Psalmen (boek)/Psalm 83

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Psalmen (boek):


Psalm 83 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.


Ps. 83:1

Ps 83:1  Een lied, een psalm van Asaf. (83-2) O God! zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God! (SV)

Asaf. Hij was ten tijde van koning David zangmeester èn ziener, zie Asaf.

Ps. 83:2

Ps 83:2  (83-3) Want zie, Uw vijanden maken getier, en Uw haters steken het hoofd op. (SV)

Uw vijanden. De vijanden van Israël zijn tevens vijanden van de God van Israël.

Ps. 83:3

Ps 83:3  (83-4) Zij maken listiglijk een heimelijken aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uw verborgenen. (SV)

Heimelijken aanslag. Deze aanslag is in het verborgene van hun harten bedacht:

Ps 83:5  (83-6) Want zij hebben in het hart te zamen beraadslaagd; tegen U hebben zij een verbond gemaakt; (SV)

De inhoud van deze aanslag wordt in het volgende vers onthuld. Asaf is blijkbaar op de hoogte van hun geheim.

Uw verborgenen. Die God beschermt en beveiligt. Vergelijk:

Ps 27:5  Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen. (SV)

Ps 31:20  (31-21) Gij verbergt hen in het verborgene Uws aangezichts voor de hoogmoedigheden des mans; Gij versteekt hen in een hut voor den twist der tongen. (SV)

Ps. 83:4

Ps 83:4  (83-5) Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan den naam Israëls niet meer gedacht worde. (SV)

De inhoud van de heimelijke aanslag, die beraamd wordt, wordt in dit vers geopenbaard. Asaf weet ervan! Ook vers 12 onthuld iets van hun bedoeling: de 'mooie woningen van God' tot een blijvend bezit nemen.

Ps. 83:5

Ps 83:5  (83-6) Want zij hebben in het hart te zamen beraadslaagd; tegen U hebben zij een verbond gemaakt; (SV)

In het hart. Zie het 'heimelijke' van vers 3.

Te zamen beraadslaagd. Zie vers 3. Ze hebben beraadslaagd tegen Gods volk (vers 3-4).

Tegen U. Vgl. 'Uw vijanden', 'Uw haters' (vers 2).

Ps. 83:6

Ps 83:6  (83-7) De tenten van Edom en der Ismaëlieten, Moab en de Hagarenen; (SV)

De tenten van Edom. Daarin wonen de Edomieten, de nakomelingen van Edom of Ezau. Zij woonden ten zuiden van de Dode Zee.

Ismaëlieten. De nakomelingen van Ismaël, de zoon van Abraham en zijn slavin Hagar. Zij woonden in noordelijk Arabië, een deel van hen in Midian.

Moab. De nakomelingen van Moab, een zoon van Lot (vers 8 spreekt van 'de kinderen van Lot'). Ook Ammon (ver 7) was een zoon van Lot. De Moabieten woonden zuidoostelijk van de Dode Zee. Zie Moab.

Hagarenen. De Hagarenen waren een Arabische stam of verband van stammen. Zij waren een zeer rijk, machtig nomadenvolk. Ze woonden in elk geval in het Overjordaanse, evenals de Moabieten en de Ismaëlieten en deels de Edomieten. Ten tijde van Saul werden zij door de Rubenieten, daarna, hoewel door bondgenoten versterkt, door de Gadieten overwonnen, omdat het Gods bedoeling was, de grenzen van Israel tot aan de Eufraat uit te breiden (1 Kron. 5).

1Kr 5:10 En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde van Gilead. (SV)

Zie Hagarenen.

Ps. 83:7

Ps 83:7  (83-8) Gebal, en Ammon, en Amalek, Palestina met de inwoners van Tyrus. (SV)

Gebal. In het Edomitische gebergte. Zie Gebal.

Ammon. De Ammonieten waren nakomelingen van Lot. Ook Moab (vers 6) was een zoon van Lot. In vers acht worden Ammon en Moab 'de kinderen van Lot' genoemd. De Ammonieten woonden ten oosten van de zuidelijke Jordaanvallei. Zie Ammon.

Amalek. De Amalekieten waren nakomelingen van een kleinzoon van Ezau. Zij waren aartsvijanden van Israël en woonden in de Zuiderland, ten zuiden van Juda. Zie Amalek.

Filistea. De Filistijnen woonden in de kuststreek zuidwestelijk in het land van Israël. Filistea valt voor een groot deel samen met de huidige Gazastrook. De Palestijnen noemen zichzelf Filistijnen.

Tyrus. In kuststad van Fenicië, ten noordwesten van het koninkrijk van David. Zie Tyrus.

Ligging van Tyrus, Edom, Moab, Ammon, Filistea, alle genoemd in deze psalm 83.

Ps. 83:8

Ps 83:8  (83-9) Ook heeft zich Assur bij hen gevoegd; zij zijn den kinderen van Lot tot een arm geweest. Sela. (SV)

Assur. De Assyriërs, die ten tijde van David een groot rijk hadden. Assur en Ninevé waren hun hoofdsteden. De kern van het rijk lag in het tegenwoordige Irak.

De kinderen van Lot. De Moabieten en Ammonieten, de eigenlijke aanleggers van de vijandelijke onderneming[1].

Tot een arm geweest. Assur heeft hen versterkt, zich bij hen gevoegd[1].

Ps. 83:9

Ps 83:9  (83-10) Doe hun als Midian, als Sisera, als Jabin aan de beek Kison; (SV)

Als Midian. Die door Gideon en zijn bende werd verslagen (Richt. 7).

Als Sisera. De krijsoverste van Jabin. Zie Sisera.

Als Jabin. Koning van de Kanaänieten. Zijn krijgsoverste was Sisera. Zie Jabin. Deze Kanaänieten werden door Israël verslagen (Richt 4).

Ps. 83:10

Ps 83:10  (83-11) Die verdelgd zijn te Endor; zij zijn geworden tot drek der aarde. (SV)

Die verlegd zijn te Endor. Die, Sisera en Jabin, zijn verdelgd met hun leger te Endor, tot welke plaats zich het slagveld uitstrekte[1].

Zij zijn geworden tot drek der aarde. Zij zijn in de lijken van de gevallenen geworden tot mest van het land[1].

Ps. 83:11

Ps 83:11  (83-12) Maak hen en hun prinsen als Oreb en als Zeeb, en al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna; (SV)

Hun prinsen. Hun oversten.

Als Oreb en als Zeëb. Oreb en Zeëb waren twee vorsten der Midianieten, die, nadat zij door Gideon verslagen waren, met een gedeelte van het leger de wijk in een zuidelijke richting genomen hadden, maar in hun poging om de Jordaan over te gaan, door de Efraïmieten verhinderd werden. Zij verloren slag en leven

Ri 7:25  En zij vingen twee vorsten der Midianieten, Oreb en Zeeb, en doodden Oreb op den rotssteen Oreb, en Zeeb doodden zij in de perskuip van Zeeb, en vervolgden de Midianieten; en zij brachten de hoofden van Oreb en Zeeb tot Gideon, over de Jordaan. (SV).

Als Zebah en als Zalmuna. Koningen van de Midianieten. Ze werden door Gideon gedood.

Ri 8:21  Toen zeiden Zebah en Tsalmuna: Sta gij op, en val op ons aan, want naar dat de man is, zo is zijn macht. Zo stond Gideon op, en doodde Zebah en Tsalmuna, en nam de maantjes, die aan de halzen hunner kemelen waren. (SV)

Ps. 83:12

Ps 83:12  (83-13) Die zeiden: Laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen. (SV)

Die zeiden. Israëls vijanden genoemd in de verzen 6-8

Laat ons enz. Ze willen Israël niet alleen uitroeien, maar ook Israël in bezit nemen.

De schone woningen Gods. Mogelijke verklaringen: 1. het huis van God, de tempel te Jeruzalem, en de huizen van de Jeruzalemmers. Of 2. ironisch bedoeld, de woningen die Israël op de Kanaänieten veroverd had en die de Israëlieten als giften van God beschouwden.

Ps. 83:13

Ps 83:13  (83-14) Mijn God! maak hen als een wervel, als stoppelen voor den wind. (SV)

Als door God weggeblazen. Zie ook vers 13, 'draaiwind'.

Ps. 83:14

Ps 83:14  (83-15) Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt; (SV)

God is in de uitvoering van strafgericht een verterend vuur.

Ps. 83:15

Ps 83:15  (83-16) Vervolg hen alzo met Uw onweder, en verschrik hen met Uw draaiwind. (SV)

Onweder, draaiwind. Middelen van de natuur die God kan inzetten. Zie ook vers 13.

Ps. 83:16

Ps 83:16  (83-17) Maak hun aangezicht vol schande, opdat zij, o HEERE! Uw Naam zoeken. (SV)

Opdat zij erkennen dat Israël door zijn God geholpen en beschermd wordt en Hem gaan zoeken. Vgl. vers 18:

Ps 83:18  (83-19) Opdat zij weten, dat Gij alleen met Uw Naam zijt de HEERE, de Allerhoogste over de ganse aarde. (SV)

Ps. 83:17

Ps 83:17  (83-18) Laat hen beschaamd en verschrikt wezen tot in eeuwigheid, en laat hen schaamrood worden, en omkomen; (SV)

Beschaamd en verschrikt. Voor de God van Israël.

Omkomen. Een deel van deze vijandige volken, want er blijven er over die God zullen erkennen (verzen 16, 18).

Ps. 83:18

Ps 83:18  (83-19) Opdat zij weten, dat Gij alleen met Uw Naam zijt de HEERE, de Allerhoogste over de ganse aarde. (SV)

Vergelijk vers 16:

Ps 83:16  (83-17) Maak hun aangezicht vol schande, opdat zij, o HEERE! Uw Naam zoeken. (SV)

Toekomstige strekking

Deze psalm schijnt een toekomstige vervulling te krijgen omdat 1. ook thans de Arabische buren van Israël en Irak het volk vijandig gezind zijn. De Jihadistische Palestijnen en Hezbollah in Libanon willen Israël uitroeien. 2. de moslims het land, dat eeuwenlang in hun bezit was, terug willen hebben, 3. God in de moderne geschiedenis al meermalen de staat Israël tegen de vijanden behoed heeft. 4. de omringende volken eens de God van Israël zullen erkennen, waarom Asaf ook bidt.

Eén mening[2] zegt dat de psalm vervuld zal worden vóór de 70ste jaarweek van Daniël, vóór of na de opneming van de gemeente, en vóór de inval van Gog (Ez. 38), en dat de psalm gaat over de laatste Arabisch-Israëlische oorlog, die Israël zal winnen.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Ps. 83.
  2. Bill Salus, The Now Prophecies (2018). Bill Salus, Psalm 83. The Missing Prophecy Revealed (2013), 3 dvd's.