Jesaja (boek)/Hoofdstuk 30

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Jesaja (boek):


Hoofdstuk 30 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

De profetie in dit hoofdstuk schijnt evenals die in het vorige betrekking te hebben op het naderend gevaar van Jeruzalem en de verwoesting van Juda door Assur (vers 31). God waarschuwt het weerspannige Juda tegen het nutteloos zoeken van hulp bij Egypte. Israël zal in benauwdheid en verdrukking komen, maar God zal zich over het volk ontfermen. Israël zal de afgoden wegdoen en God zal het land zegenen. Hij zal Israël genezen. Zie, Hij zal verschijnen als een verterend vuur en Assur te morzel slaan, en Israël zal zich verblijden.

Jes. 30:1

Jes 30:1  Wee den kinderen, die afvallen, spreekt de HEERE, om een raadslag te maken, maar niet uit Mij, en om een verdrag te sluiten, maar niet [uit] Mijn Geest, om zonde tot zonde te doen; (CP[1])

Afvallen. Van God (9v) of van Assyrië.

Niet uit mij, ... niet uit Mijn Geest. Zonder met God te rekenen en zonder Hem te vragen (2).

Jes. 30:4

Jes 30:4  Wanneer zijn vorsten zullen geweest zijn tot Zoan, en zijn gezanten zullen gekomen zijn tot nabij Chanes; (SV)

Zijn vorsten. De oversten die Israël tot het gewenste verbond (tegen Assyrië) als onderhandelaars afzendt.

Zoan ... Chanes. Bestuurlijke steden in Egypte.

Jes. 30:5

Jes 30:5  Hij zal hen allen beschaamd maken door een volk, dat hun geen nut kan doen, noch tot hulp, noch tot voordeel, maar tot schande en ook tot smaadheid zijn zal. (SV)

Een volk. Het volk van Egypte of van Koesj, dat Egypte toentertijd beheerste.

Jes. 30:6

Jes 30:6  De last der beesten, van het zuiden, naar het land des angstes, en der benauwdheid, van waar de sterke leeuw en de oude leeuw is, de basilisk en de vurige vliegende draak; hun goederen zullen zij voeren op den rug der veulens, en hun schatten op de bulten der kemelen, tot het volk, [dat] [hun] geen nut zal doen. (SV)

Last. Gerichtsspraak van Godswege. Dit is het vonnis over de met schatten beladen ezels en kamelen, die men van Juda naar Egypte heeft gezonden, om Farao door rijke geschenken tot een verbond over te halen.

Jes. 30:7

Jes 30:7  Want Egypte zal ijdellijk en te vergeefs helpen; daarom heb Ik hierover geroepen: Rahab zal stilzitten. (CP[1])

Rahab. Rahab (= Grootspreker) is een poëtische naam benaming voor Egypte.

Stilzitten. Egypte zal veel rumoer maken, een denkbeeld willen geven van sterkte, van macht om te helpen, maar ten slotte toch niets doen.

Jes. 30:8

Jes 30:8  Nu [dan], ga henen, schrijf voor hen op een tafel, en teken het in een boek, opdat het blijve tot den laatsten dag, voor altoos, tot in eeuwigheid. (SV)

Schrijf voor hen op een tafel, en teken het in een boek. Schrijf voor hen, dat woord "Rahab zal stilzitten" op een tafel (Jes 8.1), en teken het in een boek, opdat het blijft voor altijd, tot lering, tot weerlegging, tot verbetering, ook voor alle latere geslachten (2 Tim 3:16). Het woord is ons overgeleverd in het boek van de profeet Jesaja, en wij lezen het eeuwig geldende woord: "verlaat u niet op sterke volken, die slechts pralen en niet helpen kunnen, want zij zijn mensen!"

Jes. 30:16

Jes 30:16  En gij zegt: Neen, maar op paarden zullen wij vluchten; daarom zult gij vluchten! En: Op snelle [paarden] zullen wij rijden; daarom zullen uw vervolgers [ook] snel zijn! (SV)

Vluchten. Voor het naderende (Assyrische) gevaar.

Daarom zullen uw vervolgers [ook] snel. De Israëlieten denken snel te kunnen ontkomen, maar hun vijanden zullen eveneens snel zijn.

Jes. 30:17

Jes 30:17  Een duizend van het schelden van enige, van het schelden van vijf zult gij [allen] vlieden; totdat gij overgelaten wordt, gelijk een mast op den top van een berg, en als een banier op een heuvel. (SV)

Het zal zijn, gelijk Israël reeds in de wet (Lev. 26:36 vv.) is verkondigd:

Le 26:36  En wie van u overgebleven zijn, zal Ik in de landen van hun vijanden angst inboezemen, zodat het geritsel van een opdwarrelend blaadje hen [al] opjagen zal. Zij zullen op de vlucht slaan alsof ze voor een zwaard op de vlucht slaan, en neervallen, terwijl niemand [hen] opjaagt. (HSV)

Een duizendtal van u zal vluchten van het schelden, op de bedreigingen van een enige, van het schelden van vijf zult u allen vluchten, totdat u overgelaten wordt, tot een klein overblijfsel bent geworden.

Jes. 30:27

Jes 30:27  Ziet, de Naam des HEEREN komt van verre, Zijn toorn brandt, en de last is zwaar; Zijn lippen zijn vol gramschap, en Zijn tong, als een verterend vuur; (SV)

Vgl. vers 18, "Jahweh is een God van het gericht".

Zijn toorn brandt ... zijn lippen zijn vol gramschap. Zie vers 30.

Zijn tong, als een verterend vuur. Zie vers 30.

Jes. 27:28

Jes 30:28  En Zijn adem is als een overlopende beek, [die] tot aan de hals toe raakt; om de heidenen te schudden met een schudding der ijdelheid, en als een misleidende toom in de kaken der volken. (CP[1])

Zijn adem is als een overlopende beek, [die] tot aan de hals toe raakt. Zie vers 30, "een vloed".

Jes. 30:30

Jes 30:30  En de HEERE zal Zijn heerlijke stem doen horen, en de nederlating Zijns arms doen zien, met grimmigheid van toorn, en een vlam van verterend vuur, stralen, en een vloed, en hagelstenen. (SV)

De HEERE zal Zijn heerlijke stem doen horen. Zie vers 31, 27.

Met grimmigheid van toorn. Vgl. vers 27.

Een vlam van verterend vuur. Zie vers 27.

Een vloed. Zie vers 28.

Jes. 30:33

Jes 30:33  Want Tofeth is van gisteren bereid; [ja], hij is ook voor den koning bereid; Hij heeft hem diep [en] wijd gemaakt, het vuur en hout van zijn brandstapel is veel; de adem des HEEREN zal hem aansteken als een zwavelstroom. (SV)

De adem des HEEREN. Zie vers 27. In vers 28 wordt 's Heren adem vergeleken bij een overlopende beek. In vers 30 is sprake van "een vlam van verterend vuur".

Bronnen

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jes. 30. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 11 aug. 2020.

Matthew Henry's commentaar bij Jes. 30:1. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 11 aug. 2020.

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 1,2 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.