Jesaja (boek)/Hoofdstuk 31
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal. Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb. |
Jesaja (boek):
- Hoofdstuk 1
- Hoofdstuk 10
- Hoofdstuk 11
- Hoofdstuk 12
- Hoofdstuk 13
- Hoofdstuk 14
- Hoofdstuk 15
- Hoofdstuk 16
- Hoofdstuk 17
- Hoofdstuk 18
- Hoofdstuk 19
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 20
- Hoofdstuk 21
- Hoofdstuk 22
- Hoofdstuk 23
- Hoofdstuk 24
- Hoofdstuk 25
- Hoofdstuk 26
- Hoofdstuk 27
- Hoofdstuk 28
- Hoofdstuk 29
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 30
- Hoofdstuk 31
- Hoofdstuk 32
- Hoofdstuk 33
- Hoofdstuk 34
- Hoofdstuk 35
- Hoofdstuk 36
- Hoofdstuk 37
- Hoofdstuk 38
- Hoofdstuk 39
- Hoofdstuk 4
- Hoofdstuk 40
- Hoofdstuk 41
- Hoofdstuk 42
- Hoofdstuk 43
- Hoofdstuk 44
- Hoofdstuk 45
- Hoofdstuk 46
- Hoofdstuk 47
- Hoofdstuk 48
- Hoofdstuk 49
- Hoofdstuk 5
- Hoofdstuk 50
- Hoofdstuk 51
- Hoofdstuk 52
- Hoofdstuk 53
- Hoofdstuk 54
- Hoofdstuk 55
- Hoofdstuk 56
- Hoofdstuk 57
- Hoofdstuk 58
- Hoofdstuk 59
- Hoofdstuk 6
- Hoofdstuk 60
- Hoofdstuk 61
- Hoofdstuk 62
- Hoofdstuk 63
- Hoofdstuk 64
- Hoofdstuk 65
- Hoofdstuk 66
- Hoofdstuk 7
- Hoofdstuk 8
- Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 31 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.
Samenvatting
Steun niet, tegen Assur, op de macht van Egypte, zonder op God te zien en Hem te vertrouwen. Hij zal de geholpene, het huis der boosdoeners (in Israël), en de helper (Egypte) doen vallen (1-3). God zal Jeruzalem verlossen en Assur door Zijn zwaard verslaan (4-9).
Jes. 31:1
Jes 31:1 Wee dengenen, die in Egypte om hulp aftrekken, en steunen op paarden, en vertrouwen op wagenen, omdat er vele zijn, en op ruiters, omdat die zeer machtig zijn; en zien niet op den Heilige Israëls, en zoeken den HEERE niet. (SV)
Paarden. De paarden van Egypte (vers 3).
Jes. 31:2
Jes 31:2 Nochtans is Hij ook wijs, en Hij doet het kwaad komen, en trekt Zijn woorden niet terug; maar Hij zal Zich opmaken tegen het huis der boosdoeners, en tegen de hulp dergenen, die ongerechtigheid werken. (SV)
Ook wijs. Hij, die alles bestuurt, is ook wijs. Dit is heilig-ironisch gezegd. Juda’s vorsten meenden wijs te zijn, door naar Egypte om hulp te vragen, maar God is wijs in geheel enige zin.
Het huis der boosdoeners. Het huis van Jakob, dat tot een huis van booswichten is geworden (Jes 1:4). De kinderen Israëls zijn 'diep afgeweken van' God (vers 6), vooral door afgoderij (vers 7).
Jes 31:6 Bekeert u tot [Hem], van Denwelken de kinderen Israëls diep afgeweken zijn. (SV)
Jes 1:4 Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten, zij hebben den Heilige Israëls gelasterd, zij hebben zich vervreemd, [wijkende] achterwaarts. (SV)
Tegen de hulp dergenen, die ongerechtigheid werken. De hulp, de bijstand wordt Egypte verwacht (vers 1, 3) door het huis der boosdoeners. Die hulp zal geheel zal verijdeld worden. "De helper zal struikelen" (vers 3).
Jes. 31:3
Jes 31:3 Want de Egyptenaren zijn mensen, en geen God, en hun paarden zijn vlees, en geen geest; en de HEERE zal Zijn hand uitstrekken, dat de helper struikelen zal, en die geholpen wordt, zal nedervallen, en zij zullen al te zamen te niet komen. (SV)
De helper. Egypte (vgl. vers 2).
Die geholpen wordt. Die op de bijstand van Egypte vertrouwt.
Jes. 31:4
Jes 31:4 Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Gelijk als een leeuw, en een jonge leeuw over zijn roof brult, wanneer ook een volle menigte der herders samengeroepen wordt tegen hem, verschrikt hij voor hun stem niet, en vernedert zich niet vanwege hun veelheid; alzo zal de HEERE der heirscharen neerdalen, om te strijden voor de berg Sion en voor haar heuvel. (CP[1])
Jeruzalem zal verlost worden, maar de ontheokratische hofpartij, die Egypte's hulp zoekt, zal beschaamd uitkomen.
Over zijn roof brult. Om die vast te houden, te beschermen.
De Heer Jezus heeft zichzelf eens vergeleken met een Sterkere die iemands bezittingen als buit wegneemt, rooft.
Lu 11:20 Als Ik echter door de vinger van God de demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God tot u gekomen. Lu 11:21 Wanneer de sterke welbewapend zijn hofstede bewaakt, zijn zijn bezittingen in vrede. Lu 11:22 Als echter iemand op hem af komt die sterker is dan hij en hem overwint, neemt die zijn hele wapenrusting waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijn buit. Lu 11:23 Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij bijeenbrengt, verstrooit. (Telos)
Elders heeft Hij zijn komst vergeleken met die van een dief in de nacht, die goederen wegrooft.
Neerdalen. Ook de Heer Jezus zal eens neerdalen, letterlijk, uit de hemel, ter verlossing van Israël (Sion), en zijn voeten zullen staan op de Olijfberg.
Om te strijden voor de berg Sion en haar heuvel. Om deze tegen de aanrukkende Assyriërs (vers 8) te verdedigen, want de berg is Zijn erfdeel, behoort Hem toe, is Zijn 'roof'.
De 'heuvel' of heuveltop is in het Hebreeuws een hoogte die minder beduidt dan een 'berg'.
Jes. 31:5
Jes 31:5 Gelijk vliegende vogels, alzo zal de HEERE der heirscharen Jeruzalem beschutten, beschuttende zal Hij haar ook verlossen, doorgaande zal Hij haar ook uithelpen. (CP[1])
Gelijke vliegende vogels ... beschutten. Gelijk deze dieren hun jongen beschermen. God stelt zijn bescherming onder twee verschillende gelijkenissen voor. Eerst de sterke leeuw, het beeld van een onverschrokken krijgsheld; vervolgens de vreesachtige vogel, een beeld van de tederste bewaring: zo sterk, moedig en onverschrokken, en tegelijk zo teder, zo moederlijk zorgend.
De Heer Jezus is èn de Leeuw van Juda èn de hen die haar kuikens beschermt (wil beschermen).
Mt 23:37 Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en hen stenigt die tot u zijn gezonden, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen bijeenverzamelen, zoals een hen haar kuikens bijeenverzamelt onder haar vleugels, en u hebt niet gewild. (Telos)
Jes. 31:6
Jes 31:6 Bekeert u tot [Hem], van Denwelken de kinderen Israëls diep afgeweken zijn. (SV)
Diep afgeweken zijn. 'Het huis der boosdoeners' (vers 2).
Jes, 31:8
Jes 31:8 En Assur zal vallen door het zwaard, niet eens mans, en het zwaard, niet eens mensen, zal hem verteren; en hij zal voor het zwaard vlieden, en zijn jongelingen zullen versmelten. (SV)
Jes 37:36 Toen voer de engel des HEEREN uit, en sloeg in het leger van Assyrie honderd vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen. (SV)
Het zwaard. Van God. Zie ook Zwaard.
Jes. 31:9
Jes 31:9 En hij zal van vreze doorgaan [naar] zijn rotssteen, en zijn vorsten zullen voor de banier verschrikken, spreekt de HEERE, die te Sion vuur, en te Jeruzalem een oven heeft. (SV)
Zijn rotssteen. Zijn sterke stad Ninevé.
Jes 37:36 Toen voer de engel des HEEREN uit, en sloeg in het leger van Assyrie honderd vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen. Jes 37:37 Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrie, en toog henen, en keerde weder; en hij bleef te Ninevé. (SV)
Zijn vorsten zullen voor de banier verschrikken. Dit kan betekenen: 1) verschrikken voor Gods standaard of banier, welke als ‘t ware opgestoken werd tot een teken voor Zijn onzichtbaar heerleger, om aan te vallen op de Assyriërs; of 2) enige banier, waardoor zij, indien zij haar slechts van verre zagen, zouden menen zich de hele Joodse natie op de hals te halen en zouden beven op de ingebeelde nadering van hun zegevierende vijanden.
Die te Sion vuur, en te Jeruzalem een oven heeft. Waardoor de vijanden verteerd worden. Zoals de mannen die door vuurvonken van de oven gedood werden toen zij de vrienden van Daniël daarin hadden geworpen.
Da 3:20 En tot de sterkste mannen van kracht, die in zijn heir waren, zeide hij, dat zij Sadrach, Mesach en Abed-nego binden zouden, om te werpen in den oven des brandenden vuurs. Da 3:21 Toen werden die mannen gebonden in hun mantels, hun broeken, en hun hoeden, en hun [andere] klederen, en zij wierpen hen in het midden van den oven des brandenden vuurs. Da 3:22 Daarom dan, dewijl het woord des konings aandreef, en de oven zeer heet was, zo hebben de vonken des vuurs die mannen, die Sadrach, Mesach en Abed-nego opgeheven hadden, gedood. (SV)
Bron
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst van het commentaar op Jes. 30 is onder wijziging verwerkt op 22 aug.