Richteren 16

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

De volgende hoofdstukken van Richteren zijn op Christipedia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Richteren, hoofdstuk: 12345678910111213141516171821

Hoofdstuk Richteren 16 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

In de stad Gaza zich ophoudend wordt Simson door de inwoners belaagd, maar draagt ‘s nachts de deuren van de stadspoort weg (1-3). Zijn minnares Delila, door de vorsten der Filistijnen omgekocht, weet hem eindelijk het geheim van zijn kracht te ontlokken en levert hem weerloos aan zijn vijanden over, die hem, na hem de ogen uitgestoken te hebben, in de gevangenis werpen (4-21). Bij een feest ter ere van de god Dagon moet hij de talrijke toeschouwers vermaken, maar hij roept God aan om kracht en rukt de hoofdpilaren van het heiligdom omver en sterft met zijn vijanden, die hij in groter getale doodt dan voorheen (22-30). Zijn verwanten begraven hem. Hij richtte Israël twintig jaar. (31).

3

Ri 16:3  Maar Simson lag tot middernacht toe; toen stond hij op ter middernacht, en hij greep de deuren van de stadspoort met de beide posten, en nam ze weg met de grendelboom, en legde ze op zijn schouders, en droeg ze opwaarts op de hoogte van de berg, die in het gezicht van Hebron is. (CP[1])

Droeg ze opwaarts op de hoogte van de berg, die in het gezicht van Hebron is.

4

Ri 16:4  En het geschiedde daarna, dat hij een vrouw lief kreeg, aan de beek Sorek, welker naam was Delila. (SV)

Sorek. Is een beekdal.

Eng 'Valley'of Sorek' = dal van Sorek. Hierdoor liep een beek.

7

Ri 16:7  En Simson zei tot haar: Indien zij mij bonden met zeven verse pezen, die niet verdroogd zijn, dan zou ik zwak worden, en wezen als een ander mens. (CP[1])

Pezen. De Statenvertaling heeft "zelen", wat onjuist[2] is en in de Herziene Statenvertaling is verbeterd.

9

Ri 16:9  De achterlage nu zat bij haar in een kamer. Toen zei zij tot hem: De Filistijnen over u, Simson! Toen verbrak hij de pezen, gelijk als een snoertje van grof vlas verbroken wordt, als het vuur ruikt. Zo werd zijn kracht niet bekend. (CP[1])

De achterlage. De mannen die in een hinderlaag lagen.

Als het vuur ruikt. Als het aan het vuur gehouden wordt.

13

Ri 16:13  En Delila zei tot Simson: Tot hiertoe hebt gij met mij gespot, en leugens tot mij gesproken; verklaar mij [toch] [nu], waarmee u zou kunnen gebonden worden. En hij zei tot haar: Indien u de zeven haarlokken van mijn hoofd vlocht aan een weversboom. (CP[1])

Weversboom. Is onderdeel van een weefgetouw. Synoniem: kettingboom[3]. De Herziene Statenvertaling heeft "schering": "Als je de zeven haarlokken van mijn hoofd zou verweven met de schering [van een weefgetouw]".

16

Ri 16:16  En het geschiedde, als zij hem alle dagen met haar woorden perste, en hem moeilijk viel, dat zijn ziel verdrietig werd tot stervens toe; (SV)

Verdrietig werd tot stervens toe. Ook de ziel van Jezus was bedroefd tot de dood toe, zij het om een andere oorzaak.

Mt 26:38  Toen zei Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt met Mij. (Telos)

22

Ri 16:22  En het haar van zijn hoofd begon te groeien, nadat hij geschoren was. (CP[1])

Daar hij op het feest van Dagon tentoongesteld zou worden, had zijn haar in de verstreken tijd nog niet de oorspronkelijke lengte verkregen[2].

23

Simson staat op het punt zich te wreken aan de Filistijnen
Ri 16:23  Toen verzamelden zich de vorsten der Filistijnen, om hun god Dagon een groot offer te offeren, en tot vrolijkheid; en zij zeiden: Onze god heeft onze vijand Simson in onze hand gegeven. (SV)

Tot vrolijkheid. En hun hart werd vrolijk (25).

31

Ri 16:31  Toen kwamen zijn broeders af, en het gehele huis van zijn vader, en namen hem op, en brachten [hem] opwaarts, en begroeven hem tussen Zora en Esthaol, in het graf van zijn vader Manoach; hij nu had Israël gericht twintig jaren. (CP[1])

Begroeven hem tussen Zora en Esthaol. Zie de kaart bij vers 4.

Twintig jaren.

Ri 15:20  En hij richtte Israël, in de dagen der Filistijnen, twintig jaren. (SV)

Bron

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Richt. 16 is onder wijziging verwerkt op 18 juni 2021.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. 2,0 2,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  3. Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.