Jozua (boek)/24

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.
Jozua: 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24

Hoofdstuk 24 van Jozua (boek) wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

In het kort: Gods weldaden. De bondsluiting te Sichem. Dood van Jozua en Eleazar.

Jozua vergadert de Israëlieten te Sichem (1), en door zijn mond herinnert God hun, hoe hun vaderen aan gene zijde der Rivier (Eufraat) gewoond en vreemde goden gediend hebben (2), en Jahweh daarna hun stamvader Abraham in Kanaän gebracht, zijn nakomelingen uit Egypte bevrijd, hen door de woestijn gevoerd en het Overjordaanse in hun macht gegeven heeft (3-8); hoe God Bileam heeft genoodzaakt Israël te zegenen (9-10) en Jericho en het land Kanaän aan hen heeft overgeleverd (11-13). Jozua roept Israël op, zelf te beslissen wie zij zullen dienen: Jahweh of andere goden (14-15). Israël verkiest Jahweh te dienen (16-18). Hierop waarschuwt hij voor ontrouw aan Jahweh en eist dat zij de vreemde goden wegdoen; waartoe het volk zich bereid verklaart (19-24). Het verbond met God wordt gesloten, zijn wet afgekondigd en opgetekend, en een getuigenissteen opgericht (25-27); waarna het volk wordt ontslagen (28). Jozua’s dood en begrafenis (29-30). Israëls trouw aan God bij het leven en tot kort na de dood van Jozua (31). Begrafenis van Jozefs gebeente (32); dood en begrafenis van Eleazar (33).

Joz. 24:1

Joz 24:1  Daarna verzamelde Jozua al de stammen van Israël te Sichem, en hij riep de oudsten van Israël, en deszelfs hoofden, en deszelfs richters, en deszelfs ambtlieden; en zij stelden zich voor het aangezicht van God. (SV)

Een vergadering, als Jozua hier bijeenriep, had ook Mozes ten afscheid toegesproken (Deut. 1).

Te Sichem. Hier had Abraham zijn eerste altaar gebouwd. Hier had Jakob de vreemde goden van zijn familie begraven en een stuk land gekocht (32). Hier had Jozua zegen en vloek over het volk uitgesproken. Hier begroeven zij, na Jozua's dood, de beenderen van Jozef (32).

Joz. 24:2

Joz 24:2  Toen zeide Jozua tot het ganse volk: Alzo zegt de HEERE, de God Israëls: Over gene zijde der rivier hebben uw vaders van ouds gewoond, [namelijk] Terah, de vader van Abraham, en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend. (SV)

Rivier. De Eufraat.

Zij hebben andere goden gediend. Zie 14-15:

Joz 24:14  En nu, vreest den HEERE, en dient Hem in oprechtheid en in waarheid; en doet weg de goden, die uw vaders gediend hebben, aan gene zijde der rivier, en in Egypte; en dient den HEERE. Joz 24:15 Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen! (SV)

Joz. 24:12

Joz 24:12  En Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg van ulieder aangezicht, [gelijk] de beide koningen der Amorieten, niet door uw zwaard, noch door uw boog. (SV)

Horzelen. Of 'horzels'. Zie Horzels (Wikipedia). De NBG51-vertaling heeft 'hoornaars'. Hoornaars, de grootste Nederlandse wespensoort, worden in de volksmond ook vaak horzels genoemd.

Joz. 24:14

Joz 24:14  En nu, vreest den HEERE, en dient Hem in oprechtheid en in waarheid; en doet weg de goden, die uw vaders gediend hebben, aan gene zijde der rivier, en in Egypte; en dient den HEERE. (SV)
Jozua en de vernieuwing van het verbond met Israël (Joz. 24:14-28)

Rivier. De Eufraat.

De goden, die uw vaders gediend hebben, aan gene zijde der rivier.

Joz 24:2  Toen zeide Jozua tot het ganse volk: Alzo zegt de HEERE, de God Israëls: Over gene zijde der rivier hebben uw vaders van ouds gewoond, [namelijk] Terah, de vader van Abraham, en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend. (SV)

Joz. 24:19

Joz 24:19  Toen zeide Jozua tot het volk: Gij zult den HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God; Hij is een ijverig God; Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven. (SV)

Niet vergeven. Hij zal ze niet onbestraft laten, Hij zal genoegdoening willen hebben. De Heer Jezus betaalde onze schuld, verschaft God genoegdoening door in onze plaats te sterven aan het kruis.

Beschouwing

De verzen 1 - 13 in deze mooie en treffende rede van Jozua spreken uitsluitend over de genade en voorzienigheid van God aan Zijn volk bewezen. Met geen enkel woord wordt er gewag gemaakt van hetgeen het volk had gepresteerd. Wij vernemen geen woord over hún overwinningen, over de vijanden, die zíj verslagen hadden, evenmin als wij horen van hun overtredingen en afdwa­lingen. Het was God die de vijanden in hun hand gaf. Alleen over hetgeen hun God met en voor hen gedaan had, spreekt Jozua. Gods voorzienig handelen wordt voorgesteld.

Die goddelijke genade en voorzienigheid zijn de verlustiging van de gelovige ziel. Als wij straks zullen staan voor de troon van de Heer Jezus, dan zullen niet zozeer onze daden, maar bovenal de goedertierenheden van onze God de vreugde van onze ziel uitmaken, en als de kroon der overwinning ons op het hoofd gedrukt wordt, zullen wij die neerwerpen voor de voeten van Gods troon, om Hem, die van alle dingen de bron en de oorzaak is, de lof, de eer en de dankzegging toe te brengen.

Christgelovigen staan in de genade, en roemen in de hoop op de heerlijkheid van God. Naarmate een christen vordert op de weg van het leven, en toeneemt in geestelijke kracht en ervaring, naar die mate zal hij zich meer in de genade van God verblijden, en zal die genade steeds meer worden zijn steun en zijn kracht. Een jonggelovige denkt en spreekt veel over zijn overwinningen; doch een vader in Christus verheugt zich in Hem, die van het be­gin is. De Persoon van Christus trekt hem aan en houdt hem bezig, zodat hij zichzelf en al wat hij deed — al was dit ook door de genade van God gewerkt — vergeet. Alles verliest lang­zamerhand zijn waarde; alles wordt in het ware licht gezien; alle dingen worden beoordeeld naar de gedachte van God. Het gevoel van ontvangen genade vervult de ziel, en het „Niet mij, maar U alleen zij de eer!” wordt door het dankbare en gelukkige hart de Heer toegezongen.

Bronnen

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Joz. 24 is onder wijziging verwerkt op 9 maart 2021.

H.C. Voorhoeve Jzn., De strijd des geloofs. Beschouwing over het boek Jozua ('s Gravenhage: J.N. Voorhoeve, 1926). Tekst van de beschouwing van hoofdstuk 24 is onder wijziging verwerkt op 9 maart 2021.

H. Hoogwerf, Vertelboek voor de Bijbelsche Geschiedenis. Den Haag, J.N. Voorhoeve, ca. 1932.