Genesis/Hoofdstuk 41

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 41 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

In het kort: Jozef wordt onderkoning in Egypte. — Farao heeft tot tweemaal toe een veelbetekenende droom (1-7), en als niemand zijn dromen kan uitleggen, maakt de schenker gewag van Jozef (8-13). Deze legt ze uit (14-32) en geeft er goede raad bij (33-36). Hij, 30 jaar oud, wordt daarom aangesteld tot onderkoning en krijgt van Farao een vrouw, Asnath (37-46). Hij neemt maatregelen tegen de aanstaande hongersnood (47-49). Hij krijgt twee zonen, Manasse en Efraïm (50-52). De hongersnood begint en Jozef voorziet in de nood van de Egyptenaren en van mensen uit alle landen die bij hem koren komen kopen (53-57).

Gen. 41:1

Ge 41:1 En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, dat Farao droomde, en ziet, hij stond aan de rivier. (SV)

Ten einde van twee volle jaren. Na de gevangenneming van Jozef of na de dromen van de schenker en de bakker.

Ps 105:18  Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam [in] de ijzers. Ps 105:19  Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. Ps 105:20  De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. (SV)

In die gevangenistijd, in 'de kuil' (40:15; 41:14) heeft het woord van God hem doorlouterd.

Dat Farao droomde.

Spr 21:1  Des konings hart is in de hand des HEEREN [als] waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil. (SV)

De rivier. De voor Egypte’s welvaart zo belangrijke Nijl. God geeft een droom die past bij de leefwereld van de Farao.

Gen. 41:4

Ge 41:4  En die koeien, lelijk van aanzien, en dun van vlees, aten op die zeven koeien, schoon van aanzien en vet. Toen ontwaakte Farao. (SV)

Aten op die zeven koeien. En bleven toch lelijk en mager als tevoren (vs. 21).

Ge 41:21  Dewelke in haar buik inkwamen; maar men merkte niet, dat ze in haar buik ingekomen waren; want haar aanzien was lelijk, gelijk als in het begin. Toen ontwaakte ik. (SV)

Gen. 41:5

Ge 41:5  Daarna sliep hij en droomde andermaal; en ziet, zeven aren rezen op, in een halm, vet en goed. (SV)

Zeven aren ... in een halm. Een bewijs van vruchtbaarheid.

Gen. 41:32

Ge 41:32  En aangaande, dat die droom aan Farao ten tweeden maal is herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten is, en dat God haast, om dezelve te doen. (SV)

Ten tweeden maal is herhaald. Een tweetal dromen van Jozef hadden de eerste aanleiding van zijn ellende doen komen; een ander tweetal dromen, die van de oversten van de schenkers en bakkers, waren voor hem de eerste aanleiding tot bevrijding uit de ellende van de gevangenis; en een derde tweetal dromen, die van de koning, baanden hem de weg tot grootheid en aanzien. Ook hier bespeuren wij iets iets van die evenredigheden en aangrijpende samentreffingen van de overeenkomst, die de heilsgeschiedenis boven elke andere als het bijzonder werk van Gods eigen hand kenmerken.

Omdat de zaak van God vastbesloten is. Ook Jozef had, vroeger, twee dromen gedroomd die dezelfde betekenis hadden: de droom van de schoven en die van de hemellichamen.

Gen. 41:38

Ge 41:38  Zo zeide Farao tot zijn knechten: Zouden wij wel een man vinden als dezen, in welken Gods Geest is? (SV)

Jozef werd een unieke man bevonden, een waarin de Geest van God is. Hierin is hij een type van Jezus, in Wie de Geest van God werkte.

Gen. 41:43

Ge 41:43 En hij deed hem rijden op den tweeden wagen, dien hij had; en zij riepen voor zijn aangezicht: Knielt! Alzo stelde hij hem over gans Egypteland.  (SV)

Knielt! Zo zal ook eens alle knie voor Jezus buigen.

Flp 2:9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, Flp 2:10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, Flp 2:11 en elke tong belijdt dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader. (Telos)

Gen. 41:52

Ge 41:52  En den naam des tweeden noemde hij Efraïm; want, [zeide] [hij] God heeft mij doen wassen in het land mijner verdrukking. (SV)

Efraïm. De naam betekent: "dubbel vruchtbaar", zie Efraïm.

Gen. 41:57

Ge 41:57  En alle landen kwamen in Egypte tot Jozef, om te kopen; want de honger was sterk in alle landen. (SV)

Alle landen kwamen ... tot Jozef, om te kopen.

Opb 22:17  En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; laat hij die wil, het levenswater nemen om niet. (Telos)

Mic 4:2 En vele heidenen zullen henengaan, en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. (SV)

Bronnen

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Gen. 41 is onder wijziging verwerkt op 30 dec. 2020.

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 41. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 7 jan. 2021.