Jesaja (boek)/Hoofdstuk 29

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 1 aug 2020 om 08:37 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Samenvatting == Voorzegging van de belegering, vernedering en ondergang van Jeruzalem door de heidenen. == Jes. 29:1 == Jes 29:1 Wee...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Jesaja (boek) > Hoofdstuk 29
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Jesaja (boek):


Hoofdstuk 29 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

Voorzegging van de belegering, vernedering en ondergang van Jeruzalem door de heidenen.

Jes. 29:1

Jes 29:1 Wee Ariël, Ariël! de stad, [waarin] David gelegerd heeft; voegt jaar bij jaar; laat ze feestoffers slachten. (SV)

Ariël. "Leeuw van God" betekent de naam. Zie Ariël. Het is een zinnebeeldige benaming van de stad Jeruzalem, die belegerd zal worden (vers 7). Jeruzalem was de grootse hoofdstad van het koninkrijk Juda. Jacob zegende zijn zoon Juda en noemde hem een 'jonge leeuw'.

Ge 49:9 Juda is een leeuwenwelp; van [je] prooi ben je opgestaan, mijn zoon. Hij heeft zich gekromd, zich als een leeuw neergelegd, als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan? Ge 49:10 De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen. (HSV)

De leeuw werd het symbool van de stam Juda. Bij de Sinaï komt de stam Juda aan het hoofd van het leger voor, zij gaan aan de spits, Num. 2 : 3-9; deze stam had het grootste aantal strijdbare mannen, Num. 1 : 27, 26 : 22.

De stad. Uit het zinsverband blijkt dat Jeruzalem bedoeld wordt

[Waarin] David gelegerd heeft. De grote koning David had de stad vroeger belegerd en veroverd op de Jebusieten en daarin gewoond.

Voegt jaar bij jaar; laat ze feestoffers slachten. Leeft zorgeloos en feestend voort.

Jes. 29:2

Jes 29:2  Evenwel zal Ik Ariel beangstigen, en er zal treuring en droefheid wezen, en [die] [stad] zal Mij gelijk Ariel zijn. (SV)

Evenwel. Niettegenstaande de zorgeloosheid, vrolijkheid en feesten van Jeruzalem (vers 1b).

Beangstigen. Zie ook vers 7.

Jes. 29:7

Jes 29:7  En gelijk de droom van een nachtgezicht is, [alzo] zal de veelheid aller heidenen zijn, die tegen Ariel strijden zullen; zelfs allen, die tegen haar en haar vestingen strijden, en haar beangstigen zullen. (SV)

Beangstigen. Zie vers 2.