Jeremia 50

Uit Christipedia

Jeremia 50 is een hoofdstuk van het boek Jeremia. Hieronder is een samenvatting en/of commentaar.

Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52.

Samenvatting

1-46 Profetie tegen Babel en voorzegging van Israëls terugkeer naar zijn land. Een volk uit het noorden zal het trotse Babel innemen en verwoesten, Chaldea beroven en het land tot een wildernis maken, als straf voor de vreugdevolle plundering van Gods erfenis, het land Israël.

1

1 Het woord, dat de HEERE gesproken heeft tegen Babel, tegen het land der Chaldeeën, door den dienst van den profeet Jeremia. (SV) 

Het land der Chaldeeën. Ook genoemd in vs. 8, 25. In dat land, Chaldea, lag de stad Babel.

2

2 Verkondigt onder de heidenen, en doet horen, en werpt een banier op, laat horen, verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen, Bel is beschaamd, Merodach is verpletterd, haar afgoden zijn beschaamd, haar drekgoden zijn verpletterd! (SV) 

Werpt een banier op. Opdat de mensen op dat teken toestromen en de tijding vernemen. De banier kan tegelijk ook een teken van vreugde en overwinning zijn.

Bel ... Merodach. Merodach, bijgenaamd Bel, was een voorname god van Babel; → Bel, Merodach.

3

3 Want een volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan! (SV)

Een volk komt tegen haar op van het noorden.

Jer 51:11  Zuivert de pijlen, rust de schilden volkomenlijk toe; de HEERE heeft den geest der koningen van Medië opgewekt; want Zijn voornemen is tegen Babel, dat Hij haar verderve; want dit is de wraak des HEEREN, de wraak Zijns tempels. (SV)

Van het noorden. Zie vs. 9: "een verzameling van grote volken uit het land van het noorden"; 41, 51:48.

8

8 Vlucht weg uit het midden van Babel, en gaat uit het land der Chaldeeën land; en weest als de bokken voor de kudde heen. (CP[1]) 

Het land der Chaldeeën. Ook genoemd in vs. 1.

Voor de kudde heen. Aan het hoofd van de kudde.

9

9 Want ziet, Ik zal een verzameling van grote volken uit het land van het noorden verwekken, en tegen Babel opbrengen; die zullen zich tegen haar rusten; van daar zal zij ingenomen worden; hun pijlen zullen zijn als eens kloeken helds, geen zal ledig wederkeren. (SV) 

Uit het land van het noorden. Zie vs. 3: "een volk ... van het noorden"; 41; 51:48.

Hun pijlen. Zie ook vs. 14; 51:11.

10

10 En Chaldea zal ten roof zijn; allen, die het beroven, zullen verzadigd worden, spreekt de HEERE. (SV) 

Chaldea. Het land der Chaldeeën (vzn. 1, 8), met Babel als hoofdstad.

11

11 Omdat u zich verblijd hebt, omdat u van vreugde bent opgesprongen, u plunderaars van Mijn erfenis! omdat u dartel geworden bent als een vaars in het jonge groen, [en] hebt gehinnikt als de sterke [paarden]; (CP[1]) 

Ze hebben zodoende gezondigd tegen God (14).

12

12 Zo is uw moeder zeer beschaamd; die u gebaard heeft, is schaamrood geworden; ziet, zij is geworden de achterste der heidenen, een woestijn, dorheid en wildernis. (SV) 

Uw moeder. De stad Babel (vs. 13).

14

14 Rust u tegen Babel rondom, gij allen, die den boog spant! schiet in haar, en spaart de pijlen niet; want zij heeft tegen Jahweh gezondigd. (SV) 

De pijlen. Zie vs. 9, 29; 51:11.

Zij heeft tegen Jahweh gezondigd. Een zonde wordt vermeld in vs. 11.

15

15 Juicht over haar rondom, zij heeft haar hand gegeven; haar fondamenten zijn gevallen, haar muren zijn afgebroken; want dat is des HEEREN wraak, wreekt u aan haar, doet haar, gelijk als zij gedaan heeft! (SV)

Juicht over haar rondom. Zelf is zij eerder van vreugde opgesprongen over haar buit (11).

Zij heeft haar hand gegeven. Zij heeft zich overgegeven.

16

16 Roeit uit van Babel de zaaier, en dien die de sikkel hanteert in de oogsttijd; laat hen vanwege het verdrukkende zwaard zich keren, een ieder tot zijn volk, en vluchten, een ieder naar zijn land. (CP[1]) 

En vluchten. Zie vs. 8: "vlucht weg uit het midden van Babel".

21

21 Tegen het land Dubbel-Verzet, trek tegen hetzelve op, en tegen de inwoners van Bezoeking; verwoest en verban achter hen, spreekt de HEERE, en doe naar alles, wat Ik u geboden heb. (CP[1]) 

Dubbel-Verzet. Of Dubbele-Opstand. De Statenvertaling laat de naam onvertaald: 'Merathaim'. Naam aan het land der Chaldeeën gegeven, dat zich in zijn hoogmoed meer dan alle volken tegen God heeft verheven[2] en zich "tegen Jahweh in strijd gemengd hebt" (24). Babel, "het hart van degenen die tegen Mij opstaan" (51:1), heeft "trots gehandeld tegen Jahweh, de Heilige Israëls" (29).

Bezoeking. Tweede naam aan Babel gegeven. De Statenvertaling laat de naam onvertaald: 'Pekod'. De stad is bestemd om door God bezocht, gestraft te worden (27).

24

24 Ik heb u een strik gezet, en u bent ook gevangen, o Babel!, u wist het niet; u bent gevonden en ook gegrepen, omdat u zich tegen Jahweh [in] [strijd] gemengd hebt. (CP[1]) 

Omdat u zich tegen Jahweh [in] [strijd] gemengd hebt. Vergelijk de naam Dubbel-Verzet (21).

25

25 De HEERE heeft Zijn magazijn opengedaan, en de instrumenten van Zijn gramschap voortgebracht; want dat is een werk van de Heer, Jahweh der heerscharen, in het land van de Chaldeeën. (CP[1]) 

Instrumenten. Of 'gerei', 'vaten'. Misschien is dit zinnebeeld een tegenhanger van de tempelvaten die Nebukadnezar had meegenomen en die Belsazar ontheiligde op zijn feest; vgl. vs. 28: "de wraak van Zijn tempel".

26

26 Komt aan tegen haar van het uiterste, opent haar schuren, vertreedt haar als korenhopen, en verbant ze; laat ze geen overblijfsel hebben. (SV) 

Het uiterste. Luther: "van het einde". Van wat? Sommige vertalingen denken aan het uiterste van het leger: de laatste man van het leger (Leidse vertaling, Petrus Canisius-vertaling, NBG51). Andere aan: het einde van de aarde (Herziene Statenvertaling). Weer andere vertalingen: van alle kanten (NBV'04), uit elke hoek (Darby).

27

27 Doodt met het zwaard al haar varren, laat ze afgaan ter slachting; wee over hen, want hun dag is gekomen, de tijd van hun bezoeking! (CP[1]) 

Varren. Fig. machtigen, vorsten. Zie Var.

Hun dag is gekomen, de tijd van hun bezoeking! Vs. 31.

29

29 Laat [u] horen tegen Babel, u schutters! u allen, die de boog spant! legert u tegen haar rondom, laat niemand van hen ontkomen; vergeldt haar naar haar werk, doet haar naar alles, wat zij gedaan heeft; want zij heeft trots gehandeld tegen Jahweh, tegen de Heilige Israëls. (CP[1]) 

Die de boog spant. Vgl. 9, 14; 51:11.

31

<onlyinclude>31 Ziet, Ik [wil] aan u, gij trotse! spreekt de Heere, de HEERE der heirscharen; want uw dag is gekomen, de tijd, dat Ik u bezoeken zal. </onlyinclude>(SV) 

Trotse! Zie vs. 29. NBG51: 'Driestheid'. Herziene Statenvertaling: 'overmoedige'. NBV'04: 'hoogmoedige stad'. Naardense vertaling: 'onbekookte'.

Uw dag is gekomen, de tijd, dat Ik u bezoeken zal. Vs. 27.

33

33 Zo zegt de HEERE der heirscharen: De kinderen Israëls en de kinderen van Juda zijn te zamen verdrukt geweest; en allen, die hen gevangen hadden, hebben hen vast gehouden; zij hebben hen geweigerd los te laten. (SV) 

Dat geldt ook voor de verdrukking van Israël in Egypte. De farao weigerde hen te laten gaan.

34

34 [Maar] hun Verlosser is sterk, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; Hij zal hun twist zekerlijk twisten, opdat Hij het land in rust brenge, maar de inwoners van Babel beroere. (SV) 

Het land. Sommige vertalen: "de aarde". Waarschijnlijk het door Babel veroverde gebied dat tot heden door Babel in onrust en angst werd gehouden. Minder waarschijnlijk is dat wordt bedoeld het land van Israël.

41

41 Ziet, daar komt een volk uit het noorden; en een grote natie, en geweldige koningen zullen van de zijden der aarde opgewekt worden. (SV)  

Een volk uit het noorden. Zie ook vs. 3, 9; 51:48.

Een grote natie. Zie vs. 9: "een verzameling van grote volken uit het land van het noorden".

Van de zijden der aarde. Of: van de grenzen van de aarde, of van het land.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).