Genesis/Hoofdstuk 46: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Genesis > Hoofdstuk 46
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Gen. 46:1 == Ge 46:1 En Israël verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan de God van zijn v...')
 
 
(6 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
{{Commentaar hoofdstuk}}
{{Commentaar hoofdstuk}}

== Samenvatting ==
In 't kort: Jakob in Egypte. Of, met iets meer woorden: Jakob vertrekt met zijn huisgezin naar Egypte en ontmoet Jozef. — Israël gaat met al de zijnen naar Egypte. Hij offert te Berseba, waar hij vervolgens door God wordt bemoedigd (1-7). De namen van zijn zonen en kleinzonen, met hem zelf mee zeventig in getal (8-27). In Gosen gekomen, wordt hij door Jozef onder tranen begroet (28-30). Deze raadt zijn broeders, wat zij Farao moeten zeggen, om vergunning te krijgen tot verblijf in Gosen (31-34).


== Gen. 46:1 ==
== Gen. 46:1 ==
Regel 10: Regel 13:


== Gen. 46:8-25 De zielen van Jakobs huis die in Egypte kwamen ==
== Gen. 46:8-25 De zielen van Jakobs huis die in Egypte kwamen ==
{{Jakob nageslacht}}
{{Jakob nageslacht bij Lea}}
{{Jakob nageslacht bij Zilpa}}
{{Jakob nageslacht bij Rachel}}
{{Jakob nageslacht bij Bilha}}

== Gen. 46:29 ==
Ge 46:29  Toen spande Jozef zijn wagen aan, en toog op, zijn vader Israël tegemoet naar Gosen; en als hij zich aan hem vertoonde, zo viel hij hem aan zijn hals, en weende lang aan zijn hals. (SV)
'''Weende lang.'''


== Gen. 46:30 ==
== Gen. 46:30 ==
Regel 21: Regel 31:


== Gen. 46:34 ==
== Gen. 46:34 ==
Ge 46:34  Zo zult gij zeggen: Uw knechten zijn mannen, die van onze jeugd af tot nu toe met vee omgegaan hebben, zo wij als onze vaders; opdat gij in het land Gosen moogt wonen; want alle schaapherder is den Egyptenaren een gruwel. (SV)
Ge 46:34  Zo zult u zeggen: Uw knechten zijn mannen, die van onze jeugd af tot nu toe met vee omgegaan hebben, zo wij als onze vaders; opdat u in het land Gosen moogt wonen; want alle schaapherder is de Egyptenaren een gruwel. (CP<ref name=":0" />)
'''Met vee omgegaan hebben.''' Het woord 'schaapherder' moesten ze tegenover farao vermijden.
'''Met vee omgegaan hebben.''' Het woord 'schaapherder' moesten, zo lijkt het, ze tegenover farao vermijden. Jozef echter boodschapte Farao dat zijn familie "met hun schapen en hun runderen" (47:1) waren gekomen. En op de vraag wat hun beroep antwoordden vijf broers van Jozef: "Uw knechten zijn schaapherders, zowel wij als onze vaders" (47:3).

'''Alle schaapherder is de Egyptenaren een gruwel.''' Wel waren er schapen in Egypte (47:17).


== Voetnoot ==
== Voetnoot ==

Huidige versie van 23 apr 2021 om 13:21

Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 46 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

In 't kort: Jakob in Egypte. Of, met iets meer woorden: Jakob vertrekt met zijn huisgezin naar Egypte en ontmoet Jozef. — Israël gaat met al de zijnen naar Egypte. Hij offert te Berseba, waar hij vervolgens door God wordt bemoedigd (1-7). De namen van zijn zonen en kleinzonen, met hem zelf mee zeventig in getal (8-27). In Gosen gekomen, wordt hij door Jozef onder tranen begroet (28-30). Deze raadt zijn broeders, wat zij Farao moeten zeggen, om vergunning te krijgen tot verblijf in Gosen (31-34).

Gen. 46:1

Ge 46:1 En Israël verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan de God van zijn vader Izak. (CP[1])

Aan de God van zijn vader Izak. Zie hoe God zich dienovereenkomstig aan Jakob voorstelt in vers 3.

Gen. 46:3

Ge 46:3  En Hij zeide: Ik ben die God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten. (SV)

Ik ben die God, Uws vaders God. Zie vers 1.

Gen. 46:8-25 De zielen van Jakobs huis die in Egypte kwamen

Nageslacht van Jakob bij Lea
  • Jakob bij Lea:
    • Ruben ⇛ Rubenieten
    • Simeon
      • Jemuël, Nemuël of Nemoeël, ⇛ Nemuëlieten of Nemoeëlieten
      • Jamin, ⇛ Jaminieten
      • Ohad
      • Jachin of Jakin, ⇛ Jachinieten of Jakinieten
      • Zohar, Zerah of Zérach, ⇛ Zerahieten of Zarchieten
      • Saul, Sjaoel ⇛ Saulieten of Sjaoelieten
    • Levi ⇛ Levieten
    • Juda
      • Er
      • Onan
      • Sela of Sjela, ⇛ Selanieten of Sjelanieten
      • Perez of Fares, ⇛ Perezieten of Farsieten
        • Hezron of Esron, ⇛ Hezronietenof Esronieten
        • Hamul of Chamoel, ⇛ Hamulieten of Chamoelieten
      • Zerah of Zara, ⇛ Zerahieten of Zarieten
    • Issaschar, ⇛ Issakarieten
      • Tola of Thola, ⇛ Tolaïeten
      • Pua, of Puva of Poewwa, ⇛ Punieten of Poewwieten
      • Job, Jasub, Jasib of Jasjoeb, ⇛ Jasubieten of Jasjoebieten
      • Simron of Sjimron, ⇛ Simronietenof Sjimronieten
    • Zebulon, ⇛ Zebulonieten of Zabulonieten
      • Séred, ⇛ Seredieten of Sardieten
      • Elon, ⇛ Elonieten
      • Jahleël of Jachleël, ⇛ Jahleëlieten of Jachleëlieten
    • Dina, dochter.
Nageslacht van Jakob bij Zilpa
  • Jakob bij Zilpa:
    • Gad, ⇛ Gadieten
      • Zifjon, Zefon of Sefon, ⇛ Zefonieten of Sefonieten
      • Haggi of Chaggi, ⇛ Haggieten of Chaggieten
      • Suni of Sjoeni, ⇛ Sunieten of Sjoenieten
      • Ezbon, Ezbor of Ozni, ⇛ Oznieten
      • Eri of Heri, ⇛ Erieten of Herieten
      • Arodi of Arod, ⇛ Arodieten
      • Areli, ⇛ Arelieten
    • Aser
      • Jimna of Imna, ⇛ Imnaïeten if Jimnaïeten
      • Jisva
      • Jisvi, Isvi of Jisjwi, ⇛ Isvieten of Jsjwieten
      • Beria, ⇛ Beriïeten
        • Heber of Chéber, ⇛ Heberieten of Chebrieten
        • Malkiël of Malchiël, ⇛ Malkiëlieten of Malchiëlieten
      • Serah of Sérach, dochter
Nageslacht van Jakob bij Rachel
  • Jakob bij Rachel:
    • Jozef, gehuwd met Asnath
      • Manasse, ⇛ Manassieten
        • Machir of Makir, ⇛ Machirieten of Makirieten
          • Gilead of Gilad, ⇛ Gileadieten of Giladieten
            • Jezer of Iézer, ⇛ Jezerieten of Iëzerieten
            • Helek of Chélek, ⇛ Hekelieten of Chelkieten
            • Asriël, ⇛ Asriëlieten
            • Sechem of Sjékem, ⇛ Sechemieten of Sjikmieten
            • Semida of Sjemida, ⇛ Semidaïeten of Sjemidaïeten
            • Hefer of Chéfer, ⇛ Heferieten of Chefrieten
      • Efraïm, ⇛ Efraïmieten
        • Setulah of Sjoetélach, ⇛ Sutelahieten of Sjoetalchieten
        • Becher of Béker, ⇛ Becherieten of Bakrieten
        • Tahan of Táchan, ⇛ Tahanieten of Tachanieten
    • Benjamin
Nageslacht van Jakob bij Bilha
  • Jakob bij Bilha
    • Dan
      • Suham of Sjoecham, ⇛ Suhamieten of Sjoechamieten
      • Husim
    • Naftali, ⇛ Naftalieten of Neftalieten
      • Jahzeël of Jachseël, ⇛ Jahzeëlieten of Jachseëlieten
      • Guni of Goeni, ⇛ Gunieten of Goenieten
      • Jezer of Jéser, ⇛ Jezerieten of Jisrieten
      • Sillem of Sjillem, ⇛ Sillemieten of Sjillimieten

Gen. 46:29

Ge 46:29  Toen spande Jozef zijn wagen aan, en toog op, zijn vader Israël tegemoet naar Gosen; en als hij zich aan hem vertoonde, zo viel hij hem aan zijn hals, en weende lang aan zijn hals. (SV)

Weende lang.

Gen. 46:30

Ge 46:30  En Israël zei tot Jozef: Dat ik nu sterve, nadat ik jouw aangezicht gezien heb, dat jij nog leeft! (CP[1])

Dat jij nog leeft. Dat zal ook de ervaring worden van Israël ten aanzien van Jezus.

Gen. 46:31

Ge 46:31  Daarna zeide Jozef tot zijn broederen, en tot zijns vaders huis: Ik zal optrekken en Farao boodschappen, en tot hem zeggen: Mijn broeders en het huis mijns vaders, die in het land Kanaän waren, zijn tot mij gekomen. (CP[1])

Mijn broeders en het huis van mijn vader ... zijn tot mij gekomen. Dat zal ook aan Jezus gebeuren, wanneer Israël tot hem komt.

Gen. 46:34

Ge 46:34  Zo zult u zeggen: Uw knechten zijn mannen, die van onze jeugd af tot nu toe met vee omgegaan hebben, zo wij als onze vaders; opdat u in het land Gosen moogt wonen; want alle schaapherder is de Egyptenaren een gruwel. (CP[1])

Met vee omgegaan hebben. Het woord 'schaapherder' moesten, zo lijkt het, ze tegenover farao vermijden. Jozef echter boodschapte Farao dat zijn familie "met hun schapen en hun runderen" (47:1) waren gekomen. En op de vraag wat hun beroep antwoordden vijf broers van Jozef: "Uw knechten zijn schaapherders, zowel wij als onze vaders" (47:3).

Alle schaapherder is de Egyptenaren een gruwel. Wel waren er schapen in Egypte (47:17).

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.