Jeremia 38

Uit Christipedia

Jeremia 38 is een hoofdstuk van het boek Jeremia. Hieronder is een samenvatting en/of commentaar.

Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52.

Samenvatting

1-4 De vijandige rijksgroten kunnen niet dulden dat Jeremia voortgaat alle tegenstand tegen Nebukadnezar te ontraden. 5-6. Ze ontvangen van de koning Zedekia volmacht tegen de profeet, waarop zij hem in een put werpen. 7-13 Nu wendt zich de hofbeambte Ebed-melech te zijnen behoeve tot de koning, en krijgt van dezen de opdracht hem uit de put te halen; wat hij met alle zorgvuldigheid doet, waarna Jeremia weer in lichte hechtenis komt. 14-23 Andermaal ontbiedt Zedekia de profeet om een Godspraak; weer ontvangt de koning de raad zich over te geven, waartoe hij, ondanks de krachtige vermaning en waarschuwing van Jeremia, de moed mist. 24-28 Zedekia verbiedt de profeet het onderhoud aan de rijksgroten te vertellen; dezen komen het niet te weten; waarop de profeet in de gevangenhof blijft tot de inneming van de stad.

4

Jer 38:4  Zo zeiden de vorsten tot den koning: Laat toch dezen man gedood worden; want aldus maakt hij de handen der krijgslieden, die in deze stad zijn overgebleven, en de handen des gansen volks slap, alzulke woorden tot hen sprekende; want deze man zoekt den vrede dezes volks niet, maar het kwaad. (SV)

Maar het kwaad. Vergelijk:

Joh 11:48  Als wij Hem zo laten begaan, zullen allen in Hem geloven; en de Romeinen zullen komen en zowel onze plaats als ons volk wegnemen. (Telos)

5

Jer 38:5  En de koning Zedekia zeide: Ziet, hij is in uw hand; want de koning zou geen ding tegen u vermogen. (SV)

Ziet, hij is in uw hand.

Vergelijk:

Joh 19:6  Toen dan de overpriesters en de dienaars Hem zagen, riepen zij aldus: Kruisig, kruisig Hem! Pilatus zei tot hen: Neemt u Hem en kruisigt Hem, want ik vind geen schuld in Hem. (...) Joh 19:15  Zij dan riepen: Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zei tot hen: Moet ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning dan de keizer. Toen leverde hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden. Joh 19:16 Zij dan namen Jezus (Telos)

6

Jer 38:6  Toen namen zij Jeremia en wierpen hem in de kuil van Malchia, de zoon van Hammelech, die in het voorhof der bewaring was, en zij lieten Jeremia neer met touwen; in de kuil nu was geen water, maar slijk; en Jeremia zonk in het slijk. (CP[1])
Profeet Jeremia in een kuil geworpen (Jer. 38:6)

Profeet Jeremia in een kuil geworpen (Jer. 38:6)In de kuil nu was geen water, maar slijk; en Jeremia zonk in het slijk. Vergelijk de toestand die David beschrijft, vooruitziende op de benauwdheid van Christus Jezus:

Ps 69:1  [Een] [psalm] [van] David, voor den opperzangmeester, op Schoschannim. (69-2) Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel. Ps 69:2  (69-3) Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij. (...) Ps 69:14  (69-15) Ruk mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters, en uit de diepten der wateren. Ps 69:15  (69-16) Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten. (SV)

22

Jer 38:22  Ziedaar, al de vrouwen, die in het huis des konings van Juda zijn overgebleven, zullen uitgevoerd worden tot de vorsten des konings van Babel; en zij zullen zeggen: Uw vredegenoten hebben u aangehitst, en hebben u overmocht; uw voeten zijn in de modder gezonken; zij zijn achterwaarts gekeerd! (SV)

Zij zullen zeggen. De weggevoerde vrouwen, zij zullen de spot met u drijven. Zedekia wilde de spot van de overgelopen Joden vermijden (vs. 19), maar krijgt, als hij weigert zich over te geven, te maken met de spot van de hofvrouwen.

Zullen uitgevoerd worden. Met de zonen van Zedekia, zie vs. 23.

Uw vredegenoten. De groten van uw rijk en uw (valse) profeten, die vrede verkondigden.

Uw voeten zijn in de modder gezonken. Jeremia was in de modder van de put gezonken. Dit lot zal, in figuurlijke zin, Zedekia overkomen als hij weigert zich over te geven.

Zij zijn achterwaarts gekeerd. Uw vredegenoten zijn teruggeweken.

26

Jer 38:26  Zo zult gij tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking voor des konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen in Jonathans huis, om aldaar te sterven. (SV)

In Jonathans huis.

Jer 37:15  En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia en sloegen hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, ten huize van Jonathan, den schrijver; want zij hadden dat tot een gevangenhuis gemaakt. (SV)

Ik wierp enz. Dat had Jeremia eerder gedaan.

Jer 37:20  Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch mijn smeking voor uw aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder [in] het huis van Jonathan, den schrijver, opdat ik aldaar niet sterve. (SV)

27

Jer 38:27  Als dan al de vorsten tot Jeremia kwamen, en hem vraagden, verklaarde hij hun, naar al deze woorden, die de koning geboden had; en zij lieten van hem af, omdat de zaak niet was gehoord. (SV)

Naar al deze woorden, die de koning geboden had. Hij vertelde dus de smeekbede die hij eerder (Jer. 37:20) aan de koning had gericht.

De uitleggers zijn het er niet over eens, of het antwoord van Jeremia op de vraag van de vorsten overeenkomstig de waarheid geweest is, of dat de man Gods zich hier van ene leugen zal hebben bediend. Maar van de dood en de gevangenis vol doodsgevaar is tussen de koning en de profeet eerder en wellicht ook nu weer sprake geweest (vgl. Jer. 38:15), en zo zullen wellicht ook nu weer beden van de profeet om die bewaring geschied zijn. De vorsten hadden er geen recht op om alles te vernemen wat gesproken was. Jeremia had de verplichting niet om hun alles te zeggen, te minder daar zij openbare moordenaars waren geworden, wien hij door zijn volle mededeling van het gesprek zelf het mes in de hand zou hebben gegeven om hem te vermoorden.

Bronnen

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Jer. 38 is onder wijziging verwerkt op 5 nov. 2022.

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 38:27. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 5 nov. 2022.

Voetnoot

  1. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.