Genesis/Hoofdstuk 49

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 49 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

In het kort: Jakobs zegen. — Jakob ontbiedt zijn zonen, om hun de toekomst te voorzeggen (1). Na een inleiding (2), spreekt hij hen één voor één toe: Ruben (3-4), Simeon en Levi (5-7), Juda (8-12), Zebulon (13), Issaschar (14-15), Dan (16-18), Gad (19), Aser (20), Naftali (21), Jozef (22-26) en Benjamin (27); zo zegent hij de twaalf stammen (28).

Gen. 49:4

Ge 49:4  Snelle afloop als der wateren, u zult de voortreffelijkste niet zijn! want u hebt uws vaders leger beklommen; toen hebt u [het] geschonden; hij heeft mijn bed beklommen! (CP[1])

Snelle afloop als der wateren. Het Hebreeuwse woord dat hier "snelle afloop" vertaald is, betekent eigenlijk het uitvloeien, het opbruisen, als van kokend water. Ruben was onbezonnen en overhaastig in zijn optreden. Deze hier aangegeven karaktertrek van Ruben openbaarde zich eveneens in het aanbieden van zijn twee zonen tot bloedwraak (Gen. 35:22). Later openbaarde hij zich in de opstand van Dathan en Abiram, die, in vereniging met de Leviet Korach, een aandeel in het priesterschap wilden verkrijgen, wellicht zich de eerstgeboorte van hun vader herinnerende. Later verlangt de stam Ruben met die van Gad zijn erfdeel reeds aanstonds in het veroverde gebied aan de overzijde van de Jordaan (Num.32:1 vv.). Het verlangen werd toegestaan, onder voorwaarde, dat zij eerst mede de strijd om Kanaän ten einde zouden brengen. Daardoor komt Ruben in een afgezonderde toestand aan de zuidwestelijke grenzen boven de Arnon. Ook in het oprichten van een altaar aan de Jordaan bij hun terugkeren (Joz 22), openbaarde zich weer een haastigheid, die een burgeroorlog zou hebben doen ontstaan, indien zij zich niet nog tijdig verontschuldigd hadden.

U hebt uws vaders leger beklommen; toen hebt u [het] geschonden; hij heeft mijn bed beklommen! Ruben pleegde ontucht met Bilha.

Ge 35:22  En het geschiedde, als Israël in dat land woonde, dat Ruben heenging, en lag bij Bilha, zijns vaders bijwijf; en Israël hoorde het. ... (SV)

1Kr 5:1  ... Ruben nu, den eerstgeborene van Israël; (want hij was de eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed ontheiligd had, werd zijn eerstgeboorte gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van Israël; doch niet [alzo], dat hij zich in het geslachtsregister naar de eerstgeboorte rekenen mocht; (SV)

Gen. 49:13

Ge 49:13  Zebulon zal aan de haven der zeeën wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon. (SV)

Aan de haven der zeeën wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen. Het aan Zebulon (= "Bijwoning") toegemeten land (Joz 19.10-16) reikte niet helemaal tot aan de zee, maar de stam Zebulon woonde dicht genoeg bij de zee om van de zeevaart voordeel te trekken; vgl. de profetie van Mozes, die van Zebulon en Issaschar zegt: "zij zullen de overvloed der zeeën zuigen" (De 33.19)[2]. Zebulon noch Issaschar lagen geografisch aan de Middellandse Zee of aan het meer van Kinnereth.

De 33:18 En van Zebulon zeide hij: Verheug u, Zebulon! over uw uittocht, en Issaschar! over uw hutten. De 33:19  Zij zullen de volken tot den berg roepen; daar zullen zij offeranden der gerechtigheid offeren; want zij zullen den overvloed der zeeën zuigen, en de bedekte verborgen dingen des zands. (SV)

Zebulon zal naar zijn naam "bijwoning" aan de haven van de zeeën wonen, en hij zal aan de haven van de schepen wezen. Uit zijn woonplaats in het land der belofte volgens (Joz.19:10 vv.) ziet hij voor zich naar de Middellandse Zee, naar het strand, waar schepen aanlanden, en zijn zijde heeft de richting naar Sidon; deze aanraking met de Fenicische wereldhandel zal hij tot zijn voordeel gebruiken, en deze zal hem aanzienlijke welvaart verschaffen (Deut.33:18).

Sidon. Niet zozeer de stad als wel het land Fenicië, waarvan Sidon de voornaamste stad was[3].

Bronnen

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Gen. 49 is onder wijziging verwerkt op 1 feb. 2021.

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 49:4. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt.

Voetnoten

  1. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987), commentaar bij Gen. 49:8-12.
  3. John Gill's Expositor, commentaar bij Gen. 49:13