Jesaja (boek)/Hoofdstuk 53

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Jesaja 53)
Jesaja (boek) > Hoofdstuk 53
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Jesaja (boek):


Hoofdstuk 53 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

Jesaja doet een weinig geloofd verslag van de nederige en lijdende knecht van Jahweh, die onze smarten en ongerechtigheden heeft gedragen en zijn ziel heeft uitgestort in de dood. Jesaja wijst op de ernstige miskenning door zijn volk met betrekking tot deze knecht van Jahweh. Gods welbehagen zal door zijn knecht voortgaan. Deze Rechtvaardige zal velen rechtvaardig maken en verzadigd worden met de vrucht van zijn moeitevolle arbeid.

Jes. 53:1

Jes 53:1  Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard? (SV)

Onze prediking. De boodschap van heil en van het koningschap van God:

Jes 52:6  Daarom [zal] Mijn volk, daarom zal het Mijn Naam in dien dag kennen, dat Ik het Zelf ben, Die spreekt: Zie, [hier] ben Ik.  Jes 52:7 Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die den vrede doet horen; desgenen, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen; desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning. Jes 52:8  Er is een stem uwer wachters; zij verheffen de stem, zij juichen te zamen; want zij zullen oog aan oog zien, als de HEERE Sion wederbrengen zal.  Jes 52:9  Maakt een geschal, juicht te zamen, gij woeste plaatsen van Jeruzalem! want de HEERE heeft Zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. Jes 52:10  De HEERE heeft Zijn heiligen arm ontbloot voor de ogen aller heidenen; en al de einden der aarde zullen zien het heil onzes Gods. (Telos)

Wie heeft ... geloofd? Want "wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was." (vers 4). Men geloofde niet deze Jezus de Messias was.

Aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard? Zie 52:10.

Jes 52:10  De HEERE heeft Zijn heiligen arm ontbloot voor de ogen aller heidenen; en al de einden der aarde zullen zien het heil onzes Gods. (Telos)

Jes. 53:2

Jes 53:2  Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. (SV)

Als een rijsje ... als een wortel. Een onaanzienlijk begin.

Uit een dorre aarde. Er komt niettemin iets goeds tevoorschijn.

Geen gedaante noch heerlijkheid ... geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. Saul had als voordeel een grote gestalte en het volk was geestdriftig over hem. Jezus had een eenvoudig, niet-koninklijk voorkomen (ofschoon zijn gedrag moreel verheven was). Van Johannes de Doper zei hij:

Lu 7:25  Maar wat bent u gaan zien? Een mens in zachte kleren gekleed? Zie, zij die prachtig gekleed gaan en in weelde leven, zijn in de paleizen. (Telos)

Ook de Heer ging niet prachtig gekleed. Van zijn afschuwelijk aanzien voor het volk bij Pilatus en aan het kruis sprak 52:14.

Jes .53:3

Jes 53:3  Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en [eenieder] was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. (CP[1])

Een Man van smarten. Zie vers 4.

En [eenieder] was als verbergende het aangezicht voor Hem. Hij was, als gevolg van zijn verwondingen, zijn vernedering, zijn deerniswekkende toestand, niet om aan te zien. Velen ontzetten zich over hem (52:14).

Jes 52:14  Gelijk als velen zich over u ontzet hebben, alzo verdorven was Zijn gelaat, meer dan van iemand, en Zijn gedaante, meer dan van [andere] mensenkinderen; (SV)

Lu 23:27  Nu volgde Hem een grote massa van het volk en van vrouwen die weeklaagden en klaagliederen over Hem zongen. (Telos)

Lu 23:49  Al zijn bekenden nu stonden op een afstand, ook de vrouwen die Hem waren gevolgd van Galilea, en zagen dit aan. (Telos)

Toen Mozes met God op de berg Sinaï gesproken had en terugkeerde tot het volk Israël, glinsterde het vel van zijn gezicht. Het maakte de Israëlieten bang (Ex. 34:30). Daarom bedekte Mozes zijn aangezicht voor hen (Ex. 34:33-35). Gods heerlijkheid straalde af op het aangezicht van Mozes. Dat was moeilijk aan te zien voor de Israëlieten. De geschonden gedaante van de lijdende Heiland, het tegendeel van een glinsterend gelaat, was moeilijk aan te zien.

Jes. 53:4

Jes 53:4  Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. (SV)

Hij heeft onze krankheden op Zich genomen. Dit woord is niet vervuld aan het kruis, maar bij de genezingen die de Heer verrichtte.

Mt 8:16  Toen het nu avond was geworden, brachten zij tot Hem vele bezetenen, en Hij dreef de geesten uit met een woord en Hij genas alle lijdenden, Mt 8:17  opdat vervuld werd wat gesproken is door de profeet Jesaja, die zei: ‘Hijzelf heeft onze zwakheden op Zich genomen en onze ziekten gedragen’. (Telos)

Onze smarten heeft Hij gedragen. Zie vers 3: "een Man van smarten". Doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Hoe groot was deze vergissing aan de zijde van de Israëlieten. Zij meenden dat God hem strafte om zijn zonden. Het volgende vers 5 maakt echter duidelijk dat Jezus weliswaar gestraft werd, maar niet om zonden die Hij gedaan zou hebben.

Jes 53:8  Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding van Mijn volks is de plaag op Hem geweest. (CP[1])

Jes. 53:5

Jes 53:5  Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. (CP[1])

Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld. Dus niet om overtredingen die Hij begaan zou hebben, gelijk wij meenden (vers 4).

De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem. Christus heeft voor onze geleden en voldaan heeft en zo voor ons verzoening en vrede verkregen.

In onze plaats werd hij gestraft. Dit betekent niet dat Hij dezelfde straffen geleden heeft, welke zij voor wie Hij voldeed, verdiend hadden. Want als het woord van de profeet zó moest worden opgevat, "dan zou er uit volgen, dat Christus eeuwig in de hel had moeten blijven en daar een bijna een eindeloos aantal verdoemenissen moeten ondergaan"[2]. Want de prijs die door Christus betaald is, moet niet worden afgemeten naar de veelheid, de soort of de duur van de straffen; maar naar de waardigheid van de persoon die leed en naar de liefde met welke Hij heeft geleden. De Heer Jezus heeft zowel naar de inwendige mens als naar het lichaam geleden. Ook zijn lichaamssmart was van oneindige waarde.[3]

Door zijn striemen is onze genezing geworden. Merk de parallellie op: straf → vrede, striemen → genezing. Onder de (figuurlijke) vleugels van de verschenen Heiland zal genezing zijn.

Mal 4:2  Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren. (SV)

Jes. 53:7

Jes 53:7  Gekweld werd Hij, en Hij liet zich verdrukken; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een ooi, die stom is voor het aangezicht van haar scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open. (CP[1])

Gekweld werd Hij, en Hij liet zich verdrukken. Deze vertaling is ontleend aan J.J. van Oosterzee (19e eeuw)[4].

Mt 26:67  Toen spuwden zij Hem in het gezicht en sloegen Hem met vuisten, Mt 26:68  en zij gaven Hem kaakslagen en zeiden: Profeteer ons, Christus, wie is het die U heeft geslagen? (Telos)

Mr 14:65  En sommigen begonnen Hem te bespuwen en zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaren sloegen Hem in het gezicht. (Telos)

Doch Hij deed Zijn mond niet open.

Mt 26:63  Jezus echter zweeg. En de hogepriester antwoordde en zei tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God! (Telos)

Mt 27:12  En toen Hij door de overpriesters en oudsten werd beschuldigd, antwoordde Hij niets. (Telos)

Mt 27:14  En Hij antwoordde hem op geen enkel woord, zodat de stadhouder zich zeer verwonderde. (Telos)

Als een lam werd Hij ter slachting geleid. Johannes de Doper zal hem later zien als het Lam van God (Joh. 1:29, 36).

Joh 1:29  De volgende dag zag hij Jezus naar zich toe komen en zei: Zie, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. (Telos)

In het laatste Bijbelboek verschijnt Hij als "een Lam, staande als geslacht" (Opb. 5:6)

Opb 5:6  En ik zag in het midden van de troon en van de vier levende wezens en in het midden van oudsten een Lam staan als geslacht; het had zeven horens en zeven ogen, welke zijn de zeven Geesten van God, uitgezonden over de hele aarde. (Telos)

Vergelijk:

Jer 11:19  En ik was als een lam, [als] een os, die geleid wordt om te slachten; want ik wist niet, dat zij gedachten tegen mij dachten, [zeggende]: Laat ons den boom met zijn vrucht verderven, en laat ons hem uit het land der levenden uitroeien, dat zijn naam niet meer gedacht worde. (SV)

Jes. 53:8

Jes 53:8  Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding van Mijn volks is de plaag op Hem geweest. (CP[1])

Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen. Hij heeft de angst en het gericht doorstaan totdat hij zijn geest overgaf in de handen van Zijn vader en stierf.

Mt 26:37  En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeus mee en begon bedroefd en zeer beangst te worden. (Telos)

Mr 14:33  En Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met Zich mee. En Hij begon ontsteld en zeer beangst te worden, (Telos)

Ps 22:12  (22-13) Vele varren hebben mij omsingeld, sterke [stieren] van Basan hebben mij omringd. Ps 22:13  (22-14) Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, [als] een verscheurende en brullende leeuw. (...) Ps 22:16  (22-17) Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven. (...) Ps 22:20  (22-21) Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds.  Ps 22:21  (22-22) Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen. (SV)

Wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Zijn leeftijd, toen hij stierf, was ongeveer 34 jaar. De leeftijd wordt nergens vermeld. Is de plaag op Hem geweest.

Jes 53:4  Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. (SV)

Jes. 53:9

Jes 53:9  En men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. (CP[1])

Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld. Hij is "met de overtreders geteld geweest" (12). Men dacht zijn lichaam ergens te dumpen, zoals men met de lijken van goddelozen deed.

En Hij is bij de rijk in Zijn dood geweest. Hij is begraven in het graf van de rijke, namelijk Jozef van Arimathea. God beschikte anders dan de toeleg van de mensen. Het is alsof God hem eer wilde bewijzen door zijn zoon een fatsoenlijke begrafenis te verzorgen. De reden wordt vermeld: "omdat Hij geen enz."

Omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. De Heer Jezus is zedelijk volkomen geweest, in woord (geen bedrog) en werk (geen onrecht doende). Verschrikkelijk dat mensen, wij mensen, hem ook in zijn dood wilden vernederen en zijn graf bij de goddelozen wilden stellen.

Jes. 53:10

Jes 53:10  Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft [Hem] krank gemaakt; als Zijn ziel Zich [tot] een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. (SV)

Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen. Het behaagde de HEERE zijn zoon een betere begrafenis te beschikken (vers 9), maar het behaagde Hem ook om Jezus te verbrijzelen. Hoe kan God behagen hebben in het verbrijzelen van een rechtvaardige? Dat schijnt onverenigbaar. Was Jezus dan toch onrechtvaardig? Hebben de Joden gelijk als zij menen dat Jezus een valse Messias was, een valse profeet, en dat hij om zijn goddeloosheid gestraft is, "wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was" (vers 4). Nee, ze hebben niet gelijk. Gods behagen om zijn zoon te verbrijzelen was een afgeleid behagen, dat is: afgeleid van zijn behagen in onze redding en gelukzaligheid. Zie de woorden in dit vers "Het welbehagen des HEEREN zal ... voortgaan". God zal door Jezus lijden en sterven tot Zijn doel komen.

Jes 53:5  Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. (SV)

Als Zijn ziel Zich [tot] een schuldoffer gesteld zal hebben. Niet voor zijn eigen schuld, want hij was zonder schuld. Voor onze schuld, om die te betalen, bracht hij een offer, het offer van zichzelf, van zijn eigen ziel, van zijn eigen leven. Zo zal Hij zaad zien. Jezus is ongehuwd en kinderloos gestorven. Maar Hij zal nageslacht zien, geestelijk nakroost: mensenkinderen die in Hem geloven en met Hem hun weg gaan. Zo was Onésimus een geestelijk kind van Paulus, een kind dat hij door de dienst van God in het evangelie heeft verwekt.

Flm 1:10  Ik doe een beroep op u aangaande mijn kind dat ik in mijn gevangenschap heb verwekt, Onesimus, (Telos)

En de Heer zal ook een bruid en een vrouw zien, de Gemeente.

Dit deze woorden, "zo zal Hij zaad zien", onderstellen dat Hij weer levend wordt, uit de dood zal verrijzen en kinderen zal krijgen. Ook de volgende woorden onderstellen dat.

Hij zal de dagen verlengen. Tot in lengte van dagen, tot in eeuwigheid zal Hij leven.

Het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. God komt door de dienst van de Heer Jezus Christus tot Zijn doel en de vervulling van Zijn welbehagen.

Jes. 53:11

Jes 53:11  Om de arbeid van Zijn ziel zal Hij het zien, [en] verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. (CP[1])

Zal Hij het zien. Lett. "De arbeid van zijn ziel zal Hij zien." Zie vers 10. Hij zal de vrucht van zijn arbeid zien en de dagen verlengen.

Verzadigd worden. Zijn loon, de opbrengst van zijn arbeid is groot. Gelijk een landbouwer verzadigd wordt van de overvloedige vrucht van zijn arbeid. Wij zijn Gods akker.

1Co 3:9  Want Gods medearbeiders zijn wij, Gods akker, Gods gebouw bent u. (Telos)

Wellicht houdt de verzadiging verband met de "velen", die hij rechtvaardig zal maken en met het "deel van velen" (vers 12) dat hij zal ontvangen. Door zijn kennis. Herziene Statenvertaling: "door de kennis van Hem" (van God? Onduidelijke vertaling).

Jes 52:13  Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden. (SV)

Zijn kennis van (1) Gods heiligheid, de eisen van Diens gerechtigheid, (2) onze ongerechtigheden, (3) de wijze waarop de kloof tussen God en de zondaar overbrugd worden kan, hoe de mens met God verzoend kan worden en rechtvaardig gemaakt kan worden. Mijn Knecht.

Jes 52:13  Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden. (SV)

De Rechtvaardige. Vgl. vers 9: "omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is".

Want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. Hij maakt hen rechtvaardig door hun ongerechtigheden weg te nemen en ze zelf te dragen. Vers 4: "onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen".

Jes. 53:12

Jes 53:12  Daarom zal Ik Hem een deel geven met groten, en met machtigen zal hij de buit delen, omdat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in de dood, en met de overtreders is geteld geweest, en Hij veler zonden gedragen heeft, en voor de overtreders gebeden heeft. (CP[1])

Ook dit vers onderstelt dat Christus uit de doden is opgewekt, nadat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood.

Groten ... machtigen. Onduidelijk is wie deze zijn. Misschien engelen.

Heb 2:9  maar wij zien Jezus, die een weinig minder dan de engelen gemaakt was vanwege het lijden van de dood met heerlijkheid en eer gekroond, opdat Hij door de genade van God voor alles de dood smaakte. (Telos)

Ps 103:20  Loof de HEERE, [u], Zijn engelen, sterke helden, die Zijn woord uitvoeren, gehoorzaam aan het woord dat Hij spreekt. (HSV)

Zijn ziel. Ook in vers 11.

Met de overtreders is geteld geweest. Met twee misdadigers werd Hij gekruisigd.

Jes 53:9  En men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. (SV)

Muziekvideo

Een Nederlands christelijk koor zingt een gedeelte uit Messiah van Händel, dat genomen is uit Jes. 53:4-5.

Surely He hath borne our griefs. Youtube.com: Christelijk Koor Jigdaljahu, 12 april 2024. Duur: 3 min. 1 sec.

Meer weten

The mysterious prophecy of Isaiah 53, Engelstalig video met Nederlandse ondertiteling. Duur: 29 minuten. Uitgebreide bespreking van Jesaja hoofdstuk 53. De opvatting van de oude Rabijnen en de Essenen wordt ook weergegeven.  

The forbidden chapter, Hebreeuwse video met Nederlandse ondertiteling. Duur: 10 minuten. Mensen op straat in Israël worden geconfronteerd met 'het verboden hoofdstuk' in de Tenach (Oude Testament), namelijk hoofdstuk 53 van het boek Jesaja. Dit hoofdstuk wordt in de synagoge opzettelijk niet gelezen.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. Th. F. Bensdorp, Apologetica. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Blz. 280.
  3. Th. F. Bensdorp, Apologetica. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Blz. 280. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 19 juli 2023.
  4. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).