Genesis/Hoofdstuk 22

Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 18 jul 2020 om 11:33 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Gen. 22:2 == Ge 22:2  En Hij zei: Neem nu uw zoon, uw enige, dien u liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Genesis > Hoofdstuk 22
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 22 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Gen. 22:2

Ge 22:2  En Hij zei: Neem nu uw zoon, uw enige, dien u liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, die Ik u zeggen zal. (CP[1])

Uw enige. Izak was Abrahams tweede zoon, maar de enige die hij nog bij zich had. Bovendien, Izak is een beeld van Jezus, Gods eniggeboren Zoon.

Hoe oud Izak was, weten wij niet. Het was nog een "jongen" (vers 5, 12). Misschien getuigt ook zijn gehoorzaamheid, waardoor hij zich laat binden (vers 9), van zijn jonge leeftijd. En ook het feit dat Abraham zijn zoon op het altaar "legde" (vers 9), wijst op een leeftijd dat de jongen nog niet zo zwaar was.

Die u liefhebt. Waarom zegt God dit nu? Gaat hij het verzoek zo niet moeilijker voor Abraham maken? Veeleer wil God ons openbaren dat Hij Zijn eigen zoon liefhad: de Heer Jezus, van wie Izak een beeld is. En, ja, het is moeilijker iemand op te offeren die je liefhebt. Gods verzoek, opdracht, was een beproeving voor Abraham (Heb. 11:17).

Moria. De naam betekent 'door God uitgekozen'. Zie Moria.

Brandoffer. Een bloedig slachtoffer, dat verbrand wordt. Zie Brandoffer.

Die ik u zeggen zal. De richting wordt nu aangewezen, de ene berg later. Zo was het ook bij Abrahams roeping: 'het land dat ik U wijzen zal'

Ge 12:1  De HEERE nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal. (HSV)

Gen. 22:3

Ge 22:3  Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongeren met zich, en Izak zijn zoon; en hij kloofde hout tot het brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, die God hem gezegd had. (SV)

Toen stond Abraham des morgens vroeg op. Hij zal geen oog dicht hebben gedaan. Ook toen hij Ismaël en Hagar moest wegsturen, stond hij 's morgens vroeg op (Gen. 21: 14).

Gen. 22:4

Ge 22:4  Op de derde dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre. (CP[1])

Op de derde dag. Jezus kwam op de derde dag aan het einde van zijn leven op aarde.

Lu 13:32  En Hij zei tot hen: Gaat heen en zegt tot die vos: Zie, Ik drijf demonen uit en volbreng genezingen, vandaag en morgen, en op de derde dag kom Ik aan het einde. (Telos)

Gen. 22:5

Ge 22:5  En Abraham zeide tot zijn jongeren: Blijft gij hier met den ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar; als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren. (SV)

Dan zullen wij tot u wederkeren. Niet 'ik', maar 'wij'. Hoe is dat mogelijk, als Izak gedood en geofferd moest worden? Abrahams gedachten hebben na Gods verzoek misschien heeft 'stilgestaan', maar vervolgens zijn ze gaan tollen tot ze bij een overweging uitkwamen waaraan Abraham zich heeft vastgeklampt.

Heb 11:17  Door het geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Izaak geofferd, en hij die de beloften aangenomen had, offerde zijn eniggeborene, Heb 11:18  van wie gesproken was: ‘In Izaak zal uw nageslacht genoemd worden’. Hij heeft overwogen, dat God machtig was hem zelfs uit de doden op te wekken, (Telos)

Gen. 22:6

Ge 22:6  En Abraham nam het hout des brandoffers, en legde het op Izak, zijn zoon; en hij nam het vuur en het mes in zijn hand, en zij beiden gingen samen. (SV)

Abraham nam het hout des brandoffers, en legde het op Izak, zijn zoon. Izak droeg het hout, waarop hij geofferd moest worden; Jezus droeg het kruis waaraan hij geofferd zou worden.

Joh 19:17  en terwijl Hijzelf zijn kruis droeg, ging Hij uit naar de plaats die Schedel plaats heet, die in het Hebreeuws Golgotha heet, (Telos)

Zij beiden gingen samen. De Vader was met zijn Zoon, toen deze naar het kruis ging.

Joh 16:32  Zie, er komt een uur en het is gekomen, dat u verstrooid zult worden, ieder naar het zijne, en u Mij alleen zult laten; en toch ben Ik niet alleen, omdat de Vader met Mij is. (Telos)

Gen. 22:8

Ge 22:8  En Abraham zei: God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon! Zo gingen zij beiden samen. (CP)

God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien. En dat is ook letterlijk gebeurd: een ander fysiek brandoffer dan Izak. Maar, later, nam niemand anders de plaats van Gods Zoon in, toen Deze bij de offerplaats kwam. Alleen Gods zoon kon door Zijn offer onze zonden verzoenen.

Zo gingen zij beiden samen. Zie vers 6.

Gen. 22:9

Ge 22:9  En zij kwamen tot de plaats, die hem God gezegd had; en Abraham bouwde aldaar een altaar, en hij schikte het hout, en bond zijn zoon Izak, en leide hem op het altaar boven op het hout. (SV)

De plaats, die God hem gezegd had. Dat was een van de bergen van het land Moria (vers 2).

En bond zijn zoon Izak, en leide hem op het altaar boven op het hout. Wat met er in het gemoed van deze jongen zijn omgegaan! Jezus, van wie Izak een vóórbeeld is, zei:

Lu 12:50  ... hoe benauwt het Mij, totdat het is volbracht. (Telos)

De zielsworsteling in Gethsemané is een toonbeeld van die benauwdheid.

Gen. 22:10

Ge 22:10  En Abraham strekte zijn hand uit, en nam het mes om zijn zoon te slachten. (SV)

Wat moet er in het gemoed van Abraham zijn omgegaan? Hij kon alleen nog maar steunen op Gods belofte.

Heb 11:17  Door het geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Izaak geofferd, en hij die de beloften aangenomen had, offerde zijn eniggeborene, Heb 11:18  van wie gesproken was: ‘In Izaak zal uw nageslacht genoemd worden’. Hij heeft overwogen, dat God machtig was hem zelfs uit de doden op te wekken, (Telos)

Gen. 22:11

Ge 22:11  Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel, en zeide: Abraham, Abraham! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik! (SV)

De Engel des HEEREN. Dat is God Zelf (vers 12), de Heer Jezus Zelf, die het Woord van God en God Zelf is (Joh. 1:1).

Gen 22:12

Ge 22:12  Toen zei Hij: Strek uw hand niet uit naar de jongen, en doe hem niets! want nu weet Ik, dat u God vrezend [bent], en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden. (CP[1])

Strek uw hand niet uit naar de jongen. God zal dat later wel doen naar Zijn eigen Zoon.

Zac 13:7  Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen; sla dien Herder, ... (SV)

Jes 53:10  Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen; ... (SV)

Uw zoon, uw enige. Zie vers 2.

Joh 3:16  Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. (Telos)

1Jo 4:9  Hierin is de liefde van God ten aanzien van ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij zouden leven door Hem. (Telos)

Mij niet hebt onthouden. God Zelf onthield Zijn Zoon niet aan ons.

Voetnoot


  1. 1,0 1,1 1,2 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.