Jesaja (boek)/Hoofdstuk 33

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Jesaja (boek):


Hoofdstuk 33 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

Tegen de verwoestende en plunderende volken, de vijanden van Sion, zal God opstaan als een verterend vuur en zijn macht betonen. Jahweh zal verhoogd worden en Sion behouden en vervullen met gericht en gerechtigheid.

Jes. 33:1

Jes 33:1  Wee u, gij verwoester, die niet verwoest zijt, en gij, die trouwelooslijk handelt, waar men niet trouwelooslijk tegen u gehandeld heeft! Als gij het verwoesten zult volbracht hebben, zult gij verwoest worden; als gij het trouweloos handelen zult voleind hebben, zal men trouwelooslijk tegen u handelen. (SV)

De verwoester en trouweloze handelt niet op grond van wedervergelding, maar hij zal vergolden worden naar zijn boze werken.

Verwoester. Zie vers 8.

Jes. 33:3

Jes 33:3  Van het geluid des rumoers zullen de volken wegvlieden; van Uw verhoging zullen de heidenen verstrooid worden.

Uw verhoging. Zie vers 10.

Jes. 33:4

Jes 33:4  Dan zal jullie buit verzameld worden, gelijk de kevers verzameld worden; men zal daarin ginds en weder huppelen, gelijk de sprinkhanen ginds en weder huppelen. (CP[1])

Jullie buit verzameld worden. Zie vers 23.

Jes. 33:5

Jes 33:5  De HEERE is verheven, want Hij woont [in] de hoogte; Hij heeft Sion vervuld met gericht en gerechtigheid. (SV)

Verheven. Zie vers 10.

Jes. 33:10

Jes 33:10  Nu zal Ik opstaan, zegt de HEERE, nu zal Ik verhoogd worden, nu zal Ik verheven worden. (SV)

Opstaan. Vgl. het (op)staan van de Heer Jezus Christus toen Stefanus werd gestenigd.

Jes. 33:11

Jes 33:11  Gijlieden gaat met stro zwanger, gij zult stoppelen baren; uw geest zal u [als] vuur verslinden. (SV)

Vuur. Zie vers 14.

Jes. 33:14

Jes 33:14  De zondaren te Sion zijn verschrikt; beving heeft de huichelaren aangegrepen; [zij] [zeggen]: Wie is er onder ons, die bij een verterend vuur wonen kan? Wie is er onder ons, die bij een eeuwigen gloed wonen kan? (SV)

Zondaren. Van dezen worden in 15v. de rechtvaardigen onderscheiden

Verschrikt. Zie vers 18.

Jes. 33:17

Jes 33:17  Uw ogen zullen den Koning zien in Zijn schoonheid; zij zullen een ver gelegen land zien. (SV)

Koning. Zie vers 22 ("Jahweh is onze Koning") en 32:1v.

Jes. 33:18

Jes 33:18  Uw hart zal de verschrikking overdenken, [zeggende]: Waar is de schrijver? Waar is de betaalsheer? Waar is hij, die de torens telt? (SV)

Betaaalheer. D.i. de weger, die het gewicht van het ingeleverd goud en zilver moest onderzoeken[2].

Jes. 33:19

Jes 33:19  Gij zult niet [meer] dat stuurse volk zien, het volk, dat zo diep van spraak is, dat men het niet horen kan, van belachelijke tong, hetwelk men niet verstaan kan. (SV)

Dat stuurse volk. De Assyriërs[2].

Diep van spraak enz. De Assyriërs spraken een Semitische taal. Deze klonk voor een Jood vreemd, zoals het Fries of Duits vreemd klink voor een Nederlander die deze talen niet geleerd heeft.

Jes. 33:21

Jes 33:21  Maar de HEERE zal aldaar bij ons heerlijk zijn, het zal zijn een plaats van rivieren, van wijde stromen; geen roeischuit zal daar doorvaren, en geen treffelijk schip zal daar overvaren. (SV)

Een plaats van rivieren, van wijde stromen. Denk ook aan de rivier die uit de toekomstige tempel zal stromen.

Jes. 33:22

Jes 33:22  Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning. Hij zal ons behouden. (SV)

Behouden. Zie ook vers 2, "wees ... onze behoudenis ten tijde der benauwdheid".

De HEERE is onze koning. Zie vers 17 en 32:1v.

Jes. 33:23

Jes 33:23  Uw touwen zijn slap geworden, zij zullen hun mastboom niet kunnen recht stijf houden, zij zullen het zeil niet uitspannen; dan zal de roof van een overvloedige buit uitgedeeld worden, [zelfs] zullen de lammen de roof roven. (CP[1])

Roof van een overvloedige buit uitgedeeld worden. Zie vers 4.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. 2,0 2,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).