Numeri 11 is een hoofdstuk van Numeri, een geschrift in de Bijbel, en telt 35 verzen.

Hoofdstukken van Numeri samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34
Verzen van Numeri 11 becommentarieerd: · 1 · 3 · 4 · 13


1

1 En het geschiedde, als het volk zich was beklagende, [dat] het kwaad was in de oren des HEEREN; want de HEERE hoorde het, zodat Zijn toorn ontstak, en het vuur des HEEREN onder hen ontbrandde, en verteerde, in het uiterste des legers. (SV) 

Als het volk zich beklaagde. Klaagde dat het hun slecht ging.

Het vuur des HEEREN. Zie vs. 3.

Onder hen ontbrandde, en verteerde.

Heb 12:29  Immers onze God is een verterend vuur. (Telos)

3

3 Daarom noemde hij den naam dier plaats Thab-era, omdat het vuur des HEEREN onder hen gebrand had. (SV)

Thab-era. Zie Tabera.

De route van het volk Israël van Egypte naar Kanaän.

Rameses (vertrek 15e dag van 1e mnd) → SoekkothEthamPi-Hachiroth → door de Schelfzee → woestijn Etham of SurMaraElim → aan de SchelfzeeWoestijn Sin (aankomst 15e van 2e mnd) → DofkaAloesjRafidim → woestijn Sinaï (aankomst in de 3e mnd) → TaberaKibroth-ThaävaHazeroth → woestijn Paran, Kades → omzwerving gedurende 38 jaren → RithmaRimmon-perezeLibnaRissaKehelatha → gebergte van SaferHaradaMakhelothTachathTharahMithkaHasmonaMoserothBene-jaäkanHor-gidgadJotbathaAbronaEzeon-geber → woestijn Paran, woestijn Zin, Kadesberg Hor, dood van Aäron (in 40e jaar na uittocht, 1e van de 5e maand) → ZalmonaFunonObothIjje-Abarim, in Moab → beek Zered → rivier ArnonBeërMattanaNahaliël, Dibon-GadBamoth, Almon-Diblathaïm → bergen Abarim, Pisga, tegen NeboHesbon → vlakke velden van Moab → ... → Kanaän (aankomst 40 jaar na uittocht).

4

4 En het samenraapsel, dat in het midden van hen was, werd met lust bevangen; daarom zo weenden ook de kinderen Israëls wederom, en zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? (CP[1]) 

Het samenraapsel. Of: het gepeupel. De Herziene Statenvertaling heeft: "het samenraapsel [van vreemdelingen]". Het gaat om 'mengvolk', niet-Israëlieten, die mee waren gegaan. Vergelijk:

Ex 12:38  En veel vermengd volk trok ook met hen op, en schapen, en runderen, gans veel vee. (SV)

Ex 12:38  Ook trok een menigte van allerlei slag met hen mee; en kleinvee en runderen een zeer talrijke veestapel. (NBG51)

Ex 12:38  terwijl er bovendien een grote groep mensen van allerlei herkomst met hen meetrok. Ze voerden enorme kudden schapen, geiten en runderen mee. (NBV'04)

Daarom zo weenden ook de kinderen Israëls. Ze waren aangestoken door het geklaag van het mengvolk.

13

13 Van waar zou ik het vlees hebben, om al dit volk te geven? Want zij wenen tegen mij, zeggende: Geef ons vlees, dat wij eten! (SV)

Vergelijk:

Mt 15:33  En zijn discipelen zeiden tot Hem: Waar krijgen wij in een woestijn zoveel broden vandaan om zo’n grote menigte te verzadigen? (Telos)

Voetnoot

  1. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.