Jesaja (boek)/Hoofdstuk 14

Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 18 mrt 2020 om 11:35 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Jes. 14:1 == Jes 14:1  Want de HEERE zal Zich over Jakob ontfermen, en Hij zal Israël nog verkiezen, en Hij zal hen in hun land zett...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Jesaja (boek) > Hoofdstuk 14
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Jesaja (boek):


Hoofdstuk 14 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Jes. 14:1

Jes 14:1  Want de HEERE zal Zich over Jakob ontfermen, en Hij zal Israël nog verkiezen, en Hij zal hen in hun land zetten; en de vreemdeling zal zich tot hen vervoegen, en zij zullen het huis van Jakob aanhangen. (SV)

De volgende verzen sluiten aan op het vorige hoofdstuk. De ondergang van Babel wordt ook hier genoemd (14:4v).

Het onderhavige vers ziet op de verlossing uit de Babylonische ballingschap (vgl. vers 4). Het gedeelte Jes. 14:1v bevat ook elementen die niet vervuld zijn, maar wel een voorvervulling hebben gehad.

En zij... De vreemdelingen, die zich bij hen aansluiten.

Jes. 14:2

Jes 14:2  En de volken zullen hen aannemen, en in hun plaats brengen; en het huis Israëls zal hen erfelijk bezitten in het land des HEEREN tot knechten en tot maagden; en zij zullen gevangen houden degenen, die hen gevangen hielden, en zij zullen heersen over hun drijvers. (SV)

De rollen worden omgekeerd. Nu krijgt Gods volk de overhand over de volken. Iets van deze voorzegging is werkelijkheid geworden in de dagen van Esther, na de dood van Haman.

De volken zullen hen aannemen, en in hun plaats brengen. Dit is deels vervuld bij de verlossing uit de Babylonische ballingschap en de door Cyrus begunstigde terugkeer naar het land van Israël.

Hun plaats. Dat is ook 'het land van Jahweh'.

Tot knechten en tot maagden. Nadat Israël in 'harde dienstbaarheid' (vers 3) was geweest. Men heeft Israël doen dienen (vers 3), nu wordt Israël gediend.

Drijvers. Zie vers 4.

Jes. 14:3

Jes 14:3  En het zal geschieden ten dage, wanneer u de HEERE rust geven zal van uw smart, en van uw beroering, en van de harde dienstbaarheid, waarin men u heeft doen dienen; (SV)

De harde dienstbaarheid, waarin men u heeft doen dienen. In de ballingschap zijn Israëlieten ook aan dienstbaarheid onderworpen geweest. Nu zullen, omgekeerd, de volken Israël dienen (vers 2).

Jes. 14:4

Jes 14:4   Dan zult gij deze spreuk opnemen tegen den koning van Babel, en zeggen: Hoe houdt de drijver op? [Hoe] houdt de goudene op?

Hoe houdt de drijver op? Zie vers 2, 'drijvers'.

De goudene. Het woord staat in het vrouwelijke geslacht en schijnt een toe- en bijnaam van de Babylonische heerschappij te zijn. De ware betekenis is twijfelachtig. Het is dan ook zeer verschillend vertaald; Michaëlis: "de tot arbeid dringende gebiedster"; Dathe: "die alles met geweld ontvoerde." A. Schultens: "de verdelgster"; anderen wederom anders. Moderne vertalingen hebben 'dwingelandij' (Willibrord, NBV2004), 'dwangdienst' (Lei), 'de verdrukking' (NBG51, NaB), 'onderdrukking' (HSV). Het naast aan de letter is de overzetting van de Statenvertaling: "de goudene," dat is de rijke en prachtige.[1]

Jes. 14:7

Jes 14:7  De ganse aarde rust, zij is stil; zij maken groot geschal met gejuich. (SV)

De ganse aarde rust, zij is stil. Nu Babel gevallen is, dat haar in rep en roer stelde

Zij maken groot geschal met gejuich. Alles is in gejubel, omdat de nood voorbij is en de gevaren zijn doorgestaan. Akelig lot van een tiran: bij zijn val is alles verheugd[2].

De val van het toekomstige Babylon wordt eveneens met gejuich begroet en wel in de hemel.

Opb 18:20  Wees vrolijk over haar, hemel, en u, heiligen en apostelen en profeten, omdat God uw rechtszaak tegen haar berecht heeft. (Telos)

Opb 19:1 Hierna hoorde ik als een luide stem van een grote menigte in de hemel zeggen: Halleluja! De behoudenis en de heerlijkheid en de macht zijn van onze God! Opb 19:2  Want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde heeft verdorven met haar hoererij, en Hij heeft het bloed van zijn slaven van haar hand gewroken. Opb 19:3  En voor de tweede maal zeiden zij: Halleluja! En haar rook stijgt op tot in alle eeuwigheid. (Telos)

Jes. 14:9

Jes 14:9  Het dodenrijk beneden was beroerd om uwentwil, om [u] tegemoet te gaan, als u kwam; het wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. (CP[3])

Was beroerd. Kwam in beroering of onrust. Het dodenrijk, althans het graf, is normaal een plaats van zwijgen en rust, zoals ook Job aangeeft:

Job 3:13  Want nu zou ik nederliggen, en stil zijn; ik zou slapen, dan zou voor mij rust wezen; (Job)

Het dodenrijk had van de koning van Babel, de onoverwinnelijke wereldbeheerser niet verwacht, dat hij tot haar zou moeten nederdalen, of had hem ten minste niet zo spoedig verwacht.

Vergelijk de onrust van de overleden Samuël:

1Sa 28:15  En Samuël zeide tot Saul: Waarom hebt gij mij onrustig gemaakt, mij doende opkomen? Toen zeide Saul: Ik ben zeer beangstigd, want de Filistijnen krijgen tegen mij, en God is van mij geweken, en antwoordt mij niet meer, noch door den dienst der profeten, noch door dromen; daarom heb ik u geroepen, dat gij mij te kennen geeft, wat ik doen zal. (SV)

Om [u] tegemoet te gaan, als u kwam.

Hij wekt ... de doden op. Schudt de afgescheiden zielen wakker, doet ze ontwaken en opstaan vanwege de aankomst van de overleden koning van Babel. Om de gevallen koning in zijn midden welkom te heten.

Bokken. Hier figuurlijk gebruikt voor de (woeste) heersers, leiders.

Zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. Dit heeft geen betrekking op de levende koningen, die het bericht van de dood van de koning van Babel vernemen, maar op de gestorven koningen, die in het dodenrijk ook hun tronen hebben. Zie vers 10.

Jes. 14:10

Jes 14:10  Die allemaal zullen antwoorden, en tot u zeggen: U bent ook zwak geworden, gelijk wij, u bent ons gelijk geworden. (CP[3])

De afgescheiden koningen zullen antwoorden, wellicht met honende spot: u bent ook zwak, ziek geworden, geslagen en van het toppunt van uw onmetelijke macht naar beneden gestort tot de machteloosheid van het dodenrijk, gelijk wij.

Jes. 14:11

Jes 14:11  Uw hovaardij is in het dodenrijk neergestort, [met] het geklank van uw luiten; de maden zullen onder u gestrooid worden, en de wormen zullen u bedekken. (CP[3])

Met [het] geklank van uw luiten. Sommige vertalingen hebben 'harpen'. De muziek van het hof heeft opgehouden te klinken.

De maden ... de wormen ... Die een lijk aanvreten. Graf en dodenrijk zijn hier één. Van Herodes Agrippa I wordt meegedeeld:

Hnd 12:23  En onmiddellijk sloeg een engel van de Heer hem, omdat hij God niet de heerlijkheid gaf; en hij werd door wormen gegeten en hij stierf. (Telos)

Ook in het dodenrijk zijn ervaringen die als een knagende 'worm' aanvoelen. In de hel, het definitieve rijk van de dood (de Tweede Dood) sterft de worm van de goddelozen niet (Matth. 9:46, 48).

Mr 9:46  waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust.

Bron

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst is onder wijziging verwerkt op 18 maart 2020.  

Voetnoot

  1. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst van het commentaar door Johannes van der Palm (1763-1840) op Jes. 14:4 is onder wijziging verwerkt op 18 maart 2020.
  2. Aldus Johannes van der Palm. Zie de aanhaling in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  3. 3,0 3,1 3,2 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling