Jesaja (boek)/Hoofdstuk 29
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal. Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb. |
Jesaja (boek):
- Hoofdstuk 1
- Hoofdstuk 10
- Hoofdstuk 11
- Hoofdstuk 12
- Hoofdstuk 13
- Hoofdstuk 14
- Hoofdstuk 15
- Hoofdstuk 16
- Hoofdstuk 17
- Hoofdstuk 18
- Hoofdstuk 19
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 20
- Hoofdstuk 21
- Hoofdstuk 22
- Hoofdstuk 23
- Hoofdstuk 24
- Hoofdstuk 25
- Hoofdstuk 26
- Hoofdstuk 27
- Hoofdstuk 28
- Hoofdstuk 29
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 30
- Hoofdstuk 31
- Hoofdstuk 32
- Hoofdstuk 33
- Hoofdstuk 34
- Hoofdstuk 35
- Hoofdstuk 36
- Hoofdstuk 37
- Hoofdstuk 38
- Hoofdstuk 39
- Hoofdstuk 4
- Hoofdstuk 40
- Hoofdstuk 41
- Hoofdstuk 42
- Hoofdstuk 43
- Hoofdstuk 44
- Hoofdstuk 45
- Hoofdstuk 46
- Hoofdstuk 47
- Hoofdstuk 48
- Hoofdstuk 49
- Hoofdstuk 5
- Hoofdstuk 50
- Hoofdstuk 51
- Hoofdstuk 52
- Hoofdstuk 53
- Hoofdstuk 54
- Hoofdstuk 55
- Hoofdstuk 56
- Hoofdstuk 57
- Hoofdstuk 58
- Hoofdstuk 59
- Hoofdstuk 6
- Hoofdstuk 60
- Hoofdstuk 61
- Hoofdstuk 62
- Hoofdstuk 63
- Hoofdstuk 64
- Hoofdstuk 65
- Hoofdstuk 66
- Hoofdstuk 7
- Hoofdstuk 8
- Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 29 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.
Samenvatting
Voorzegging van de belegering, vernedering en ondergang van Jeruzalem door de heidenen.
Jes. 29:1
Jes 29:1 Wee Ariël, Ariël! de stad, [waarin] David gelegerd heeft; voegt jaar bij jaar; laat ze feestoffers slachten. (SV)
Ariël. "Leeuw van God" betekent de naam. Zie Ariël. Het is een zinnebeeldige benaming van de stad Jeruzalem, die belegerd zal worden (vers 7). Jeruzalem was de grootse hoofdstad van het koninkrijk Juda. Jacob zegende zijn zoon Juda en noemde hem een 'jonge leeuw'.
Ge 49:9 Juda is een leeuwenwelp; van [je] prooi ben je opgestaan, mijn zoon. Hij heeft zich gekromd, zich als een leeuw neergelegd, als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan? Ge 49:10 De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen. (HSV)
De leeuw werd het symbool van de stam Juda. Bij de Sinaï komt de stam Juda aan het hoofd van het leger voor, zij gaan aan de spits, Num. 2 : 3-9; deze stam had het grootste aantal strijdbare mannen, Num. 1 : 27, 26 : 22.
De stad. Uit het zinsverband blijkt dat Jeruzalem bedoeld wordt
[Waarin] David gelegerd heeft. De grote koning David had de stad vroeger belegerd en veroverd op de Jebusieten en daarin gewoond.
Voegt jaar bij jaar; laat ze feestoffers slachten. Leeft zorgeloos en feestend voort.
Jes. 29:2
Jes 29:2 Evenwel zal Ik Ariel beangstigen, en er zal treuring en droefheid wezen, en [die] [stad] zal Mij gelijk Ariel zijn. (SV)
Evenwel. Niettegenstaande de zorgeloosheid, vrolijkheid en feesten van Jeruzalem (vers 1b).
Beangstigen. Zie ook vers 7.
Jes. 29:7
Jes 29:7 En gelijk de droom van een nachtgezicht is, [alzo] zal de veelheid aller heidenen zijn, die tegen Ariel strijden zullen; zelfs allen, die tegen haar en haar vestingen strijden, en haar beangstigen zullen. (SV)
Beangstigen. Zie vers 2.