Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Jesaja (boek):


Hoofdstuk 1 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Jes. 1:2

Jes 1:2  Hoort, gij hemelen! en neem ter ore, gij aarde! want de HEERE spreekt: Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd; maar zij hebben tegen Mij overtreden. (SV)

Kinderen groot gemaakt en verhoogd. God ziet zijn volk als zijn kinderen (vgl. vers 4). Hij heeft ze grootgebracht, ja, groot gemaakt en verhoogd. Te denken valt aan de bloeitijd onder de koningen David en Salomo.

Tegen mij overtreden. zie vers 4.

Jes. 1:3

Jes 1:3  Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet. (SV)

Het tamme dier kent zijn eigenaar en de plaats van voedsel dat zijn bezitter heeft opgericht.

Krib. De Heer Jezus werd na zijn geboorte in een krib gelegd. Hij was het geestelijk voedsel dat God zijn volk gaf. Helaas heeft het volk in meerderheid Hem niet gekend.

Jes. 1:4

Jes 1:4  Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten, zij hebben den Heilige Israëls gelasterd, zij hebben zich vervreemd, [wijkende] achterwaarts. (SV)

Onwetendheid aangaande God, het gemis van Godskennis, leidt tot overtreden tegen Hem (vers 2).

De verdervende kinderen. God ziet zijn volk als zijn kinderen, vgl. vers 2.

Zij hebben zich vervreemd, [wijkende] achterwaarts. Vergelijk:

Joh 18:6  Toen Hij dan tot hen zei: Ik ben het, deinsden zij terug en vielen op de grond. (Telos)

Jes. 1:5-6

Jes 1:5  Waartoe zoudt gij meer geslagen worden? Gij zoudt des afvals des te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart is mat. Jes 1:6  Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan hetzelve; maar wonden, en striemen, en etterbuilen, die niet uitgedrukt noch verbonden zijn, en geen derzelve is met olie verzacht. (SV)

Deze verzen schetsen een zieke en geslagen toestand in een figuurlijke betekenis. De fysieke toestand (vers 7) hangt samen met de zedelijke en geestelijke toestand van het volk (vers 2v.). Koning Uzzia van Juda, onder wiens regering Jesaja leefde, moest de laatste jaren van zijn regeerperiode wegens melaatsheid in afzondering leven.

Jes. 1:9

Jes 1:9  Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden. (SV)

Juda en Jeruzalem (vers 1) zouden geheel verwoest en omgekeerd (vgl. vers 7) zijn geworden, gelijk de zondige steden Sodom en Gomorra. Als er tien rechtvaardigen in deze staden geweest waren, zouden ze gespaard zijn gebleven. Juda en Jeruzalem zondigden (vers 2, 4).

Jes. 1:10

Jes 1:10 Hoort des HEEREN woord, gij oversten van Sodom! neemt ter ore de wet onzes Gods, gij volk van Gomorra! (SV)

Juda en Jeruzalem (vers 1) worden geestelijk genoemd Sodom en Gomorra. Het eindtijdse aardse Jeruzalem wordt geestelijk genoemd 'Sodom en Egypte'.

Opb 11:8  En hun lijk zal liggen op de straat van de grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, waar ook hun Heer gekruisigd is. (Telos)

Hoort des HEEREN woord ...neemt ter ore de wet onzes Gods. Er was gebrek aan kennis van God en van Zijn wegen (vgl. vers 3).