Richteren 18
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal. Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb. |
De volgende hoofdstukken van Richteren zijn op Christipedia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:
■ Richteren, hoofdstuk: 1 • 2 • 3 • 4 • 5 • 6 • 7 • 8 • 9 • 10 • 11 • 12 • 13 • 14 • 15 • 16 • 17 • 18 • 21 |
Hoofdstuk Richteren 18 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.
Samenvatting
De Danieten, die geen erfdeel genoeg hebben, zenden vijf mannen uit, om een plaats te verspieden (1). Deze komen onderweg bij het huis van Micha, en begeren dat de Leviet over hun reis God vraagt (2-6). Na het antwoord verkregen te hebben verspieden zij de stad Laïs, en doen daarvan verslag aan hun broeders, die zij aansporen de stad te overvallen (7-10). Daarop trekken zes honderd gewapende Danieten heen, en ontnemen onderweg Micha zijn priester en de godsbeelden (11-21), die Micha tevergeefs terugeist (22-26). Zij overvallen, herbouwen en bewonen Laïs, en noemen haar Dan (27-29). Zij stellen een priester aan en plegen afgoderij met het gesneden beeld van Micha (30-31).
1
Ri 18:1 In die dagen was er geen koning in Israël; en in dezelve dagen zocht de stam der Danieten voor zich een erfenis om te wonen; want hun was tot op dien dag onder de stammen van Israël niet [genoegzaam] ter erfenis toegevallen. (SV)
Niet ter erfenis toegevallen. Niet genoegzaam.
Joz 19:47 Maar het gebied van de nakomelingen van Dan was voor hen te klein uitgevallen. Daarom trokken de nakomelingen van Dan op en streden tegen Lesem, namen het in, sloegen het met de scherpte van het zwaard, namen het in bezit en gingen er wonen. En ze noemden Lesem Dan, naar de naam van hun vader Dan. (HSV)
Ri 1:34 En de Amorieten drongen de kinderen van Dan in het gebergte; want zij lieten hun niet toe, af te komen in het dal. (SV)
2
Ri 18:2 Zo zonden de kinderen van Dan uit hun geslacht vijf mannen uit hun einden, mannen, die strijdbaar waren, van Zora en van Esthaol, om het land te verspieden, en dat te doorzoeken; en zij zeiden tot hen: Gaat, doorzoekt het land. En zij kwamen aan het gebergte van Efraïm, tot aan het huis van Micha, en vernachtten aldaar. (SV)
Van Zora en van Esthaol. Waar ook de Daniet Simson had geleefd.
7
Ri 18:7 Toen gingen die vijf mannen heen, en kwamen te Lais; en zij zagen het volk, hetwelk in derzelver midden was, zijnde gelegen in zekerheid, naar de wijze der Sidoniërs, stil en zeker zijnde; en daar was geen erfheer, die [iemand] om enige zaak schande aandeed in dat land; ook waren zij verre van de Sidoniërs, en hadden niets te doen met enigen mens. (SV)
Laïs. Gelegen in het noorden van het land Israël. Zie Laïs.
Erfheer. Naardense vertaling: "erfgenaam van macht". Herziene Statenvertaling: "machthebber".
Schande aandeed. Herziene Statenvertaling: "lastigviel". Naardense vertaling: "beschaamt".
27
Ri 18:27 Zij dan namen wat Micha gemaakt had, en den priester, die hij gehad had, en kwamen te Lais, tot een stil en zeker volk, en sloegen hen met de scherpte des zwaards, en de stad verbrandden zij met vuur. (SV)
Joz 19:47 Maar het gebied van de nakomelingen van Dan was voor hen te klein uitgevallen. Daarom trokken de nakomelingen van Dan op en streden tegen Lesem, namen het in, sloegen het met de scherpte van het zwaard, namen het in bezit en gingen er wonen. En ze noemden Lesem Dan, naar de naam van hun vader Dan. (HSV)
Laïs. Ook Lesem (= 'Leeuw') genoemd (Joz. 19: 47)[1].
30
Ri 18:30 En de Danieten richtten het gesneden beeld voor zich op. En Jonathan, de zoon van Gersom, de zoon van Mozes, hij en zijn zonen, waren priesters voor de stam van de Danieten, tot op de dag dat het land in ballingschap werd gevoerd. (SV)
De zoon van Mozes. De grondtekst heeft de naam משׂה, d.i. Mozes, of מנשׂה d.i. Manasse; maar de letter נ is niet zonder reden tussen haakjes gezet (=hangende Nun), omdat niet Manasse, maar Mozes bedoeld zou zijn. Waarom de hangende letter Nun? Waarschijnlijk omdat deze nakomeling van Mozes zich zijn stamvader zo onwaardig gemaakt heeft, en zich door zijn werk bij de familie van de latere slechte koning Manasse (2 Kon. 21) gevoegd heeft, heeft men liever deze naam willen lezen, om het aandenken van Mozes in ere te houden. De schrijfwijze met de hangende Nun is zeer oud, zodat ook de Septuaginta "Manasse" vertaalt. In sommige uitgaven van de Septuaginta lezen we: de zoon van Mozes. In de uitgave van Theodoretus lezen we: de zoon van Manasse, de zoon van Gersom de zoon van Mozes. De naam 'Mozes' leest ook de Vulgata en verscheidene Nederlandse vertalingen.
Merkwaardig is het, dat reeds in 1 Kron.23:16 van de kinderen van Gersom alleen de eerstgeborene, Sebuël, genoemd wordt, terwijl het van Eliëzer, Mozes tweede zoon, uitdrukkelijk gezegd wordt, dat hij behalve zijn eerstgeborene, Rehabja, geen andere(n) had. Die naamsverandering in 'Manasse' is ook door Kimchi en andere Joodse leraars erkend.
Bronnen
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Richt. 18:30. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 22 juni 2021.
Statenbijbel uitgegeven door het Nederlandsch Bijbelgenootschap, Amsterdam, 1923. Tekst van de samenvatting van Richt. 18 is onder wijziging verwerkt op 17 aug. 2021.
Voetnoot
- ↑ Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987).