Het boek van de profeet Jeremia is een boek in de Bijbel. De naam Jeremia betekent: "de Here bevestigt of verheft."

De profeet Jeremia. Schilderij door James Tissot (1836 – 1902)

Jeremia profeteerde in Juda en wel tijdens de regeringen van JosiaJojakim en Zedekia, vóór en tijdens de val van Jeruzalem (2 Kon. 23 – 25; 2 Kron. 34 – 36). Hij profeteerde ongeveer 50 jaren lang. Veel, zeer veel heeft hij in Jeruzalem te lijden gehad, doordat zijn zending en opdrachten werden miskend.

Toch is hij het overblijfsel van zijn volk op hun vlucht naar Egypte gevolgd (Jer. 43:6), ondanks de waarschuwingen die hij tot hen richtte. De martelingen die hij heeft moeten ondergaan, zijn een bewijs tot welke dingen zijn ongelovige landgenoten in staat waren.

Indeling

Het boek Jeremia telt twee en vijftig hoofdstukken en kan als volgt worden ingedeeld:

Hfdst. 1. Inleiding. De roeping van Jeremia.

Hfdst. 2 - 20. Profetieën tegen Juda.

Hfdst. 21 - 29. Verval van het koninklijk huis en van Jeruzalem.

Hfdst. 30 - 33. De toekomst en het herstel van volk en land, van koningschap en priesterdienst.

Hfdst. 34 - 45. Bijzonderheden betreffende de Rechabieten, het verbranden van de boekrol, de gevangenschap van Jeremia, de inneming van Jeruzalem, de moord op Gedalja en de vlucht naar Egypte.

Hfdst. 46 - 51. Profetieën over Egypte, de Filistijnen, Moab, Ammon, Edom, de Arabieren en Babel.

Hfdst. 52. Aanhangsel: het lot van Jeruzalem; Nebukadnezar; Evil-Merodach; Jojachin in Babel. 

De hoofdstukken zijn slechts ten dele naar tijdsorde gerangschikt.

Geschiedkundig verband

Sjabloon:Tijdbalk Israël 650-550 v.C.

Zonde van Juda

In het boek worden tal van zondige gedragingen en en misstanden in Juda aan de kaak gesteld. Ze hangen samen met de onwetendheid en ongehoorzaamheid van het volk.

Onkunde en onwil. Gods volk kende God niet (Jer. 9:3), noch het recht van God niet (Jer. 8:8), ofschoon men meende wijs te zijn en de wet van Jahweh te bezitten (Jer. 8:8). De wijzen hadden Gods woord echter verworpen (Jer. 8:9). Men had God vergeten (13:25) en wandelde naar het goeddunken van het hart (9:14). Men vertrouwde op leugen (13:25).

Jer 9:6  U woont te midden van bedrog, door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE. (HSV)

Jer 9:13  En de HEERE zeide: Omdat zij Mijn wet, die Ik voor hun aangezicht gegeven had, verlaten hebben, en naar Mijn stem niet gehoord, noch daarnaar gewandeld hebben; (SV)

Afgoderij. De Judeeërs hadden lief, dienden, wandelden na, zochten, bogen zich neer voor de zon, de maan en de sterren (Jer. 8:2). Men werd opgevoed met verering van Baäl (9:14). Er werden in Juda véél goden en altaren gevonden en véél burgers vereerden die valse goden.

Jer 13:27  uw overspeligheid en uw gehinnik, uw schandalige hoererij. Op de heuvels [en] in het veld heb Ik uw afschuwelijke [afgoden] gezien. ... (HSV)

Jer 11:13  Immers, het aantal van uw goden is [even groot als] uw steden geworden, Juda, en u hebt [evenveel] altaren gemaakt voor die schande [als] het aantal straten van Jeruzalem, altaren om reukoffers te brengen aan de Baäl. (...) Jer 11:15  Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis [te doen], terwijl zij de schanddaad [met] velen doet, en het [offer]vlees van het heiligdom van u zal wijken? [Ja,] wanneer u kwaad [doet], dan springt u op van vreugde. (HSV)

Aan de verering van de Babylonisch-Assyrische godin Isjtar droegen hele gezinnen hun steentje bij. Hierover zei God tot Jeremia:

Jer 7:17  Ziet gij niet wat zij doen in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem?  Jer 7:18  De kinderen rapen hout, de vaders steken vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te maken voor de koningin des hemels en zij brengen plengoffers aan andere goden teneinde Mij te krenken. Jer 7:19  Ben Ik het, die zij krenken? luidt het woord des HEREN. Doen zij het zichzelf niet, tot beschaming van hun aangezicht? Jer 7:20  Daarom, zo zegt de Here HERE: Zie, mijn grimmige toorn giet zich uit te dezer plaatse over mens en dier, over het geboomte des velds en de vrucht van de bodem, en brandt zonder geblust te worden. (NBG51)

In het huis van God had men afgodsbeelden - verfoeiselen in de ogen van God - geplaatst.

Jer 7:30  Want de kinderen van Juda hebben gedaan, dat kwaad is in Mijn ogen, spreekt de HEERE; zij hebben hun verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, om dat te verontreinigen. (SV)

Ten zuiden van Jeruzalem, in het dal Ben-Hinnom, lieten Judeeërs hun kinderen levend verbranden, waardoor ze in dat 'moorddal' (Jer. 7:32) omkwamen.

Jer 7:31  En zij hebben de hoogten van Tofet gebouwd, die in het dal Ben-Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochters in het vuur te verbranden. Dat heb Ik niet geboden en is niet in Mijn hart opgekomen. (HSV)

Leugen en bedrog. Er werd veel gelogen (Jer. 9:3). De Jeruzalemmers hielden vast aan bedrog; profeet en priester, allen pleegden bedrog (Jer. 8: 5v). Mensen konden elkaar niet meer vertrouwen:

Jer 9:4  Laat eenieder voor zijn naaste op zijn hoede zijn, en vertrouw op geen enkele broeder, want elke broeder doet niet anders dan bedriegen, en elke vriend gaat rond [met] lasterpraat. Jer 9:5  Eenieder bedriegt zijn naaste, zij spreken niet de waarheid. Zij leren hun tong leugens te spreken, zij vermoeien zich met onrecht doen. Jer 9:6  U woont te midden van bedrog, door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE. (HSV)

Haat. Men hield een schijn van vreedzaamheid op.

Jer 9:8  Hun tong is een moordende pijl, bedrog spreekt hij. Met zijn mond spreekt men van vrede met zijn naaste, maar in zijn binnenste legt men hem een hinderlaag. (HSV)

Overspel. De overspelers waren talrijk.

Jer 9:2  Och, had ik in de woestijn [maar] een kamp voor reizigers! Ik zou mijn volk verlaten, ik zou bij hen weggaan, want zij zijn allen overspelers, een trouweloos gezelschap. (HSV)

Winstbejag. Iedereen pleegde gierigheid, aasde op winst (Jer. 8:10).

Jer 8:10  ... Want van klein tot groot is ieder van hen uit op winst. Van profeet tot priester, pleegt ieder van hen bedrog. (HSV)

Erger. Men ging voort van boosheid tot boosheid (Jer. 9:3).

Jer 9:3  Zij spannen hun tong [als] hun boog. [Met]leugen en niet met betrouwbaarheid zijn zij in het land sterk geworden, want zij gaan voort van slechtheid tot slechtheid, en Mij kennen ze niet, spreekt de HEERE. (HSV)

Valse profeten. Er waren valse profeten die door valse gezichten en bedriegerijen van hun eigen hart het volk een valse vrede beloofden.

Jer 14:13  Toen zei ik: Ach, Heere HEERE, zie, die profeten zeggen tegen hen: U zult geen zwaard zien en honger zult u niet krijgen, maar Ik zal u een duurzame vrede geven in deze plaats. Jer 14:14  De HEERE zei tegen mij: Die profeten profeteren vals in Mijn Naam. Ik heb hen niet gezonden, Ik heb hun geen opdracht gegeven en Ik heb niet tot hen gesproken. Zij profeteren u een leugenvisioen, waarzeggerij, holle praat en bedrog van hun [eigen] hart. (HSV)

Onbekeerlijk. Het volk te Jeruzalem was onbekeerlijk.

Jer 8:5  Waarom keert [dan] dit volk te Jeruzalem af [met] een altoosdurende afkering? Zij houden vast aan bedrog, zij weigeren weder te keren. (SV)

Straf

Jeremia voorzegde dat Juda met haar hoofdstad Jeruzalem zou worden verwoest en ontledigd, door een vijandelijke macht uit het noorden (9:9, 11-12; 10:22), die Juda zou wegvoeren (Jer. 13:19-20)

Jer 9:9  Zou Ik hun deze dingen niet vergelden? spreekt de HEERE, of zou Mijn ziel zich op een volk als dit niet wreken? (...) Jer 9:11  Ik zal van Jeruzalem steenhopen maken, een verblijf[plaats] van jakhalzen, Ik zal van de steden van Juda een woestenij maken, zodat niemand er [meer] woont. (HSV)

Jer 10:22  Een geluid van een gerucht! Zie, het komt! Een groot gedreun uit het land in het noorden, om de steden van Juda te maken [tot] een woestenij, een verblijf[plaats] van jakhalzen. (...) Jer 10:25  Stort Uw grimmigheid uit over de heidenvolken die U niet kennen, over de geslachten die Uw Naam niet aanroepen. Zij hebben immers Jakob verslonden, ja, hem verslonden, aan hem een einde gemaakt, en zijn woonplaats verwoest. (HSV)

Jer 13:19  De steden in het Zuiderland zijn gesloten, niemand is er die opendoet. Heel Juda is weggevoerd, volledig weggevoerd. Jer 13:20  Sla uw ogen op en zie wie daar uit het noorden komen! ... (HSV)

God zou Juda verstrooien als een stoppel door de wind weggeblazen.

Jer 13:24  Ik zal hen verspreiden als stoppels die wegstuiven door de woestijnwind. (HSV)

Belangrijke profetieën

  • Bijzonder belangrijk is de aankondiging van de rechtvaardige Spruit, de Here onze gerechtigheid, dus van Christus (Hfdst. 23: 5, 6; 33: 15, 16)
  • De aankondiging van de terugkeer uit Babel na 70 jaren (Jer. 25: 11, 12). 
  • De profetie over de terugkeer van de twaalf stammen (Hfdst. 30)
  • De aankondiging van het nieuwe verbond met Israël, Gods aardse volk (Hfdst. 31 – 33).

Commentaar

Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52.

Meer informatie

Ger de Koning, Jeremia en Klaagliederen, Toegelicht & toegepast 24 en 25. Uitgeverij Daniel, 2020, 2e druk. Pagina's: 582. Nu lezen op kingcomments.com. Download pdf van oudesporen.nl. E-book ePub-formaat. E-book Mobi-formaat. Productinfo over de papieren versie.

J. Tiesema, De wenende profeet; beschouwing over de profetie van Jeremia. Oude Sporen, 2009. 275 pagina’s. Download (pdf bestand) van OudeSporen.nl.

J.N. Darby, "Het bijbelboek Jeremia", uit: Synopsis, deel 4. ca. 27 pagina’s. Download (pdf-bestand) van DeBijbelVoorJou.nl 

Zie ook

Jeremia (profeet)

Bron

Voor de eerste versie van dit artikel is, onder toestemming, gebruik gemaakt van tekst uit H. Moll, Wat zegt Gods Woord over ...?, deel 3, blz. 62-63. Oostburg: W.J Pieters, z.j.