Genesis/Hoofdstuk 50
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal. Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb. |
Genesis:
- Hoofdstuk 1
- Hoofdstuk 11
- Hoofdstuk 12
- Hoofdstuk 13
- Hoofdstuk 14
- Hoofdstuk 15
- Hoofdstuk 16
- Hoofdstuk 17
- Hoofdstuk 18
- Hoofdstuk 19
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 20
- Hoofdstuk 21
- Hoofdstuk 22
- Hoofdstuk 23
- Hoofdstuk 24
- Hoofdstuk 25
- Hoofdstuk 26
- Hoofdstuk 27
- Hoofdstuk 28
- Hoofdstuk 29
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 30
- Hoofdstuk 31
- Hoofdstuk 32
- Hoofdstuk 33
- Hoofdstuk 34
- Hoofdstuk 35
- Hoofdstuk 36
- Hoofdstuk 37
- Hoofdstuk 38
- Hoofdstuk 39
- Hoofdstuk 4
- Hoofdstuk 40
- Hoofdstuk 41
- Hoofdstuk 42
- Hoofdstuk 43
- Hoofdstuk 44
- Hoofdstuk 45
- Hoofdstuk 46
- Hoofdstuk 47
- Hoofdstuk 48
- Hoofdstuk 49
- Hoofdstuk 5
- Hoofdstuk 50
- Hoofdstuk 6
- Hoofdstuk 7
- Hoofdstuk 8
- Hoofdstuk 9
- Onderwerpen
Hoofdstuk 50 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.
Samevatting
Jozef beweent zijn vader en doet hem balsemen (1-3). Nadat de Egyptenaren hem beweend hebben, voert Jozef het lijk, met Faro's verlof en aanzienlijke geleide, naar Kanaän (4--9), alwaar het na grote rouwklage begraven wordt in Abrahams erfbegraafplaats (10-13). De broers, in Egypte teruggekeerd, verzoeken Jozef ootmoedig om vergeving voor hun vroegere zonde (14-21). Jozefs ouderdom en nakroost (22-23). Hij doet zijn broers zweren aangaande het wegvoeren van zin gebeente; hij sterft en wordt gebalsemd (24-26).
Gen. 50:11
Ge 50:11 Als de inwoners des lands, de Kanaänieten, dien rouw zagen op het plein van het doornbos, zo zeiden zij: Dit is een zware rouw der Egyptenaren; daarom noemde men haar naam Abel-mizraïm, die aan het veer van de Jordaan is. (SV)
Abel-mizraïm. D.i. 'Klacht der Egyptenaren'[1]. Zie Abel-Mizraïm.
Gen. 50:19
Ge 50:19 En Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats van God? (SV)
Vreest niet. Zie ook vers 21.
Gen. 50:21
Ge 50:21 Nu dan, vreest niet! Ik zal u en uw kleine kinderen onderhouden. Zo troostte hij hen, en sprak naar hun hart. (SV)
Vreest niet. Zie ook vers 19.
Gen. 50:23
Ge 50:23 En Jozef zag van Efraïm kinderen, van het derde gelid; ook werden de zonen van Machir, den zoon van Manasse, op Jozefs knieën geboren. (SV)
Het derde gelid. Eerste gelid: eigen kinderen. Tweede gelid: kleinkinderen. Derde gelid: achterkleinkinderen[1].
Op Jozefs knieën geboren. Hij heeft de pasgeborenen op zijn knieën gehad. Vergelijk:
Ge 30:3 En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in; dat zij op mijn knieën bare, en ik ook uit haar gebouwd worde. (SV)
Het zou ook kunnen zijn dat met de uitdrukking aangeduid moet worden, dat Jozef het kroost opvoedde en verzorgde, welke taak anders van de moeder is toevertrouwd, maar die misschien door Jozef is behartigd, opdat hij er zich van verzekeren mocht, dat al de zijnen in de voorvaderlijke godsdienst werden opgeleid[2].
Voetnoot
- ↑ 1,0 1,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
- ↑ Aldus Philippus Samuël van Ronkel (1829-1890), wiens mening wordt aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).