Genesis/Hoofdstuk 7

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Genesis 7)
Genesis > Hoofdstuk 7
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 7 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Gen. 7:1

Ge 7:1  Daarna zei de HEERE tot Noach: Ga u, en uw hele huisgezin in de ark; want u heb Ik gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht. (CP[1])

Uw hele huisgezin. Daartoe behoorden ook zijn drie schoondochters.

Ge 8:16  Ga uit de ark, gij, en uw huisvrouw, en uw zonen, en de vrouwen uwer zonen met u. (SV)

Omdat Noach rechtvaardig was, werd zijn hele huisgezin behouden. Omdat Jezus rechtvaardig was, worden allen behouden die in Hem geloven en daardoor bij Hem horen.

Heb 2:13  En opnieuw: ‘Zie, Ik en de kinderen die God Mij gegeven heeft’. (Telos)

Rechtvaardig.

Ge 6:9  Dit [zijn] de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God.

Spr 11:4  Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid; maar de gerechtigheid redt van den dood. (SV)

Spr 11:6  De gerechtigheid der vromen zal hen redden; maar de trouwelozen worden gevangen in [hun] verkeerdheid. (SV)

Petrus noemt Noach 'een prediker van de gerechtigheid'.

2Pe 2:5  en als Hij de oude wereld niet gespaard, maar Noach, een prediker van de gerechtigheid, een van de acht, behoed heeft toen Hij de zondvloed over de wereld van de goddelozen bracht; (Telos)

Dit geslacht.

Flp 2:15  opdat u onberispelijk en rein bent, onbesproken kinderen van God temidden van een krom en verdraaid geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld, Flp 2:16  terwijl u het woord van het leven vertoont, mij tot roem tegen de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs gelopen of tevergeefs gearbeid heb. (Telos)

Gen. 7:2-3

Ge 7:2  Van alle rein vee zult gij tot u nemen zeven [en] zeven, het mannetje en zijn wijfje; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje.  Ge 7:3  Ook van het gevogelte des hemels zeven [en] zeven, het mannetje en het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde. (SV)

Zeven [en] zeven. Zeven paartjes. Het paarsgewijs komen is al in 6:20 aangegeven.

Ge 6:20  Van het gevogelte naar zijn aard, en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard, twee van elk zullen tot u komen, om [die] in het leven te behouden. (SV)

Van het gevogelte des hemels. Waarschijnlijk van 'al het rein gevogelte' ook zeven paartjes per soort. Van de reine vogels nam Noach na de zondvloed om aan God te offeren.

Ge 8:20  En Noach bouwde den HEERE een altaar; en hij nam van al het reine vee, en van al het rein gevogelte, en offerde brandofferen op dat altaar. (SV)

Gen. 7:5

Ge 7:5  En Noach deed, naar al wat de HEERE hem geboden had. (SV)

Dat had hij ook eerder gedaan, vóór Gods aanwijzing van de verzen 2 en 3.

Ge 6:22  En Noach deed het; naar al wat God hem geboden had, zo deed hij. (SV)

Gen. 7:9

Ge 7:9  kwamen er twee [aan] twee naar Noach in de ark, mannelijk en vrouwelijk, zoals God aan Noach geboden had. (SV)

Twee [aan] twee. Paarsgewijze. Van de reine dieren (2) en de vogels (3) kwamen zeven paren.

Zoals God aan Noach geboden had. In vs. 1, 5 staat 'Jahweh' (de HEERE), hier en in vs. 16 staat 'God'. Jahweh is de naam van Israëls verbondsgod, die offers aanneemt. 'God' verwijst naar de Schepper en Onderhouder van de dieren.[2]

Gen. 7:13

Ge 7:13  Even op diezelfde dag ging Noach, en Sem, en Cham, en Jafeth, Noachs zonen, desgelijks ook Noachs huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark; (CP[1])

Op diezelfde dag. De dag dat de vloed kwam (vers 11) en het gezin, dat eerder zijn spullen in de ark gebracht had (na Gods opdracht in vers 1) nu in de ark zijn intrek nam. Of de dag dat Noach de opdracht kreeg om in de ark te gaan (vers 1).

Gen. 7:16

Ge 7:16  En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje, van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE sloot achter hem toe. (SV)

God ... En de HEERE. Twee verschillende aanduidingen; zie vs. 9.

De HEERE sloot achter hem toe. Verscheen Jahweh om de deur te sluiten, of hoorde Noach slechts het afsluiten van de deur?

Vergelijk:

Mt 25:10  Toen zij echter weggingen om te kopen, kwam de bruidegom; en zij die gereed waren, gingen met hem naar binnen naar de bruiloft, en de deur werd gesloten. (Telos)

Gen. 7:21

Ge 7:21 En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf den geest, van het gevogelte, en van het vee, en van het wild gedierte, en van al het kruipend gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens. (SV)
'De ark is gesloten'. Schilderij door Jan van 't Hoff (GospelImages.nl).

Gen. 7:24

Ge 7:24  En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen. (SV)

Honderd en vijftig dagen. Nadat de fonteinen van de afgrond en de sluizen van de hemel geopend waren. Na deze 150 dagen namen de wateren weer af.

Ge 8:2  Ook werden de fonteinen des afgronds, en de sluizen des hemels gesloten, en de plasregen van den hemel werd opgehouden. Ge 8:3  Daartoe keerden de wateren weder van boven de aarde, heen en weder vloeiende, en de wateren namen af ten einde van honderd en vijftig dagen. (SV)

'De Ark op het water'. Schilderij door Jan van 't Hoff (GospelImages.nl).

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling
  2. Over dit verschil in dit tekstverband, zie J.N. Voorhoeve, Onvereffenbare tegenstrijdigheden des Bijbels? 's-(Gravenhage: J.N. Voorhoeve, 2e druk, 1907), blz. 11-12.