Jeremia 13
Jeremia 13 is een hoofdstuk van het boek Jeremia. Hieronder is een samenvatting en/of commentaar.
■ Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52. |
Samenvatting
1-11 God stelt Israël en Juda voor door een gordel, die kleeft aan de lendenen van een man, maar verdorven wordt en nergens voor deugt. 12-14 God stelt de Judeeërs voor als wijnkruiken, die Hij gaat stukslaan, doordat zij zich tegen elkaar keren. 15-17 Vermaning om Gods woord te horen en Hem te eren, voordat Hij het donker doet worden. 18–27 Vermaning aan de koning en de koningin om zich te vernederen voor Gods aangezicht.
4
4 Neem de gordel, die u gekocht hebt, die aan uw lenden is, en maak u op, [en] ga heen naar Perat, en verberg die daar in de kloof van steenrots.(CP[1])
Perat. Rivier in de woestijn van Juda. In sommige vertalingen voor de Eufraat gehouden, een duiding die onwaarschijnlijk is. Zie Perat.
15
Jer 13:15 Hoort en neemt ter ore, verheft u niet; want de HEERE heeft het gesproken. (SV)
Vermaning door Jeremia, zie vs. 17.
16
Jer 13:16 Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister maakt, en eer uw voeten zich stoten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht wacht, en Hij datzelve tot een schaduw des doods stelle, en tot een donkerheid zette. (SV)
Het werd ook donker, het licht werd door God tot een doodsschaduw gesteld, toen de Heer Jezus aan het kruis hing. De duisternis heerste van 12 tot 15 uur.
Mt 27:45 Van het zesde uur af nu kwam er duisternis over het hele land tot het negende uur toe. (Telos)
21
Jer 13:21 Wat zult u zeggen, wanneer Hij bezoeking over u doen zal, daar u hen geleerd hebt [tot] vorsten, tot een hoofd over u te zijn; zullen u de smarten niet aangrijpen, als een barende vrouw? (CP[1])
Wanneer Hij bezoeking over u doen zal. Door de vijanden van het noorden te doen komen,
Daar u hen. Deze volken.
Geleerd hebt [tot] vorsten, tot een hoofd over u te zijn. U hebt uw wettige vorst, Jahweh, en uw waar opperhoofd, de Koning in de hemel, verlaten en in de plaats daarvan met de Assyriërs en daarna met de Chaldeeën (Jes. 7 en 39) geboeleerd, hen aangehaald als uw minnaars. U hebt door grote geschenken hun gunst gezocht, en daarom zal God hem door hen laten overheersen.
22
Jer 13:22 Wanneer u dan in uw hart zult zeggen: Waarom zijn mij deze dingen overkomen? Om de veelheid van uw ongerechtigheid, zijn uw zomen opgetild, [en] uw hielen hebben geweld geleden. (SV)
Zijn uw zomen opgetild, [en] uw hielen hebben geweld geleden. U bent ontbloot (zie ook vs. 26), gekleed als slaven, barrevoets en met ketens om de enkels, naar Babel weggevoerd.
Een dergelijke afgang is ook de Heer Jezus overkomen: half ontbloot, behandeld als een rebelse slaaf, de voeten doorboord.
Bron
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 13:21-22. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 22 jan. 2022.