Jeremia 4: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Jeremia commentaar}} == 1 == Jer 4:1 Zo gij u bekeren zult, Israël! spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij; en zo gij uw verfoeiselen van Mijn aangezicht zult wegd...')
 
Regel 42: Regel 42:


''Jer 37:19  Waar zijn nu ulieder profeten, die u geprofeteerd hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land komen.'' (SV)
''Jer 37:19  Waar zijn nu ulieder profeten, die u geprofeteerd hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land komen.'' (SV)

== 10 ==
Jer 4:10  Toen zei ik: Ach, Heere HEERE! waarlijk, U hebt dit volk en Jeruzalem grotelijks bedrogen, zeggende: ulieden zult vrede hebben; daar het zwaard tot aan de ziel raakt. (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
Hoe kan God, die niet liegen kan, 'bedrogen' hebben? Misschien in die zin, dat de mensen zich bedrogen achten in de verwachtingen die zij op grond van de uitspraken van hun (dwaze) profeten zichzelf maakten. Deze profeten volgden hun eigen meningen en beweerden: jullie zullen vrede hebben, er is geen gevaar, terwijl nu toch het tegendeel gekomen is, daar het zwaard tot aan de ziel raakt, het uiterste gevaar reeds nabij gekomen is. Of, 'bedrogen' in die zin, dat God, ten gerichte over de verharding waarin men het woord van de ware profeten niet wilde aannemen, een grote misleiding bereidde, daar Hij de valse profeten toeliet het volk te bedriegen (1 Kon. 22:19-23). Zij hadden van vrede gesproken, nu was geen ontkomen meer mogelijk.

''Jer 6:13  Want van hun kleinste aan tot hun grootste toe pleegt een ieder van hen gierigheid, en van den profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid.'' (SV)

''Eze 13:9  En Mijn hand zal zijn tegen de profeten, die ijdelheid zien, en leugen voorzeggen; zij zullen in de vergadering Mijns volks niet zijn, en in het schrift van het huis Israëls niet geschreven worden, en in het land Israëls niet komen; en gij zult weten, dat Ik de Heere HEERE ben. Eze 13:10  Daarom, ja, daarom dat zij Mijn volk verleiden, zeggende: Vrede, daar geen vrede is; en [dat] de een een lemen wand bouwt, en ziet, de anderen denzelven pleisteren met loze kalk.'' (SV)

''1Kon 22:19  Verder zeide hij: Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir staande nevens Hem, aan Zijn rechter [hand] en aan Zijn linkerhand. 1Kon 22:20  En de HEERE zeide: Wie zal Achab overreden, dat hij optrekke en valle te Ramoth in Gilead? De een nu zeide aldus, en de andere zeide alzo. 1Kon 22:21  Toen ging een geest uit, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden.  1Kon 22:22  En de HEERE zeide tot hem: Waarmede? En hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden, en zult het ook vermogen; ga uit en doe alzo. 1Kon 22:23  Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in den mond van al deze uw profeten gegeven; en de HEERE heeft kwaad over u gesproken.'' (SV)

De leugenprofeten hadden het volk wijsgemaakt, dat het geen inval, geen beleg had te vrezen en het volk had die profeten beschouwd als van God gezonden. Het is daarom dat de profeet Jeremia deze vraag doet. Niet om daarmee te zeggen dat de Heere het volk had bedrogen, maar om daarmee klagend te vragen, waarom de Heere had toegelaten, dat de leugenprofeten het arme volk hadden misleid.

== 11 ==
Jer 4:11  Te dier tijd zal tot dit volk en tot Jeruzalem gezegd worden: Een dorre wind van de hoge plaatsen in de woestijn, van de weg der dochter van Mijn volks; niet om te wannen, noch om te zuiveren. (CP<ref name=":0" />)
Een dorre verzengende wind zal komen van de hoge plaatsen, over de kale rotsen in ‘t oosten, in de woestijn.

''Job 1:19  En zie, een grote wind kwam van over de woestijn, en stiet aan de vier hoeken van het huis, en het viel op de jongelingen, dat ze stierven; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.'' (SV)

'''Van de weg der dochter van Mijn volk.''' Recht op Mijn volk op Juda en Jeruzalem af.

'''Niet om te wannen, noch om te zuiveren.''' Tot wannen en zuiveren kunnen alleen westen- of zuidenwind dienen. De aangekondigde wint komt om los te rukken en te verderven.

''Jer 18:17  Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het aangezicht des vijands; Ik zal hun den nek en niet het aangezicht laten zien, ten dage huns verderfs.'' (SV)

''Job 27:21  De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats.'' (SV)

''Jes 27:8  Met mate hebt Gij met hem getwist, wanneer Gij hem wegstiet; [als] Hij [hem] wegnam door Zijn harden wind, in den dag des oostenwinds.'' (SV)

''Eze 17:10  Ja ziet, zal hij geplant zijnde gedijen? Zal hij niet, als de oostenwind hem aanroert, gans verdrogen? Op de bedden van zijn gewas zal hij verdrogen.'' (SV)


==Bron==
==Bron==
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 4:3, 6, 9. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 11 sept. 2021.  
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 4:3, 6, 9-10. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 11-12 sept. 2021.  


''Jer 37:19  Waar zijn nu ulieder profeten, die u geprofeteerd hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land komen.'' (SV)
''Jer 37:19  Waar zijn nu ulieder profeten, die u geprofeteerd hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land komen.'' (SV)

Versie van 12 sep 2021 15:25

Jeremia 4 is een hoofdstuk van het boek Jeremia. Hieronder is een samenvatting en/of commentaar.

Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52.

1

Jer 4:1 Zo gij u bekeren zult, Israël! spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij; en zo gij uw verfoeiselen van Mijn aangezicht zult wegdoen, zo zwerft niet om. (SV)

Zo zwerft niet om. Herziene Statenvertaling: "en niet [meer] rondzwerft". Rondzwervend op zoek naar hulp van Assur of Egypte of afgoden.

Jer 2:20  Als Ik van ouds uw juk verbroken, [en] uw banden verscheurd had, zo zeidet gij: Ik zal niet dienen; maar op allen hogen heuvel en onder allen groenen boom loopt gij om, hoererende. (SV)

3

Jer 4:3  Want zo zegt de HEERE tot de mannen van Juda, en tot Jeruzalem: Braakt ulieden een braakland, en zaait niet onder de doornen. (SV)

Braakt ulieden een braakland. De spreekwijze is ontleend van de akkerlieden die de aarde, die een tijd leeg en onbebouwd gelegen heeft, door het omploegen van haar oppervlakte zacht en rul maken tot het ontvangen van het zaad. De spreekwijze is figuurlijk: het leven moet van de grond van het hart af anders worden. Wordt voor alle dingen vernieuwd in de geest van uw gemoed.

Hos 10:12  Zaait u tot gerechtigheid, maait tot weldadigheid; braakt u een braakland; dewijl het tijd is den HEERE te zoeken, totdat Hij kome, en over u de gerechtigheid regene. (SV)

Eze 18:31  Werpt van u weg al uw overtredingen, waardoor gij overtreden hebt, en maakt u een nieuw hart en een nieuwen geest; want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls? (SV)

Efe 4:23  en vernieuwd bent in de geest van uw denken, (Telos)

Zaait niet onder de doornen. Ook dit is beeldspraak. De doornen staan voor de verkeerde dingen, de zorgen en wellustigheden van het leven, waardoor arbeid en zaad toch verloren gaan (Matth. 13:7, 22). Het kan niet goed gaan, wanneer het goddelijke en het vleselijke onder elkaar worden gemengd.

5

Jer 4:5  Verkondigt in Juda, en laat het horen te Jeruzalem, en zegt het; ja, blaast de bazuin in het land; roept met volle [stem] en zegt: Verzamelt ulieden, en laat ons ingaan in de vaste steden! (SV)

Blaast de bazuin. Ten teken dat men verzamelen zal; zie Bazuin.

Laat ons ingaan in de vaste steden! Waar wij veiliger zijn en beter tegenstand kunnen bieden.

6

Jer 4:6  Werpt de banier op naar Sion, vlucht met hopen, blijft niet staan! want Ik breng een kwaad aan van het noorden, en een grote breuk. (SV)

Werpt de banier op naar Sion. Opdat al het volk daarheen vluchtte.

7

Jer 4:7  De leeuw is opgekomen uit zijn haag, en de verderver der heidenen is opgetrokken, hij is uitgegaan uit zijn plaats, om uw land te stellen in verwoesting; uw steden zullen verstoord worden, dat er niemand in wone. (SV)

De leeuw. Figuurlijk gezegd van Nebukadnezar, koning van Babel.

Jer 50:17  Israël is een verbijsterd lam, [dat] de leeuwen verjaagd hebben; de eerste, [die] hem heeft opgegeten, was de koning van Assur, en deze de laatste, Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft hem de beenderen verbrijzeld. (SV)

9

Jer 4:9  En het zal te dier tijd geschieden, spreekt de HEERE, [dat] het hart des konings en het hart der vorsten vergaan zal; en de priesters zullen zich ontzetten, en de profeten zich verwonderen. (SV)

En de profeten zich verwonderen. Wanneer hetgeen zij uit hun eigen hart geprofeteerd hebben (Ezech. 13:2 vv.), openlijk tot leugen zal worden. (Jer. 37:19).

Eze 13:2  Mensenkind, profeteer tegen de profeten Israëls, die profeteren, en zeg tot degenen, die uit hun hart profeteren: Hoort des HEEREN woord. (SV)

Jer 37:19  Waar zijn nu ulieder profeten, die u geprofeteerd hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land komen. (SV)

10

Jer 4:10  Toen zei ik: Ach, Heere HEERE! waarlijk, U hebt dit volk en Jeruzalem grotelijks bedrogen, zeggende: ulieden zult vrede hebben; daar het zwaard tot aan de ziel raakt. (CP[1])

Hoe kan God, die niet liegen kan, 'bedrogen' hebben? Misschien in die zin, dat de mensen zich bedrogen achten in de verwachtingen die zij op grond van de uitspraken van hun (dwaze) profeten zichzelf maakten. Deze profeten volgden hun eigen meningen en beweerden: jullie zullen vrede hebben, er is geen gevaar, terwijl nu toch het tegendeel gekomen is, daar het zwaard tot aan de ziel raakt, het uiterste gevaar reeds nabij gekomen is. Of, 'bedrogen' in die zin, dat God, ten gerichte over de verharding waarin men het woord van de ware profeten niet wilde aannemen, een grote misleiding bereidde, daar Hij de valse profeten toeliet het volk te bedriegen (1 Kon. 22:19-23). Zij hadden van vrede gesproken, nu was geen ontkomen meer mogelijk.

Jer 6:13  Want van hun kleinste aan tot hun grootste toe pleegt een ieder van hen gierigheid, en van den profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid. (SV)

Eze 13:9  En Mijn hand zal zijn tegen de profeten, die ijdelheid zien, en leugen voorzeggen; zij zullen in de vergadering Mijns volks niet zijn, en in het schrift van het huis Israëls niet geschreven worden, en in het land Israëls niet komen; en gij zult weten, dat Ik de Heere HEERE ben. Eze 13:10  Daarom, ja, daarom dat zij Mijn volk verleiden, zeggende: Vrede, daar geen vrede is; en [dat] de een een lemen wand bouwt, en ziet, de anderen denzelven pleisteren met loze kalk. (SV)

1Kon 22:19  Verder zeide hij: Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir staande nevens Hem, aan Zijn rechter [hand] en aan Zijn linkerhand. 1Kon 22:20  En de HEERE zeide: Wie zal Achab overreden, dat hij optrekke en valle te Ramoth in Gilead? De een nu zeide aldus, en de andere zeide alzo. 1Kon 22:21  Toen ging een geest uit, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden.  1Kon 22:22  En de HEERE zeide tot hem: Waarmede? En hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden, en zult het ook vermogen; ga uit en doe alzo. 1Kon 22:23  Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in den mond van al deze uw profeten gegeven; en de HEERE heeft kwaad over u gesproken. (SV)

De leugenprofeten hadden het volk wijsgemaakt, dat het geen inval, geen beleg had te vrezen en het volk had die profeten beschouwd als van God gezonden. Het is daarom dat de profeet Jeremia deze vraag doet. Niet om daarmee te zeggen dat de Heere het volk had bedrogen, maar om daarmee klagend te vragen, waarom de Heere had toegelaten, dat de leugenprofeten het arme volk hadden misleid.

11

Jer 4:11  Te dier tijd zal tot dit volk en tot Jeruzalem gezegd worden: Een dorre wind van de hoge plaatsen in de woestijn, van de weg der dochter van Mijn volks; niet om te wannen, noch om te zuiveren. (CP[1])

Een dorre verzengende wind zal komen van de hoge plaatsen, over de kale rotsen in ‘t oosten, in de woestijn.

Job 1:19  En zie, een grote wind kwam van over de woestijn, en stiet aan de vier hoeken van het huis, en het viel op de jongelingen, dat ze stierven; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. (SV)

Van de weg der dochter van Mijn volk. Recht op Mijn volk op Juda en Jeruzalem af.

Niet om te wannen, noch om te zuiveren. Tot wannen en zuiveren kunnen alleen westen- of zuidenwind dienen. De aangekondigde wint komt om los te rukken en te verderven.

Jer 18:17  Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het aangezicht des vijands; Ik zal hun den nek en niet het aangezicht laten zien, ten dage huns verderfs. (SV)

Job 27:21  De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. (SV)

Jes 27:8  Met mate hebt Gij met hem getwist, wanneer Gij hem wegstiet; [als] Hij [hem] wegnam door Zijn harden wind, in den dag des oostenwinds. (SV)

Eze 17:10  Ja ziet, zal hij geplant zijnde gedijen? Zal hij niet, als de oostenwind hem aanroert, gans verdrogen? Op de bedden van zijn gewas zal hij verdrogen. (SV)

Bron

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 4:3, 6, 9-10. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 11-12 sept. 2021.  

Jer 37:19  Waar zijn nu ulieder profeten, die u geprofeteerd hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land komen. (SV)

Andere hoofdstukken

Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52.
  1. 1,0 1,1 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.