Jesaja (boek)/Hoofdstuk 62

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Jesaja (boek):


Hoofdstuk 62 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

Dit hoofdstuk verkondigt met geestdrift het heil, de heerlijkheid en de lof die Jeruzalem, de verlaten en verwoeste stad, in de toekomst geschonken zal worden.

1

Jes 62:1  Om Sions wil zal ik niet zwijgen, en om Jeruzalems wil zal ik niet stil zijn; totdat haar gerechtigheid voortkomt als een glans, en haar heil als een fakkel, die brandt. (CP[1])

In dit vers zit de stijlfiguur van de parallellie.

Om Sions wil zal ik niet zwijgen. Zie ook verzen 6-7, 11.

Totdat haar gerechtigheid voortkomt als een glans. Zie 61:10-11; 62:2

Jes 61:11  Want gelijk de aarde haar spruit voortbrengt, en gelijk een hof, hetgeen in hem gezaaid is, doet uitspruiten; alzo zal de Heere HEERE gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor al de volken. (SV)

De glans heeft haar begin in het opgaan van de Zon der gerechtigheid.

Jes 60:3  En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot den glans, die u is opgegaan. (SV)

De Heer zal Israël louteren, tot bekering en wedergeboorte brengen en met zijn gerechtigheid bekleden.

En haar heil als een fakkel. Over het heil, zie ook 61:10.

2

Jes 62:2  En de heidenen zullen uw gerechtigheid zien, en alle koningen uw heerlijkheid; en u zult met een nieuwe naam genoemd worden, welke de mond van Jahweh uitdrukkelijk noemen zal. (CP[1])

De heidenen zullen uw gerechtigheid zien. Zie vers 1 en 61:10-11.

En alle koningen uw heerlijkheid.

Jes 49:7  Alzo zegt de HEERE, de Verlosser van Israël, Zijn Heilige, tot de verachte ziel, tot Dien, aan Welken het volk een gruwel heeft, tot den Knecht dergenen, die heersen: Koningen zullen het zien en opstaan, [ook] vorsten, en zij zullen zich [voor] [U] buigen; om des HEEREN wil, Die getrouw is, om den Heilige Israëls, Die U verkoren heeft. (...)     Jes 49:23  En koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde, en zij zullen het stof uwer voeten lekken; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten. (SV)

Jes 52:15  Alzo zal Hij vele heidenen besprengen, [ja], de koningen zullen hun mond over Hem toehouden; want denwelken het niet verkondigd was, die zullen het zien, en welken het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan. (SV)

Jes 60:3  En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot den glans, die u is opgegaan. (...) Jes 60:10  En de vreemden zullen uw muren bouwen, en hun koningen zullen u dienen; want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd. Jes 60:11  En uw poorten zullen steeds openstaan, zij zullen des daags of des nachts niet toegesloten worden; opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen, en hun koningen [tot] [u] geleid worden. (...) Jes 60:16  En gij zult de melk der heidenen zuigen, en gij zult de borsten der koningen zuigen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, uw Heiland, en uw Verlosser, de Machtige Jakobs. (SV)

U zult met een nieuwe naam genoemd worden. Wellicht niet langer 'Israël' (= 'Strijder met God').

Ook de gelovige in Christus krijgt een nieuwe naam:

Opb 2:17  Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op de steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan hij die hem ontvangt. (Telos)

Ook Jezus zelf heeft (of krijgt?) een nieuwe naam.

Opb 3:12  Wie overwint, die zal Ik maken tot een pilaar in de tempel van mijn God en hij zal geenszins meer daaruit weggaan; en Ik zal op hem schrijven de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam. (Telos)

3

Jes 62:3  En gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des HEEREN, en een koninklijke hoed in de hand uws Gods. (SV)

Zie ook 61:10.

Jes 61:10 Ik ben zeer vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich als een priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een bruid zich met haar versierselen tooit. (CP[1])

Ook in dit vers 3 is de stijlfiguur van de parallellie.

4

Jes 62:4  Tot u zal niet meer gezegd worden: De verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: Het verwoeste; maar gij zult genoemd worden: Mijn lust is aan haar! en uw land: Het getrouwde; want de HEERE heeft een lust aan u, en uw land zal getrouwd worden. (SV)

Tot u zal niet meer gezegd worden: De verlatene. En volgens vers 12b zal Jeruzalem "genoemd worden de gezochte, de stad die niet verlaten is".

6

Jes 62:6  O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des HEEREN doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen! (SV)

Laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen. Zie ook verzen 1, 7, 11.

11

Jes 62:11  Ziet, de HEERE heeft doen horen, tot aan het einde der aarde: zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw Heil komt; zie, Zijn loon is met Hem, en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht. (CP[1])

Zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw Heil komt. Vergelijk het niet stilzwijgen in de verzen 1, 6-7.

Dit: "zegt aan de dochter van Sion" werd reeds vernomen bij de eerste, typische intocht van Christus in Jeruzalem (Matth. 21:5).

Mt 21:5  ‘Zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier’. (Telos)

Het einde wordt afgeschaduwd bij de aanvang, om door dit teken de hoop te versterken.

12

Jes 62:12  En zij zullen hen noemen het heilige volk, de verlosten des HEEREN; en u zult genoemd worden de gezochte, de stad die niet verlaten is. (CP[1])

Zij zullen hen noemen. Zij, de volken, zullen hen, de Israëlieten, noemen.

Het heilige volk. Door God uitverkoren en tot zijn dienst bestemd en afgezonderd.

De verlosten des HEEREN. Christus komt terug op aarde om Zijn volk te verlossen.

Jes 59:20  En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen, die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de HEERE. (SV)

Ro 11:26  en zo zal heel Israël behouden worden, zoals geschreven staat ‘Uit Sion zal de Redder komen; Hij zal de goddeloosheden van Jakob afwenden. (Telos)

U zult genoemd worden de gezochte, de stad die niet verlaten is. Zie vers 4a.

Bron

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jes. 62:11-12. Tekst hier van is onder wijziging verwerkt op 16 juni 2021.

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.