Jozua (boek)/10

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.
Jozua: 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24

Hoofdstuk 10 van Jozua (boek) wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Joz. 10:8

Joz 10:8  Want de HEERE had tot Jozua gezegd: Vrees u niet voor hen, want Ik heb ze in uw hand gegeven; niemand van hen zal voor uw aangezicht bestaan. (SV)

De HEERE had tot Jozua gezegd. Het schijnt dat Jozua dit keer, anders dan bij de Gibeonieten, God gevraagd had.

Joz. 10:10

Joz 10:10  En de HEERE verschrikte hen voor het aangezicht van Israël; en hij sloeg hen met een groten slag te Gibeon, en vervolgde hen op den weg, waar men naar Beth-horon opgaat, en sloeg hen tot Azeka en tot Makkeda toe. (SV)

Tot Azeka en tot Makkeda toe. Zie onderstaande kaart voor de ligging van deze plaatsen.

Veldtochten van Jozua in het midden en zuiden van Kanaän
Door Jozua achtereenvolgens ingenomen steden van Kanaän (Joz. 6, 8, 10-12).

Steden: JerichoAiMakkedaLibnaLachisEglonHebronDebirHazor → en andere steden (Joz. 12)

Joz. 10:24

Joz 10:24  En het geschiedde, als zij die koningen uitgebracht hadden tot Jozua, zo riep Jozua, al de mannen van Israël, en hij zeide tot de oversten des krijgsvolks, die met hem getogen waren: Treedt toe, zet uw voeten op de halzen dezer koningen. En zij traden toe, en zetten hun voeten op hun halzen. (SV)

Vernedering, overweldiging, overwinning. Vergelijk:

Ro 16:20  De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden. De genade van onze Here Jezus zij met u! (NBG51)

Ro 16:20  De God nu van de vrede zal de satan spoedig onder uw voeten verpletteren. De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u! (Telos)

Joz. 10:28

Joz 10:28   Op die dag nam ook Jozua Makkeda in, en sloeg haar met de scherpte des zwaards; daartoe verbande hij haar koning, hen en alle ziel die daarin was; hij liet geen overigen overblijven; en hij deed de koning van Makkeda, gelijk als hij de koning van Jericho gedaan had. (CP[1])

Gelijk als hij de koning van Jericho gedaan had. Zie ook vers 30. Wat hij aan de koning van Jericho gedaan had, kunnen wij afleiden uit wat hij aan de koning van Ai deed.

Joz 8:2  Gij nu zult aan Ai en haar koning doen, gelijk als gij aan Jericho en haar koning gedaan hebt; behalve dat gij haar roof en haar vee voor ulieden roven zult; stel u een achterlage tegen de stad, van achter dezelve. (SV)

De koning van Ai werd omgebracht en aan een hout gehangen tot aan zonsondergang. Daarna werd zijn lichaam weggeworpen.

Joz 8:29  En den koning van Ai hing hij aan een hout, tot aan den avondstond; en omtrent den ondergang der zon gebood Jozua, dat men zijn dood lichaam van het hout afname; en zij wierpen het aan de deur der stadspoort, en richtten daarop een groten steenhoop, zijnde tot op dezen dag. (SV)

Voetnoot

  1. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.