Uitstorting van de Heilige Geest op de leerlingen te Jeruzalem

2:5-13 Reactie van de Joden in Jeruzalem

2:14-36 Verklaring door Petrus

2:37-41 Bekering van drieduizend zielen

2:42-47 Het eerste gemeenteleven

Hand. 3

3:1-10 Genezing door Petrus van een kreupele bij de tempel.

3:11-26 Rede van Petrus in de zuilengang van Salomo

Hand. 4

4:1-4 Petrus en Johannes in bewaring gesteld

4:5-22 Petrus en Johannes en de genezene voor de Raad

4:23-31 Petrus en Johannes doen verslag aan de discipelen. Gezamenlijk gebed tot God om vrijmoedigheid.

4:32-37 Gemeenschappelijk bezit en armenzorg

Hand. 5

5:1-11 Ananias en Safira om hun bedrog gedood door God.

5:12-16 Tekenen en wonderen door de apostelen.

5:17-42 Vervolging van de apostelen

5:17-24 De apostelen gevangen gezet en door een engel bevrijd

5:25-32 De apostelen opnieuw meegevoerd voor verhoor. Voor de Raad getuigen zij van Jezus.

5:33-42 De Raad wil hen doden, maar Gamaliël overreed hen dat niet te doen. Nadat zijn gegeseld zijn, worden de apostelen vrijgelaten. Zij gaan door met hun verkondiging.

Hand. 6

6:1-7 Beperking van de taken van de apostelen. Aanstelling van zeven mannen die de voedselvoorziening regelen.

6:8-15 Redetwist met en gevangenneming van Stefanus, een van de zeven.

Hand. 7

7:1-53 Rede van Stefanus voor de Joodse Raad.

7:54-60 Stéfanus buiten de stad gestenigd

Hand. 8

8:1-3 Saulus stemt in met de dood van Stefanus. Stefanus begraven. Vervolging en verstrooiing van de gemeente. Vervolging door Saulus.

8:4-25 Prediking van Filippus, een van de zeven, in Samaria. Optreden en bekering van de tovenaar Simon. Optreden van Petrus en Johannes.

8:26-40 Filippus leidt een Ethiopische kamerling tot Christus en doopt hem.

Hand. 9

9:1-19. De bekering van Saulus. Saulus is op weg naar Damascus om er discipelen van de Heer gevangen te nemen. De Heer verschijnt hem. Saulus wordt met blindheid geslagen, komt tot bekering en kan weer zien. Voor het herstel gebruikt de Heer zijn discipel Ananias, aan wie Hij ook zijn bedoeling met Saulus openbaart.

9:20-25 Saulus predikt in Damascus en ontsnapt aan een aanslag.

9:26-30 Saulus in Jeruzalem. Saulus naar Caesarea en Tarsus.

9:31 Vermeerdering van de gemeente.

9:32-35 De Heer geneest door de dienst van Petrus de verlamde Aeneas te Lydda.

9:36-43 Petrus wekt Dorcas op te Joppe.

Hand. 10

10:1-8 Een engel verschijnt aan de godvrezende heidense hoofdman Cornelius te Caesarea en zegt hem Petrus uit te nodigen

10:9-16 God maakt Petrus in een gezicht bekend dat hij niet voor onheilig moet houden wat God gereinigd heeft.

10:17-23 Petrus gaat van Joppe naar de hoofdman in Caesarea

10:23-33 Ontvangst door Cornelius

10:34-43 Petrus verkondigt hen Jezus

10:44-48 Uitstorting van de gave van de Heilige Geest op de heidense toehoorders, die vervolgens worden gedoopt.

Hand. 11

11:1-18 Petrus verantwoordt zijn bezoek aan de heidenen

11:19-30 De gemeente te Antiochië

Hand. 12

12:1-2 Herodes doet de gemeente kwaad en dood de apostel Jakobus.

12:3-17 Hij laat Petrus gevangen zetten, die echter door een engel wordt bevrijd.

12:18-23 Herodes, door een engel geslagen, sterft.

Eerste zendingsreis van Paulus (Hand. 13-14)

Hand. 13

13:1-3 Barnabas en Saulus geroepen en uitgezonden door de Heilige Geest: de eerste zendingsreis begint.

13:4-12 Op Cyprus wordt de weerstrevende duivelskunstenaar Barjezus met tijdelijke blindheid geslagen en komt de stadhouder Sergius Paulus tot geloof.

13:13 In Perge scheidt Johannes Markus zich af

13:14-41Paulus’ evangelieverkondiging in de synagoge te Antiochië in Pisidië

13:42-45 Reacties op de boodschap.

13:46-52 Paulus en Barnabas verdreven.

Hand. 14

14:1-7 Paulus en Barnabas in Iconium. Velen komen tot geloof. De apostelen lopen gevaar en vluchten naar Lycaonië.

14:8-18 In Lystra wordt een kreupele door Paulus genezen. Hij en Barnabas worden daarom voor zekere Griekse goden gehouden.

14:19-20 Joden overreedden de menigten tegen Paulus en Barnabas. Paulus overleeft een steniging.

14:21-28 Na vele dispelen in Derbe gemaakt te hebben, keren Paulus en Barnabas, onderweg de zielen van discipelen versterkend, terug naar Antiochië (Syrië), waar zij verhalen van wat God met hen gedaan heeft.

Hand. 15

15:1-2 In de gemeente te Antiochië ontstaat redetwist over de besnijdenis van de bekeerde heidenen. Paulus en Barnabas wordt verzocht de apostelen en oudsten te Jeruzalem te raadplegen.

15:3-5 Teruggekeerd in Jeruzalem doen Paulus en Barnabas verslag. Ook hier rijst de twistvraag.

15:6-21 Vergadering van apostelen en oudsten over deze zaak.

15:22-29 Besluit met de hele gemeente en brief aan Antiochië.

15:30-35 Judas, Silas, Paulus en Barnabas in Antiochië

15:36-39 Scheiding tussen Barnabas en Paulus

15:40-41 Tweede zendingsreis van Paulus, met Silas.

Hand. 16

16:1-3 Timotheüs wordt besneden en gaat mee op reis.

16:4-5 De gemeenten worden bevestigd in het geloof

16:6-10 Door Frygië en Galatië en Mysië. Een visioen met een smekende Macedonische man doet de reis naar Macedonië gaan.

16:11-15 Te Filippi komt Lydia tot geloof, bij wie Paulus en Silas vervolgens verblijven.

16:16-34 Paulus verdrijft een waarzeggende geest uit een slavin. Haar meesters, ziende dat hun hoop op winst weg is, klagen hen aan. Paulus en Silas worden gegeseld en belanden in de gevangenis. Een grote aardbeving grijpt plaats, alle deuren gaan open en alle boeien los. De gevangenbewaarder komt tot geloof, hij en al de zijnen.

16:35- 40 Paulus en Silas worden door de stadsbestuurders vrijgelaten.

Hand. 17

17:1-9 In Thessalonika komen velen tot geloof. De Joden echter veroorzaken een volksoploop. Jason en enige broeders worden voor de stadsbestuurders gesleept en worden op borgtocht losgelaten.

17:10-15 In Berea komen velen komen tot geloof. De Joden uit Thessalonika verwekken echter een opschudding, waarop Paulus uit Berea weggaat, met achterlating van Timotheus en Silas.

17:16-34 Paulus predikt in Athene. Sommige toehoorders komen tot geloof.

Hand. 18

18:1-11. In Korinthe bleef Paulus anderhalf jaar.

18:12-17. Paulus en Sosthenes voor de rechterstoel van Gallio gebracht.

18:18-22 Via Efeze terugkeer naar Antiochië (Syrië).

18:23- Aanvang van de derde zendingsreis van Paulus. Apollos wordt in Efeze nader onderwezen in “De Weg”. Apollos in Achaje.

Hand. 19

19:1-20 Paulus enige jaren in Efeze.

19:21-41 Opschudding in Efeze.

Hand. 20

20:1-5 Paulus in Macedonië en Griekenland

20:6-12 Paulus in de vergadering te Troas

20:13-16 Van Troas naar Miléte

20:17-38 Te Milète neemt Paulus afscheid van de oudsten van Efeze.

Hand. 21

21:1-16 Van Milete via Tyrus en Ptolemaïs naar Caesarea. In Tyrus en de laatstgenoemde stad wordt Paulus wordt gewaarschuwd voor wat hem in Jeruzalem te wachten staat.

21:17-19 Paulus doet in Jeruzalem verslag van zijn belevenissen.

21:20-26 Paulus wordt “de Joden een Jood” om hen geen struikelblok te zijn.

21:27-36 Paulus gegrepen in de tempel

21:37-40 Paulus krijgt toestemming zichzelf te verdedigen tegenover de menigte Joden

Hand. 22

22:1-21 Paulus vertelt zijn levensgeschiedenis en verhaalt in bijzonderheden van zijn bekering en roeping.

22:22-29 Paulus wordt door de Romeinen opgepakt en, daar hij een Romein is, ontkomt hij aan geseling.

22:30 Paulus voor de Joodse Raad gesteld.

Hand. 23

23:1-11 Paulus getuigt in de Raad. Om zijn belijdenis ontstaat verdeeldheid. Paulus wordt teruggebracht in de Romeinse legerplaats. De Heer Jezus bemoedigt hem en draagt hem op ook in Rome te getuigen.

23:12-15 Samenzwering tegen Paulus.

23:16-22 Zijn neef licht de overste Lysias in.

23:23–35 Paulus door Lysias met een brief naar stadhouder Felix te Caesarea gezonden en daar in bewaring gehouden

Hand. 24

24:1-9 De aanklacht der Joden tegen Paulus

23:10-21 Paulus’ zelfverdediging voor Felix

23:22-23 De zaak verdaagd

23:24-27 Paulus voor Felix en diens vrouw Drusilla. Felix opgevolgd door Festus.

Hand. 25 Paulus en Festus

25:1-12 Paulus voor Festus aangeklaagd door de Joden. Paulus beroept zich op de keizer.

25:13-22 Festus legt aan koning Agrippa II de zaak van Paulus voor.

25:23-27 Paulus voor Agrippa gebracht.

Hand. 26 Paulus voor Agrippa

26:1-32 Paulus’ verdediging voor Agrippa. Deze oordeelt dat Paulus onschuldig is.

Hand. 27 Van Caesarea naar Malta

27:1-13 Paulus wordt als gevangene op een schip naar Rome vervoerd. Paulus’ raad, om niet verder te varen ,omdat het noodweer was, wordt niet opgevolgd.

27:14-26 Storm. Een engel belooft Paulus behoudenis voor alle opvarenden

27:27-44 Schipbreuk. Allen komen echter behouden op het eiland Malta aan.

Hand. 28.

28:1-10 Paulus op Malta. Een adderbeet doodt hem niet. Zieken op het eiland genezen.

28:11-16 Van Malta naar Rome.

28:17-31 Paulus’ prediking in Rome, waar hij twee jaren verbleef.