Jeremia 10: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 5: Regel 5:


== 2 ==
== 2 ==
Jer 10:2  Zo zegt de HEERE: Leert de weg der heidenen niet, en ontzet u niet voor de tekenen des hemels, omdat zich de heidenen daarvoor ontzetten. (CP<ref>Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
Jer 10:2  Zo zegt de HEERE: Leert de weg der heidenen niet, en ontzet u niet voor de tekenen des hemels, omdat zich de heidenen daarvoor ontzetten. (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
'''De weg der heidenen.''' Hun inzettingen (vs. 2) en gebruiken. Dit gedeelte richt zich op de religieuze weg der heidenvolken, hun afgoderij.
'''De weg der heidenen.''' Hun inzettingen (vs. 2) en gebruiken. Dit gedeelte richt zich op de religieuze weg der heidenvolken, hun afgoderij.


Regel 29: Regel 29:


== 10 ==
== 10 ==
Jer 10:10  Maar de HEERE God is de Waarheid, Hij is de levende God, en een eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid beeft de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet verdragen. (SV)
Jer 10:10  Maar Jahweh is God, in waarheid, Hij is de levende God, en een eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid beeft de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet verdragen. (CP<ref name=":0" />)
''[[Openbaring 6#16|Opb 6:16]]  en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam;  Opb 6:17  want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?'' (Telos)
''[[Openbaring 6#16|Opb 6:16]]  en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam;  Opb 6:17  want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?'' (Telos)


== Voetnoot ==
== 11 ==
Jer 10:11  (Aldus zult ulieden tot hen zeggen: De goden, die de hemel en de aarde niet gemaakt hebben, zullen vergaan van de aarde, en van onder deze hemel.) (CP<ref name=":0" />)
'''Ulieden.''' De volksgenoten van Jeremia, de Judeeërs.

== 13 ==
Jer 10:13  Als Hij Zijn stem geeft, zo is er een gedruis van wateren in den hemel, en Hij doet de dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen, en doet den wind voortkomen uit Zijn schatkameren. (SV)

== 14 ==
Jer 10:14  Een ieder mens is onvernuftig geworden, zodat hij geen wetenschap heeft, een ieder goudsmid is beschaamd van het beeld; want zijn gietsel is leugen; en er is geen geest in hen. (CP<ref name=":0" />)
'''Beeld ... gietsel.''' De Statenvertaling heeft 'gesneden beeld' en 'gegoten beeld'. In het Hebreeuws zijn het twee zelfstandige naamwoorden zonder bijvoeglijke naamwoorden. 'Gesneden beeld' doet denken aan beeld van houtsnijwerk, aan iets gesnedens, maar dat is hier, bij de goudsmid, waarschijnlijk niet het geval. Het Hebreeuwse ''pecel'' kan ook gewoon 'beeld' betekenen, zo is het 4x vertaald in de Statenvertaling en 10x in de NBG51-vertaling.

'''Er is geen geest in hen.''' Er komt een tijd, in de eindtijd, dat het menselijk maaksel, in casu het beeld van het Beest, een geest (of adem) krijgt. Hiervoor zal de valse profeet zorgen.

''[[Openbaring 13|Opb 13]]:15  En hem werd [macht] gegeven om een geest te geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zelfs zou spreken, en zou maken dat allen die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden.'' (HSV)

== 16 ==
Jer 10:16  Jakobs deel is niet gelijk die, want Hij is de Formeerder van alles, en Israël is de stam van Zijn erfenis; HEERE der heirscharen is Zijn Naam. (CP<ref name=":0" />)
'''De stam van Zijn erfenis.''' Statenvertaling: "roede Zijner erfenis". Beide vertalingen zijn mogelijk, doch het Hebreeuwse woord wordt veel vaker vertaald door 'stam', zowel in het Statenvertaling als in de NBG51-vertaling. De "stam van Zijn erfenis" betekent: het volk dat Zijn erfelijk bezit is. De "roede Zijner erfenis" betekent zoiets als: het volk dat Hem toebehoort en waarover Hij de scepter voert<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). </ref>.

== 18 ==
Jer 10:18  Want zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de inwoners van het land op ditmaal wegslingeren, en zal ze benauwen, opdat zij vinden. (CP<ref name=":0" />)
'''Opdat zij vinden.''' Wat of wie vinden? Statenvertaling: "het vinden". Herziene Statenvertaling: "het ondervinden". NBV2004: "men zal ze weten te vinden". Naardense vertaling: "mij zullen vinden". Canisius-vertaling: "Mij mogen vinden".

== Voetnoten ==

Versie van 17 dec 2021 21:22

Jeremia 10 is een hoofdstuk van het boek Jeremia. Hieronder is een samenvatting en/of commentaar.

Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52.

Samenvatting

1-16 God vermaant Israël om niet de heidenen na te volgen. De afgoden zijn ijdel en nutteloos. 17-21 God zal de inwoners van het land wegslingeren. Weeklacht. 22-24 Dreiging uit het Noorden. 25 Roep om Gods straf over de heidenen.  

2

Jer 10:2  Zo zegt de HEERE: Leert de weg der heidenen niet, en ontzet u niet voor de tekenen des hemels, omdat zich de heidenen daarvoor ontzetten. (CP[1])

De weg der heidenen. Hun inzettingen (vs. 2) en gebruiken. Dit gedeelte richt zich op de religieuze weg der heidenvolken, hun afgoderij.

3

Jer 10:3  Want de inzettingen der volken zijn ijdelheid; want het is hout, dat men uit het woud gehouwen heeft, een werk van des werkmeesters handen met de bijl. (SV)

De inzettingen der volken. Hier, zo blijkt uit het verband, op het terrein van de godsdienst.

5

Jer 10:5  Zij zijn gelijk een palmboom van dicht werk, maar kunnen niet spreken; zij moeten gedragen worden, want zij kunnen niet gaan; vreest niet voor hen, want zij kunnen geen kwaad doen, ook is er geen goeddoen bij hen. (SV)

Een palmboom van dicht werk. Uit één stuk hout gehakt en gesneden. Andere vertalers denken aan een vogelverschrikker: "een vogelverschrikker op een komkommerveld" (HSV); "een vogelverschrikker in een komkommerveld" (NBG51). "Een staak in een moestuin" heeft de Naardense vertaling.

7

Jer 10:7  Wie zou U niet vrezen, Gij Koning der heidenen? Want het komt U toe; omdat toch onder alle wijzen der heidenen, en in hun ganse koninkrijk, niemand U gelijk is. (SV)

In hun ganse koninkrijk. In het hele gebied waarover zij heersen.

9

Jer 10:9  Uitgerekt zilver wordt van Tarsis gebracht, en goud van Ufaz, [tot] [een] werk des werkmeesters en van de handen des goudsmids; hemelsblauw en purper is hun kleding, een werk der wijzen zijn zij al te zamen. (SV)

Uitgerekt zilver. Plaatzilver.

Hemelsblauw en purper is hun kleding. Wat zo'n afgod voor heerlijks aan heeft.

Een werk der wijzen. Een werk van bekwame kunstenaars.

10

Jer 10:10  Maar Jahweh is God, in waarheid, Hij is de levende God, en een eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid beeft de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet verdragen. (CP[1])

Opb 6:16  en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam;  Opb 6:17  want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan? (Telos)

11

Jer 10:11  (Aldus zult ulieden tot hen zeggen: De goden, die de hemel en de aarde niet gemaakt hebben, zullen vergaan van de aarde, en van onder deze hemel.) (CP[1])

Ulieden. De volksgenoten van Jeremia, de Judeeërs.

13

Jer 10:13  Als Hij Zijn stem geeft, zo is er een gedruis van wateren in den hemel, en Hij doet de dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen, en doet den wind voortkomen uit Zijn schatkameren. (SV)

14

Jer 10:14  Een ieder mens is onvernuftig geworden, zodat hij geen wetenschap heeft, een ieder goudsmid is beschaamd van het beeld; want zijn gietsel is leugen; en er is geen geest in hen. (CP[1])

Beeld ... gietsel. De Statenvertaling heeft 'gesneden beeld' en 'gegoten beeld'. In het Hebreeuws zijn het twee zelfstandige naamwoorden zonder bijvoeglijke naamwoorden. 'Gesneden beeld' doet denken aan beeld van houtsnijwerk, aan iets gesnedens, maar dat is hier, bij de goudsmid, waarschijnlijk niet het geval. Het Hebreeuwse pecel kan ook gewoon 'beeld' betekenen, zo is het 4x vertaald in de Statenvertaling en 10x in de NBG51-vertaling.

Er is geen geest in hen. Er komt een tijd, in de eindtijd, dat het menselijk maaksel, in casu het beeld van het Beest, een geest (of adem) krijgt. Hiervoor zal de valse profeet zorgen.

Opb 13:15  En hem werd [macht] gegeven om een geest te geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zelfs zou spreken, en zou maken dat allen die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden. (HSV)

16

Jer 10:16  Jakobs deel is niet gelijk die, want Hij is de Formeerder van alles, en Israël is de stam van Zijn erfenis; HEERE der heirscharen is Zijn Naam. (CP[1])

De stam van Zijn erfenis. Statenvertaling: "roede Zijner erfenis". Beide vertalingen zijn mogelijk, doch het Hebreeuwse woord wordt veel vaker vertaald door 'stam', zowel in het Statenvertaling als in de NBG51-vertaling. De "stam van Zijn erfenis" betekent: het volk dat Zijn erfelijk bezit is. De "roede Zijner erfenis" betekent zoiets als: het volk dat Hem toebehoort en waarover Hij de scepter voert[2].

18

Jer 10:18  Want zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de inwoners van het land op ditmaal wegslingeren, en zal ze benauwen, opdat zij vinden. (CP[1])

Opdat zij vinden. Wat of wie vinden? Statenvertaling: "het vinden". Herziene Statenvertaling: "het ondervinden". NBV2004: "men zal ze weten te vinden". Naardense vertaling: "mij zullen vinden". Canisius-vertaling: "Mij mogen vinden".

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).